7 Motivering van de straf
De officier van justitie heeft ter zake van de door haar bewezen geachte feiten gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaar met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de doodslag van [slachtoffer] . [slachtoffer] had verdachte onderdak aangeboden en is uiteindelijk in zijn eigen woning op uiterst brute en excessief gewelddadige wijze om het leven gebracht door verdachte. [slachtoffer] was een al wat ouder, tenger gebouwd persoon, die – volgens de omschrijving van zijn broer – geen enkele vorm van agressie in zich had. Hij was een weerloos slachtoffer, niet in staat zich tegen de onverhoedse opeenstapeling van geweld jegens hem te verdedigen. Op basis van de veelheid aan in- en uitwendig letsel, kan het niet anders zijn dan dat verdachte vaak en hard heeft geslagen, gestompt en geschopt tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer] . Aan de gevolgen van deze geweldsexplosies is [slachtoffer] overleden.
Verdachte heeft [slachtoffer] het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt ontnomen: het recht op leven. Voor de nabestaanden is de wijze waarop hij om het leven is gebracht zeer moeilijk om te aanvaarden en te verwerken, zo blijkt ook uit de door de broer van [slachtoffer] ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Verdachte heeft de nabestaanden, de broer van [slachtoffer] , maar ook zijn moeder die aan het eind van haar leven het verlies van haar zoon heeft moeten meemaken, onherstelbaar leed toegebracht. De nabestaanden moeten leven met de wetenschap dat [slachtoffer] in de laatste minuten van zijn leven pijn heeft geleden en angstig moet zijn geweest. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan brandstichting in de woning van [slachtoffer] . Verdachte heeft getracht zijn sporen te wissen door het stichten van brand. Als gevolg van de brand is het appartementencomplex, waar de woning deel van uitmaakt, ontruimd. Ten tijde van de brand lagen sommige bewoners, waaronder kinderen, te slapen. Dat de bewoners hun woningen nog op tijd hebben kunnen verlaten en dat er geen dodelijke of (zwaar) gewonde slachtoffers zijn gevallen is niet aan het handelen van verdachte te danken. Veel bewoners hebben psychische schade opgelopen als gevolg van de brand. Velen van hen beschrijven een gevoel van onveiligheid en angst om plotseling weer te kunnen worden overvallen door brand. Veel woningen zijn geruime tijd onbewoonbaar geweest en veel huisraad is onbruikbaar geworden. De rechtbank rekent verdachte de brandstichting zwaar aan. In een poging om zelf niet gepakt te worden heeft verdachte de belangen van alle omwonenden volledig veronachtzaamd.
De feiten waar verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt zijn niet alleen voor de slachtoffers, nabestaanden en buurtbewoners zeer verontrustend, maar ook voor de samenleving.
Uit de over verdachte opgemaakte psychiatrische en psychologische rapporten van 9 en 13 maart 2018 volgen geen bijzonderheden waar de rechtbank voor wat betreft de strafoplegging rekening mee moet houden. Er is bij verdachte geen ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens vastgesteld. Er is ook geen sprake van een psychiatrische stoornis die het handelen van verdachte heeft beïnvloed. Er is dan ook geen reden om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 20 april 2018 en het ECRIS van 30 november 2017, waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor een opium- en vermogensdelicten in Polen, waarvan één vermogensdelict met geweld. Op 30 maart 2017 is verdachte door de politierechter te Amsterdam veroordeeld voor winkeldiefstal, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij vanaf zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft echter wel gewacht tot zijn aanhouding in Polen, hij is niet uit zichzelf naar de politie gegaan.
Verder heeft verdachte meermalen spijt betuigd jegens de slachtoffers en nabestaanden. Het is voor de rechtbank echter moeilijk in te schatten in hoeverre deze spijtbetuiging oprecht is, mede aangezien verdachte op de terechtzitting is verschenen met een T-shirt waarop op de achterzijde “SHIT HAPPENS” was te lezen, tot frustratie van de in de rechtszaal aanwezige slachtoffers.
Gelet op de ernst van de feiten is een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats.
Bij het bepalen van de duur van deze straf houdt de rechtbank rekening met opgelegde straffen in vergelijkbare zaken, die lager zijn dan de eis van de officier van justitie. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte door [slachtoffer] betast werd.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 13 jaren passend.
9 De benadeelde partijen
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft € 770,- aan schadevergoeding gevorderd, bestaande uit de eigen bijdrage aan zorgkosten over de jaren 2016 en 2017, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft € 30.160,- aan materiële schadevergoeding gevorderd, bestaande uit schade aan de inboedel, en € 2.050,- aan immateriële schadevergoeding, vanwege de ondervonden psychische gevolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht, mede gelet op de foto’s die zijn aangehecht bij de vordering. De materiële schade is ter terechtzitting betwist. De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van de materiële schade niet exact kan worden vastgesteld, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden en vormt een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal de materiële schade op basis van de foto’s begroten op € 1.500,-. De immateriële schade komt de rechtbank tot een bedrag van € 1.500,- niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom tot dat bedrag toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, vanwege de ondervonden psychische gevolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding, gevorderd vanwege de ondervonden psychische gevolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 5]
De benadeelde partij [benadeelde partij 5] heeft € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding, vanwege de ondervonden psychische gevolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 6]
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] heeft € 300,- aan materiële schadevergoeding gevorderd, bestaande uit kosten voor tijdelijk verblijf bij een vriendin, en € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding, vanwege de ondervonden psychische gevolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist.
De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 7]
De benadeelde partij [benadeelde partij 7] heeft € 20.200,- aan materiële schadevergoeding gevorderd, bestaande uit kosten wegens studievertraging, en € 2.050,- aan immateriële schadevergoeding, vanwege de ondervonden psychische gevolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. De hoogte van de materiële vordering is ter terechtzitting betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële vordering onvoldoende onderbouwd is. Onvoldoende duidelijk is of er sprake is van een direct causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de gestelde schade van in totaal € 20.200,-. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden, waarmee dit deel van de vordering onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De immateriële schade is niet betwist. De gevorderde immateriële schadevergoeding komt de rechtbank tot een bedrag van € 1.500,- niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de van de algehele voldoening. Voor het overige wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 8]
De benadeelde partij [benadeelde partij 8] heeft € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, vanwege de ondervonden psychische gevolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 9]
De benadeelde partij [benadeelde partij 9] heeft € 1.747,22 aan materiële schadevergoeding gevorderd, bestaande uit € 297,22 aan reiskosten, € 400,- aan garderobekosten, € 350,- voor twee smokings, € 425,- aan diepvriesproducten, € 175,- voor ‘koelkast/diepvries totaal’ en € 100,- voor het witten van de muur, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is betwist, met uitzondering van de reiskosten. De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 297,22, bestaande uit reiskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en betwist is en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 10]
De benadeelde partij [benadeelde partij 10] heeft € 1.159,62 aan materiële schadevergoeding gevorderd, bestaande uit huishoudelijke zaken, overnachtingen en gemiste inkomsten als zzp’er, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 11]
De benadeelde partij [benadeelde partij 11] heeft € 1.059,20,- aan materiële schadevergoeding gevorderd, bestaande uit reiskosten en opname van verlofuren voor het ondergaan van therapie,
en € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding, vanwege de ondervonden psychische gevolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De materiële vordering is, met uitzondering van de reiskosten, betwist. De rechtbank wijst de vordering tot materiële schadevergoeding toe tot een bedrag van € 110,-, bestaande uit reiskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De gevorderde immateriële schadevergoeding komt de rechtbank tot een bedrag van € 1.500,- niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde partij 12]
De benadeelde partij [benadeelde partij 12] heeft € 270,70 aan materiële schadevergoeding gevorderd, bestaande uit € 150,- schade aan kleding en schoenen en € 120,70 aan reiskosten. Verder heeft zij € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd, vanwege de ondervonden psychische gevolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is, met uitzondering van de reistkosten, betwist. De rechtbank wijst de vordering tot materiële schadevergoeding toe tot een bedrag van € 120,70, bestaande uit reiskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De gevorderde immateriële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2016 tot aan de van de algehele voldoening.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
doodslag.
Ten aanzien van feit 2
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1.00 STK Computer
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
5.00 FLS Fles
1.00 FLS Fles
HEINIKEN
bierfles 5265409
Gelast de teruggave aan verdachte van:
4. STK Zaktelefoon
-
Microsoft Mobile Rm 1089 5334764
[benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 770,- (zegge: zevenhonderdzeventig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 1] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen de som van € 770,- (zegge: zevenhonderdzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit € 1.500,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 2] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen de som van € 3.000,- (zegge: drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] toe tot een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 3] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] te betalen de som van € 1.500,- (zeggen: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] toe tot een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 4] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] te betalen de som van € 1.500,- (zeggen: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] toe tot een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 5] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] te betalen de som van € 1.500,- (zeggen: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] toe tot een bedrag van € 1.800,- (zegge: achttienhonderd euro), bestaande uit € 300,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 6] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] te betalen de som van € 1.800,- (zegge: achttienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] toe tot een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 7] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] te betalen de som van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 8]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] toe tot een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 8] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] te betalen de som van € 1.500,- (zeggen: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 9]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] toe tot een bedrag van € 297,22 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro en tweeëntwintig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 9] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] te betalen de som van € 297,22 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro en tweeëntwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 10]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10] toe tot een bedrag van € 1.159,62 (zegge: duizend honderdnegenenvijftig euro en tweeënzestig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 10] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 10] te betalen de som van € 1.159,62 (zegge: duizend honderdnegenenvijftig euro en tweeënzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 21 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 11]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 11] toe tot een bedrag van € 1.610,- (zegge: duizend zeshonderd tien euro), bestaande uit € 110,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 11] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 11] te betalen de som van € 1.610,- (zegge: duizend zeshonderd tien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
[benadeelde partij 12]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 12] toe tot een bedrag van € 1.620,70 (zegge: duizend zeshonderdtwintig euro en zeventig cent), bestaande uit € 120,70 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 12] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 12] te betalen de som van 1.620,70 (zegge: duizend zeshonderdtwintig euro en zeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoedoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Todorov, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 mei 2018.