5.3.1
Gedeeltelijke vrijspraak
In de bestuursrechtelijke procedure is vastgesteld dat verdachte ten aanzien van een vijftal producten de legale herkomst heeft aangetoond. Dat blijkt (onder meer) uit de informatie vermeld in de factsheet IT/IM/2015/MCE/04166. Drie van die producten zijn, zo stelt de rechtbank vast, in de tenlastelegging vermeld bij de producten genoemd bij de controle van
8 maart 2017. Het gaat om:
- -
laarzen, Antonina brown, van krokodil (nr. 8 op bijlage bij last onder bestuursdwang van 8 maart 2017);
- -
schoenen, Gallus bordeaux, van krokodil (nr. 30 op bijlage bij last onder bestuursdwang van 8 maart 2017);
- -
schoenen, Tullio grey, van krokodil (nr. 38 op bijlage bij last onder bestuursdwang van 8 maart 2017).
Met betrekking tot deze producten zal de rechtbank verdachte vrijspreken. De andere twee producten ten aanzien waarvan verdachte de legale herkomst heeft aangetoond zijn niet in de tenlastelegging opgenomen.
De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het haar ten laste gelegde ‘vervoeren met het oog op verkoop’ van de in de tenlastelegging genoemde producten, omdat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat verdachte de producten heeft vervoerd.
5.3.2.
Bewijsoverwegingen
Zijn de producten (gedeeltelijk) gemaakt van de huid van beschermde uitheemse diersoorten?
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde producten (gedeeltelijk) zijn gemaakt van de in de tenlastelegging genoemde beschermde uitheemse diersoorten.
Allereerst is van belang dat op de bijlage bij de last onder bestuursdwang van 8 maart 2017 en op de bijlage bij het PVMO van 13 juni 2017 telkens bij de producten is vermeld welke beschermde uitheemse diersoort het betreft.
Verder heeft de officier van justitie ter terechtzitting toereikend toegelicht hoe deze vermelding in de bijlagen tot stand is gekomen. Zij heeft verklaard dat verbalisant [naam verbalisant] aanwezig was bij de controles in de winkel op 8 maart 2017 en 13 juni 2017 en over de vereiste deskundigheid beschikt. De vertegenwoordiger van verdachte heeft de deskundigheid van voornoemde [naam verbalisant] niet betwist, maar zich op de zitting afgevraagd of deze [naam verbalisant] wel bij de controles op 8 maart 2017 en 13 juni 2017 aanwezig is geweest. De rechtbank stelt vast dat voornoemde [naam verbalisant] volgens de processen-verbaal van bevindingen van 2 mei 2017 (doorgenummerde bladzijden 001 e.v.) en 11 augustus 2017 (doorgenummerde bladzijden 143 e.v.) inderdaad op 8 maart 2017 en 13 juni 2017 aanwezig was bij de controles in de winkel. Verder blijkt uit deze processen-verbaal dat hij ambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is en werkzaam is binnen de Divisie Landbouw en Natuur, team milieu. Gelet hierop en gezien de verklaring van de officier van justitie ter terechtzitting is aannemelijk dat hij over de vereiste deskundigheid beschikt.
Daar komt bij dat de vertegenwoordiger van verdachte ter zitting heeft bevestigd dat de producten in de tenlastelegging waren gemaakt van python, anaconda en krokodil, en dat nimmer door verdachte is ontkend dat het om de huiden van deze diersoorten gaat.
Heeft verdachte de regelgeving overtreden?
De rechtbank is, met de officier van justitie en anders dan verdachte, van oordeel dat verdachte ten aanzien van de in de bewezenverklaring vermelde producten de regelgeving heeft overtreden. Weliswaar heeft verdachte (in de bestuursrechtelijke procedure) stukken overgelegd om de legale herkomst van de producten aan te tonen, maar zij is daarin niet geslaagd. Dat maakt de rechtbank op uit de door RVO opgemaakte factsheets met betrekking tot de door verdachte overgelegde stukken. De vertegenwoordiger van verdachte heeft ter terechtzitting bovendien verklaard dat verdachte niet heeft bijgehouden welke huiden zij van welke leverancier heeft gekocht en dat dat nu veel uitzoekwerk is. Ook heeft hij verklaard dat verdachte geen foto’s van de producten heeft gemaakt en het nu dus de vraag is welk product bij welke factuur en leverancier hoort. De rechtbank stelt vast dat dus geen verband kan worden gelegd tussen de producten in de winkel en de vereiste documenten.
Is opzet op overtreden van regelgeving vereist?
De vertegenwoordiger van verdachte heeft naar voren gebracht dat verdachte de regels niet opzettelijk heeft overtreden. Zij hadden geen kwade bedoelingen en waren onvoldoende geïnformeerd over de regelgeving met betrekking tot de inkoop van deze huiden.
Zoals gebruikelijk bij een economisch delict, waarvan in dit geval sprake is, hoeft slechts sprake te zijn van zogenoemd ‘kleurloos opzet’. Dat houdt in dat het opzet van verdachte alleen ten aanzien van haar gedragingen vereist is. Verdachte hoefde dus enkel opzet te hebben op het met oog op verkoop in bezit hebben van de tenlastegelegde producten. Opzet op het niet naleven van de wettelijke verplichting met betrekking tot de vereiste vergunningen, is niet vereist.
Hetgeen de vertegenwoordiger van verdachte heeft gesteld omtrent het ontbreken van opzet op het overtreden van de regelgeving kan, wat daar ook van zij, dan ook niet leiden tot vrijspraak van het ten laste gelegde bestanddeel opzet.
Is sprake van het met het oog op verkoop in bezit hebben?
Voor zover de producten showmodellen waren die niet bestemd waren voor de verkoop, zoals de vertegenwoordiger van verdachte heeft verklaard, staat dit naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan bewezenverklaring van het met het oog op verkoop in bezit hebben. De producten in de winkel werden wellicht niet klanten verkocht, maar deze modellen werden wel gebruikt om het product te presenteren, te passen en vervolgens een exemplaar voor de klant te kunnen bestellen. Verdachte had deze producten daarom met het oog op verkoop in haar bezit.
5.3.3
Bewezenverklaring
Ter onderbouwing van de bewezenverklaring verwijst de rechtbank allereerst naar de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Die bewijsmiddelen zijn niet in dit vonnis opgenomen, omdat de rechtbank in dit geval een zogenoemd verkort vonnis heeft gemaakt (zie artikel 138b Sv). Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen door de rechtbank worden opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Daarnaast beperkt de rechtbank de bewezenverklaring tot de producten die op 8 maart 2017 in de winkel zijn aangetroffen. Voor een groot deel van de goederen die op 13 juni 2017 in de winkel aanwezig waren, geldt dat deze producten ook op 8 maart 2017 al in de winkel waren, maar toen niet in bewaring zijn genomen. Dit is een keuze geweest van RVO, die niet aan verdachte mag worden tegengeworpen.
Wat betreft de in de tenlastelegging genoemde producten die op 8 maart 2017 in de winkel zijn aangetroffen, baseert de rechtbank zich op de bijlage bij de last onder bestuursdwang van 8 maart 2017(doorgenummerde bladzijden 025-027).2
Voor de in de tenlastelegging genoemde producten die op 13 juni 2017 in de winkel zijn aangetroffen, is de bijlage bij het proces-verbaal van meevoeren en opslaan (hierna: PVMO) van 13 juni 2017 (doorgenummerde bladzijden 176 en 177) relevant. Die bijlage betreft een lijst met tijdens de inspectie van 10 april 2017 in de winkel aangetroffen producten. Op die lijst is met de hand genoteerd welke producten op 13 juni 2017 in bewaring zijn genomen.
Met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde uitheemse diersoorten staat niet ter discussie dat die zijn vermeld in bijlage B bij de CITES-(basis)verordening, en dat vergunningen zijn vereist voor de invoer van producten die gemaakt zijn van de huid van deze diersoorten.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 8 maart 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander heeft gehandeld in strijd met bij de Regeling natuurbescherming aangewezen voorschriften van een EU-verordening, te weten artikel 4 en artikel 8 van de Basisverordening (EG) nummer 338/97, en heeft gehandeld in strijd met een ter uitvoering van Basisverordening (EG) nummer 338/97 gestelde regel, te weten artikel 3.24 van het Besluit natuurbescherming,
door opzettelijk (producten van) specimen van de in bijlage B bij deze Verordening genoemde soorten, te weten:
-28 broeken, en
-33 jassen, en
-1 vest, en
-2 riemen, en
-2 T-shirts, en
-2 sleutelhangers, en
-4 tassen, en
-3 portemonnees, en
-2 rokken, en
-3 jurken, en
-31 paar schoenen,
vervaardigd van/voorzien van de huid van de python of de anaconda (Python spp., Python reticulatus of Python Eunectes spp.)
-14 paar schoenen, en
-3 riemen,
vervaardigd van/voorzien van de huid van een krokodil (Crocodylia spp.),
met oog op verkoop in bezit te hebben en onder zich te hebben..