RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/728063-18
Datum uitspraak: 19 juli 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex [naam JC] te [plaats] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.H. Weermeijer, naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 maart 2017 tot en met 29 maart 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
- een (automatisch) vuurwapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur (merk
Ceska Zebrojovska, model VZ61, kaliber 7,65mm) en/of
- een patroonmagazijn (met daarin een of meer patro(o)nen)
hij op of omstreeks 29 maart 2018 te Wassenaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
- een (automatisch) vuurwapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur (merk
Tula, model Avtomát Kaláshnikova Modernizirovanny, kaliber 7.62x39mm) en/of
- een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk CZ, model P-07, kaliber
9mmx19) en/of
- een patroonmagazijn (met daarin een of meer (zes) (volmantelrondneus)
patro(o)n(en) (kaliber 9mmx19) en/of
- een patroon
6 De strafbaarheid van het feit
De rechtbank acht het onder 2 bewezene voor wat betreft het vierde gedachtestreepje ‘een patroon’ niet strafbaar. Uit de tenlastelegging volgt immers niet dat het hier een patroon betreft waarvan het voorhanden hebben strafbaar is gesteld in de Wet wapens en munitie, te weten een patroon van categorie II of III.
Verdachte dient daarvan dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het bewezen geachte feit is voor het overige volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Ook met betrekking tot de patronen onder het derde gedachtestreepje ontbreekt weliswaar de vermelding van een categorie. Echter, deze patronen zaten in het patronenmagazijn dat afkomstig was uit het bij het tweede gedachtestreepje bewezenverklaarde vuurwapen van categorie III. De patronen zijn in de tenlastelegging nader omschreven als: volmantelrondneus patronen van het kaliber 9mmx19. Dit is hetzelfde kaliber als dat van het vuurwapen. De rechtbank is daarom van oordeel dat hier kennelijk bedoeld is patronen van categorie III ten laste te leggen en acht dit ook bewezen.
8 Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank heeft bij de strafmaat een rol laten spelen dat verdachte een ernstig en zeer gevaarlijk feit heeft gepleegd.
Verdachte heeft immers een automatisch geweer en een pistool voorhanden gehad. Reeds het enkele voorhanden hebben van dergelijke wapens brengt onverantwoorde risico’s voor de veiligheid van personen met zich. Eén van de wapens was bovendien geladen en dus voor onmiddellijk gebruik gereed. Het feit dat verdachte zich hiermee, zoals hij zelf heeft verklaard, regelmatig op de openbare weg en onder de mensen begaf en kennelijk in een milieu verkeert waar dit normaal wordt gevonden, maakt dit des te ernstiger.
De reden dat de rechtbank toch tot een aanzienlijk lagere straf komt dan de officier van justitie heeft geëist, heeft twee redenen.
Ten eerste acht de rechtbank feit 1 niet bewezen (het voorhanden hebben van een automatisch geweer) en de officier van justitie wel.
Ten tweede heeft de rechtbank bij het bepalen van de duur van de straf vanuit het oogpunt van rechtseenheid veel waarde gehecht aan de landelijk door rechters vastgestelde oriëntatiepunten voor dit soort zaken. Ook heeft zij gekeken naar de straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken doorgaans opleggen. De oriëntatiepunten vermelden voor het voorhanden hebben van een automatisch geweer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden en voor het voorhanden hebben van een pistool een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Opgeteld is dat 12 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de rechtbank heeft dat als uitgangspunt genomen. De rechtbank ziet aanleiding om daarvan 4 maanden voorwaardelijk op te leggen vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheid dat verdachte een maand van zijn voorarrest in beperkingen heeft doorgebracht omdat hij werd verdacht van betrokkenheid bij een liquidatiezaak, welke verdenking achteraf is komen te vervallen.
Het voorwaardelijke deel heeft uitdrukkelijk ook tot doel om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst weer aan strafbare feiten schuldig te maken.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met betrekking tot het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het in rubriek 4 onder 2, eerste, tweede en derde gedachtestreepje bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Verklaart het in rubriek 4 onder 2, vierde gedachtestreepje bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2018.