4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 28 juli 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kledingstukken en een of twee horloges toebehorende aan [naam 1] , welke diefstal werd voorafgegaan door en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij naar de woning van die [naam 1] is toegegaan en dat hij in die woning een vuurwapen heeft gepakt en heeft doorgeladen en op die [naam 1] , die [naam 2] en die [naam 3] heeft gericht en tegen die [naam 1] , die [naam 2] heeft geroepen: "Plat, plat", en/of "Ga op je buik liggen" en/of "Geef, geef of ik schiet";
op 14 november 2017 te Rotterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Bernadelli, kaliber 7,65 Browning, en munitie van categorie III, te weten 7 patronen, merk S&B, kaliber 7,65, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan door en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [naam 1] toe tot een bedrag van € 5.000,- (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 28 juli 2017 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 1] het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam 1] te betalen de som van € 5.000,- (vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 april 2017) tot aan de dag van voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 (zestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen daarmee de andere is vervallen.
Verklaart [naam 1] in het overige gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] toe tot een bedrag van € 1.500,- (vijftienhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 juli 2017) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 2] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam 2] te betalen de som van € 1.500,- (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 juli 2017) tot aan de dag van voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 3] toe tot een bedrag van € 2.500,- (tweeduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 28 juli 2017 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 3] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam 3] te betalen de som van € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (28 juli 2017) tot aan de dag van voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de [naam 3] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Gelast de teruggave aan verdachte van de Samsungtelefoon zoals omschreven onder nummer 1 van de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en J. Huber, rechters
in tegenwoordigheid van mr. A. Bouwman, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 juli 2018.