4.2.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld op 7 november 2016 in Amstelveen.
Er zijn meerdere aanwijzingen dat het slachtoffer van de diefstal [slachtoffer] was (hierna: [slachtoffer] ). [slachtoffer] heeft op 16 november 2016 verklaard dat hij op 7 november 2016 door twee Marokkaanse mannen is beroofd van iets met een waarde van ongeveer 25.000 euro, niet zijnde geld. De mannen zouden allebei een wapen op zijn hoofd hebben gezet. Er is geen reden om aan die verklaring van [slachtoffer] te twijfelen. Uit een aanvullend proces-verbaal blijkt dat [slachtoffer] goed kan communiceren in het Nederlands. Dat hij later op zijn verklaring is teruggekomen, wekt geen verbazing omdat hij anders ook het verboden bezit van verdovende middelen zou erkennen. Op basis van afgeluisterde gesprekken kan worden aangenomen dat [slachtoffer] van een kilo cocaïne is beroofd.
Uit de tap- en OVC-gesprekken en de telefoongegevens kan worden afgeleid dat [medeverdachte 4] op 6 november 2016 met [medeverdachte 1] naar Amstelveen is gereden. Op 7 november 2016 is hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] naar Amstelveen gegaan. Na de beroving is er contact tussen verschillende betrokkenen waaronder [medeverdachte 4] . De stem van [medeverdachte 4] is herkend in gesprekken via een telefoon die met de door hem gehuurde auto meebewoog. Het is dus duidelijk dat [medeverdachte 4] betrokken was bij de beroving, ongeacht of de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ aan hem gekoppeld kan worden.
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] moeten de personen zijn geweest die [slachtoffer] die dag hebben beroofd. [medeverdachte 1] had een aansturende rol. Er is sprake van het medeplegen van de diefstal met geweld door deze drie verdachten.
Ook [verdachte] was betrokken bij de diefstal op 7 november 2016. Hij heeft als contactpersoon tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] gefungeerd. Hij heeft bij [slachtoffer] vertrouwen gewekt en zonder hem was het feit wellicht in het geheel niet gepleegd. Na de beroving van [slachtoffer] is [verdachte] bedreigd, waaruit zijn betrokkenheid ook blijkt. Uit het dossier blijkt echter ook dat [verdachte] op 7 november 2016 niet in Amstelveen aanwezig was. Zijn rol moet worden gekwalificeerd als die van medeplichtige.
Het handelen van [medeverdachte 5] kan niet gekwalificeerd worden als medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de gewapende beroving van [slachtoffer] en hij dient volgens de officier van justitie te worden vrijgesproken. [medeverdachte 5] wist van het plan om [slachtoffer] te beroven en heeft op 6 november 2016 [slachtoffer] geobserveerd en zijn woning aangewezen. Dit handelen heeft echter niet bijgedragen aan de uiteindelijke beroving op 7 november 2016. Ook het contact tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] heeft hier niet aan bijgedragen. Tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] was al contact geweest over de afgesproken tijd en plaats en [verdachte] was niet aanwezig op 7 november 2016.
4.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat [verdachte] integraal dient te worden vrijgesproken.
Het staat allereerst niet vast dat überhaupt een rip op [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Dat er sprake is geweest van (een dreiging met) geweld, kan hooguit worden ontleend aan de eerste verklaring van [slachtoffer] op 16 november 2016. [slachtoffer] heeft deze eerste verklaring later in een tweede politieverhoor en onder ede bij de rechter-commissaris tegengesproken. Bovendien had [slachtoffer] een motief om anderen van ernstige feiten te beschuldigen. Immers werd hem door de agenten verweten dat hij [verdachte] zou bedreigen. Daarom kan bepaald niet worden uitgesloten dat [slachtoffer] toen als excuus heeft verteld dat hij van iets was beroofd. En daarmee kan ook niet worden uitgesloten dat dit niet de waarheid was.
Zelfs indien [slachtoffer] in eerste instantie de waarheid heeft gesproken, kan uit deze verklaring noch uit andere stukken uit het dossier worden vastgesteld wat de feitelijke gang van zaken is geweest op 7 november 2016 in Amstelveen.
Indien de rechtbank van oordeel is dat sprake is geweest van een diefstal met geweld op [slachtoffer] , kan niet worden bewezen dat [verdachte] als medepleger betrokken is geweest bij deze diefstal. Uit niets blijkt dat [verdachte] op de hoogte is geweest van een plan om [slachtoffer] te beroven van een kilo cocaïne. [verdachte] was niet in Amstelveen aanwezig op 6 en 7 november 2016. [verdachte] heeft nooit in de auto van [medeverdachte 1] gezeten en alles wat daar is gezegd, is nooit ter kennis van [verdachte] gekomen. Ook uit de telefoongesprekken blijkt niet dat [verdachte] is ingelicht over een plan. Tevens blijkt nergens uit dat [verdachte] mee zou delen in de opbrengst. Integendeel, het dossier biedt veel aanwijzingen dat [verdachte] daar nu juist helemaal niet van de op de hoogte was. Uit de omstandigheid dat [slachtoffer] op 7 november 2016 boos was op [verdachte] kan niets worden afgeleid. Voor een nauwe en bewuste samenwerking gericht op een diefstal met geweld is onvoldoende bewijs.
Ook voor de tenlastegelegde medeplichtigheid is onvoldoende bewijs. Hooguit blijkt dat [verdachte] één of tweemaal telefonisch contact heeft gelegd tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] , maar nergens blijkt dat [verdachte] wist dat dit contact werd gelegd met oog op een diefstal met geweld.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op 10 november 2016 verscheen [verdachte] samen met [medeverdachte 5] op het politiebureau Balistraat te Amsterdam. [verdachte] verklaarde dat hij en zijn ouders werden bedreigd en dat hij twee keer had kunnen ontsnappen aan een ontvoering. Toen [verdachte] apart genomen werd, vertelde hij dat hij verantwoordelijk werd gehouden voor een incident en dat personen geld van hem wilden. Hij vreesde voor zijn leven. [verdachte] gaf het telefoonnummer van [slachtoffer] en zei dat [slachtoffer] kon vertellen waar het over ging.1920 In een later politieverhoor verklaarde [verdachte] dat [slachtoffer] hem lastigviel omdat hij iets kwijt was.21
De vader van [verdachte] verklaarde dat op 7 november 2016 twee Turkse mannen aan de deur waren geweest, ene ‘ [bijnaam 1] ’ en een forse man met de naam ‘ [bijnaam 2] ’. De mannen waren op zoek geweest naar [verdachte] omdat hij of vrienden van hem iets van hen hadden weggenomen. [verdachte] was echter niet meer thuis geweest sinds 7 november 2016.22 De zus van [verdachte] heeft op 22 december 2016 verklaard dat haar broer in Koeweit verbleef omdat hij bang was voor represailles. [verdachte] zou hebben gezegd dat er ‘iets’ van iemand was weggenomen en dat anderen datgene nu in bezit hadden. [verdachte] zou door beide partijen zijn bedreigd.23
In verband met de bedreigingen jegens [verdachte] en zijn ouders heeft de politie [slachtoffer] op 16 november 2016 bezocht en hem over deze bedreigingen gesproken. [slachtoffer] verklaarde toen dat hij op 7 november 2016 in Amstelveen in de ochtend was beroofd van iets met een waarde van 25.000 euro, niet zijnde geld. Twee Marokkaanse mannen zouden ieder een pistool op zijn hoofd hebben gezet. [verdachte] zou als bemiddelaar hebben opgetreden.24
Deze verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door een aantal andere bevindingen in het onderzoek.
4.2.3.2. Ontmoeting in de ochtend van 7 november 2016 in Amstelveen
Uit de resultaten van de technische acties op de mobiele telefoonnummers van [slachtoffer] (* [nummer] ), [medeverdachte 1] (* [nummer] ), [medeverdachte 4] (* [nummer] ), [medeverdachte 5] (* [nummer] ), [verdachte] (* [nummer] ) en [medeverdachte 6] (* [nummer] ), de OVC-gesprekken in de witte Volkswagen Golf en de track & trace gegevens van de huurauto van [medeverdachte 4] kan worden opgemaakt dat in de ochtend van 7 november 2016 rond 9.30 uur een ontmoeting heeft plaatsgevonden in Amstelveen tussen in ieder geval [slachtoffer] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 1] zei in een gesprek op 6 november 2016 om 16.00 uur tegen [verdachte] dat hij tegen ‘hen’ moest zeggen ‘morgenochtend’.25 Rond 19.00 uur sprak [medeverdachte 1] af met een onbekende man, naar later bleek [slachtoffer] , bij de Kentucky Fried Chicken op de Jan van Galenstraat te Amsterdam om te spreken over de dag erna.2627 In telefoongesprekken met [slachtoffer] later op de avond zei [medeverdachte 1] dat het 1000 procent zeker morgen was en dat hij [slachtoffer] daar om half 10 zou zien. [medeverdachte 1] zou [slachtoffer] het adres sturen.28 Kort voor middernacht heeft [medeverdachte 5] een sms naar [verdachte] gestuurd met de inhoud “ [adres 1] bel die Turk morgen vroeg rijd met hem mee”.29
De telefoons van [medeverdachte 1] en Luigi peilden die avond tussen 22:00 en 23:00 uur in de buurt van de [adres 1] en [medeverdachte 1] bevestigde aan zijn moeder die avond tijdens een telefoongesprek dat hij zich in Amstelveen bevond.30
Op 7 november 2016 rond 8.15 uur heeft [medeverdachte 4] met een door hem gehuurde Mercedes Benz met kenteken [kenteken] [medeverdachte 1] opgehaald in de buurt van diens ouderlijke woning op de [adres 2] te [plaats] .3132 De telefoon van [medeverdachte 1] peilde vervolgens uit in de buurt van de verblijfplaats van [medeverdachte 6] in [plaats] .33 [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 6] gebeld en tegen hem gezegd dat hij naar beneden moest komen met een tasje en een pet. Of [medeverdachte 6] daarna ook in de Mercedes is gestapt, is onduidelijk gebleven. Er is slechts één OVC-gesprek waarin zijn stem is herkend en er zijn geen verdere aanwijzingen voor zijn aanwezigheid gedurende de rest van de dag.
Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 4] hebben na het bezoek aan [medeverdachte 6] geprobeerd telefonisch contact te krijgen met [verdachte] , die de oproepen niet beantwoordde.3435 [verdachte] had rond 9.00 uur wel telefonisch contact met [slachtoffer] . De telefoon van [verdachte] peilde die ochtend tot ongeveer 11.00 uur uit in Amsterdam-Oost.36
De Mercedes is om 8.50 uur uit Amsterdam vertrokken en naar Amstelveen gereden. De telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] straalden een kwartier later zendmasten aan op Schiphol-Oost, gelegen op de route naar Amstelveen.37 De Mercedes arriveerde rond 9.15 uur in Amstelveen in de buurt van de [adres 1] .38 De telefoon van [medeverdachte 1] was vanaf 9.15 uur uitgeschakeld en gaf geen paallocaties meer aan.39 Om 9.30 uur belden [slachtoffer] en [medeverdachte 4] met elkaar, terwijl allebei hun telefoons een zendmast aanstraalden in de nabije omgeving van de [adres 1] te Amstelveen.4041
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de tap- en OVC-gesprekken ook worden afgeleid dat [slachtoffer] tijdens zijn ontmoeting met in ieder geval [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op 7 november 2016 in Amstelveen is bestolen.
Uit de OVC-gesprekken van 6 november 2016 blijkt dat [medeverdachte 1] die middag en avond samen met [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en nog een onbekende man in de Volkswagen Golf zat.42 Uit de inhoud van de gesprekken kan worden afgeleid dat zij [slachtoffer] aan het achtervolgen en observeren waren.
Nadat de auto rond 19.00 uur wegreed bij de Kentucky Fried Chicken op de Jan van Galenstraat te Amsterdam, werd door hen gesproken over de persoon die [medeverdachte 1] zojuist had ontmoet. Dat deze persoon [slachtoffer] was, leidt de rechtbank onder andere af uit de opmerking dat de man in een kleine blauwe auto reed.43 Later bleek dat [slachtoffer] gebruik maakte van een kleine blauwe auto.44 Verder kende [medeverdachte 5] de persoon. Hij had het over ‘ [bijnaam 3] , die dikke, die bij autotaxi werkt’.45 De voornaam van [slachtoffer] is ‘ [voornaam slachtoffer] ’ en hij was werkzaam als taxichauffeur.46 [medeverdachte 5] wist waar de man woonde en wees een woning aan op de [adres 3] ter hoogte van nummer [huisnummer] te [plaats] . Uit onderzoek is naar voren gekomen dat [slachtoffer] woonachtig was op het adres [adres 3] te [plaats] .47
In het gesprek dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en de onbekende man in de auto voerden tijdens de observatie van [slachtoffer] spraken zij erover dat [slachtoffer] een kilo bij zich had. Ook werden de termen ‘bossen’, ‘raggen’, ‘trekken’ en ‘blokken’ gebezigd. Door de onbekende man werd gezegd: “Trek die tas en ren! 8 doezoe de man nu”. [medeverdachte 1] zei: “Hij zegt tien dertig kan ik brengen. Daarom deze ga ik morgen pakken. [bijnaam] gaat hem zo aanpakken. Zonder volgens mij pipa”. Ook zei [medeverdachte 1] : “ [bijnaam 4] je trekt hem heel simpel he. Uit zijn hand en rennen.” en “Ik ga hem pakken tamara”. Volgens [medeverdachte 1] zouden ze morgen zes ‘doezoe’ de man hebben en moesten ze het met zijn vieren delen.48
Eerder die middag had [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 5] in de auto verteld dat hij net een kilo had kunnen pakken. Ook sprak [medeverdachte 1] met [medeverdachte 5] erover dat hij ‘ [bijnaam] ’ een Turk uit Bos en Lommer zou laten ‘pakken’. [medeverdachte 1] sprak ook letterlijk over ‘rippen’. De ‘papieren’ moesten met zijn vieren worden gedeeld.49
Later op de avond, toen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] samen in de auto zaten en op de [adres 3] reden, zei [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 5] : “Ik kan hem ook gewoon hier klaren met piepa”.50
Uit de hiervoor aangehaalde afgeluisterde tap- en OVC-gesprekken en de peilbakengegevens blijkt een duidelijk misdadig doel dat verdachten voor ogen hadden: zij wilden [slachtoffer] beroven van verdovende middelen. Dat deze diefstal uiteindelijk ook heeft plaatsgevonden, leidt de rechtbank af uit tap- en OVC-gesprekken na de afspraak op 7 november 2016 in de ochtend in Amstelveen en hetgeen [slachtoffer] hierover tegen de politie heeft gezegd.
Op 7 november 2016, in de middag na de diefstal, hadden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] een gesprek in de Volkswagen Golf, waarin [medeverdachte 1] zei dat hij blij zou zijn als de ‘green’ weg was. Dat alles snel weg moest omdat ze anders ‘gechinst’ zouden worden.51 [medeverdachte 1] zei dat hij [medeverdachte 4] zonder tas terug zag komen. [medeverdachte 4] zei dat hij de tas al in zijn handen had en kon rennen. [medeverdachte 4] zei: “Maakt niet uit hoor, we hebben em toch”, waarop [medeverdachte 1] reageerde: “jajaja, daar gaat het uiteindelijk om”. [medeverdachte 4] zei ook nog tegen [medeverdachte 1] : “Ze weten dat ik rip!”52
Op 17 november 2016 is er een gesprek opgenomen tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de Volkswagen Golf. Terwijl zij op de [adres 3] reden, zei [medeverdachte 1] : “Hier woont die Turk die ik geroofd heb he. In deze straat”.53
Op 19 november 2016 vertelde [medeverdachte 1] in een telefoongesprek tegen [medeverdachte 4] dat hij ‘die Turkie uit Amstelveen’ zag. [medeverdachte 1] had het erover dat die persoon in zijn kleine blauwe auto reed en dat het de grote vriend van [medeverdachte 4] was omdat hij nog veel geld van [medeverdachte 4] kreeg.54
Op 24 november 2016 vertelde [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] dat hij ‘ [bijnaam 2] ’ was tegengekomen in Zandvoort. Hij had gelijk zijn ‘gono’ gepakt en was weggereden.55 [slachtoffer] heeft verklaard dat [bijnaam 2] een vriend van hem is.56 De naam [bijnaam 2] komt ook voor in het tapgesprek waarin [medeverdachte 1] [verdachte] vroeg om het telefoonnummer van [bijnaam 2] .57 De vader van [verdachte] verklaarde dat ene ‘ [bijnaam 2] ’ aan zijn deur had gestaan.58
Dat de diefstal op 7 november 2016 zag op een kilo cocaïne, leidt de rechtbank af uit hierboven reeds aangehaalde tap- en OVC-gesprekken tussen de verdachten, waarin zij spraken over kilo’s, coke, ‘blokkoes’ en een buit van (ongeveer) 24.000 euro. [slachtoffer] heeft verklaard te zijn bestolen van iets met een waarde van 25.000 euro, niet zijnde geld. Een bedrag van dergelijke hoogte kan als straatwaarde van een kilo cocaïne worden verwacht. Bovendien wil [slachtoffer] niet zeggen van welk goed hij is bestolen, wat er volgens de rechtbank op duidt dat het gestolene mogelijk crimineel van aard was. Op grond van het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat [slachtoffer] op 7 november 2016 is bestolen van een kilo cocaïne.
4.2.3.5. (Dreiging met) geweld
Er is in het dossier geen ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer] dat er tijdens de diefstal twee pistolen op zijn hoofd zijn gericht. Hoewel in de tap- en OVC-gesprekken door de verdachten wel meerdere keren is gesproken over het al dan niet gebruiken van wapens, is dit onvoldoende. Er werd immers ook gesproken over het ‘pakken zonder piepa’. De rechtbank vindt dus niet bewezen dat bij de diefstal van de kilo cocaïne sprake was van (een dreiging met) geweld.
4.2.3.6. De rol van [verdachte]
wordt verweten medepleger te zijn geweest van de diefstal op [slachtoffer] , dan wel hieraan medeplichtig te zijn geweest door:
- -
te fungeren als contactpersoon tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [slachtoffer] ;
- -
[slachtoffer] naar de plek van het misdrijf te brengen.
Zoals hiervoor beschreven, kan enkel worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] aanwezig waren bij de ontmoeting met [slachtoffer] op 7 november 2016 in de ochtend. De telefoon van [verdachte] peilde gedurende bijna de hele ochtend uit in Amsterdam en hij was dus niet bij de ontmoeting aanwezig.
Wel kan worden vastgesteld dat [verdachte] als contactpersoon van [slachtoffer] heeft gefungeerd. [medeverdachte 1] kwam via [verdachte] , ook wel ‘ [bijnaam 5] ’ genoemd, in contact met [slachtoffer] . [verdachte] was er ook van op de hoogte dat er op 7 november 2016 een ontmoeting tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] plaats zou vinden.
De rechtbank acht echter niet bewezen dat [verdachte] voorafgaand aan de diefstal op enig moment op de hoogte is geweest van het plan om [slachtoffer] te bestelen van een kilo cocaïne. Er zijn geen tap- of OVC-gesprekken waaruit blijkt dat door de medeverdachten met [verdachte] over dit voornemen is gesproken. [medeverdachte 1] heeft in een OVC-gesprek met [medeverdachte 5] gezegd dat ‘ [bijnaam] de papieren moest delen met [bijnaam 5] ’, maar daarentegen ook dat [medeverdachte 5] niet met ‘ [bijnaam 5] ’ moest praten over het ‘tweede deel’, waarmee volgens de rechtbank de daadwerkelijke diefstal wordt bedoeld. Niet is komen vast te staan of [verdachte] uiteindelijk heeft meegedeeld in de buit. [verdachte] wordt vrijgesproken.