13. Er is sprake van een opzegverbod, omdat [verweerder] ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van [verweerder] .
13. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
13. Op grond van de door beide partijen naar voren gebrachte feiten en omstandigheden is voldoende gebleken dat de arbeidsrelatie tussen partijen zodanig is verstoord dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, sub d, BW. Er is reden te meer voor een ontbinding nu de bedrijfsarts op al op 31 mei en 26 juni 2017 vaststelde dat de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] (deels) werd veroorzaakt door de sfeer op het werk. Inmiddels is ruim een jaar verstreken, zijn partijen nog steeds gebrouilleerd en is [verweerder] nog altijd volledig arbeidsongeschikt. Gelet hierop zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden per 1 september 2018. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
13. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
13. Er zijn weliswaar aanwijzingen dat Hansa sceptisch staat tegenover de (mate van) arbeidsongeschiktheid van [verweerder] , maar niet dat zij hem daardoor de vereiste begeleiding heeft onthouden. Integendeel, Hansa heeft via de begeleiding door de arbodienst en de inzet re-integratie via het tweede spoor voldaan aan de op haar rustende verplichtingen. Ook heeft Hansa voldaan aan het advies van de arbodienst om mediation in te zetten. Dit traject is gestopt vanwege de volledige arbeidsongeschiktheid van [verweerder] .
13. [verweerder] op zijn beurt heeft wel degelijk steken laten vallen. Het is niet onbegrijpelijk dat Hansa niet te spreken was over de manier waarop [verweerder] heeft gehandeld rondom zijn reis naar Marokko in juli/augustus 2017 door slechts 5 dagen vrij te vragen en vervolgens ruim vier weken weg te blijven. Los van de vraag of [verweerder] van meet af aan al dan niet van plan was om langer weg te blijven en of de aard en omvang van zijn tijdens de reis toegenomen gezondheidsklachten hem daartoe dwongen, had het op de weg van [verweerder] gelegen om Hansa als werkgever vooraf op de hoogte te stellen van zijn plannen en contact te onderhouden tijdens zijn afwezigheid. Daar heeft het aan ontbroken. Mogelijk was Hansa als gevolg hiervan te argwanend met betrekking tot de gebeurtenissen die hebben geleid tot het ontslag op staande voet van 28 november 2017. Vaststaat dat [verweerder] ook hier heeft “gedraaid”, zoals de kantonrechter in de beschikking van 21 februari 2018 heeft vastgesteld.
13. [verweerder] heeft aangevoerd dat Hansa zich als werkgever onvoldoende heeft ingespannen om de onderlinge verhoudingen te verbeteren. [verweerder] wordt hierin niet gevolgd. Hansa heeft [verweerder] immers vanaf de aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid in staat gesteld om begeleid te worden door de arbodienst, die tot tweemaal toe mediation heeft geadviseerd. De mediaton is uiteindelijk gestaakt in verband met de volledige arbeidsongeschiktheid van [verweerder] . Dat kan Hansa niet worden verweten.
13. Er is derhalve geen sprake van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van Hansa. Datzelfde geldt voor [verweerder] . Zoals gezegd heeft [verweerder] steken laten vallen, maar dit is, mede gelet op het onterechte ontslag op staande voet onvoldoende om zijn gedrag te kwalificeren als ernstig verwijtbaar. De gevraagde transitievergoeding van € 4.356,00 bruto, waarvan de hoogte niet is betwist, is dan ook toewijsbaar.
13. Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden anders dan de transitievergoeding, krijgt Hansa geen gelegenheid het verzoek in te trekken.
13. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.