RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/650085-17 (Promis)
Datum uitspraak: 25 juli 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] .
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen, met dien verstande dat verdachte:
op 28 januari 2017 te Amsterdam door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft hij bij die [slachtoffer] onverhoeds zijn, verdachte’s hand in de onderbroek van die [slachtoffer] gebracht en de vagina van die [slachtoffer] betast.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 80 (tachtig) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 1 (één) jaar bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 754,92 (zevenhonderdvierenvijftig euro en tweeënnegentig eurocent) aan materiële schade en € 750,-(zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 januari 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen de som van € 754,92 (zevenhonderdvierenvijftig euro en tweeënnegentig eurocent) wegens materiële schade en € 750,-- (zevenhonderdvijftig euro) wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van de schade (28 januari 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en J.M. Jongkind rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2018.