4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
hij op 14 september 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander in een woning, pand [adres 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- ongeveer 1000 dollar en 80 euro en GBP 240 en HKD 1200 en
- cheques ter waarde van ongeveer 400 dollar en
- een collectie oude Italiaanse Lirabiljetten en
- gouden munten en
- een hoeveelheid kleding, te weten trainingsbroeken en een sweater en een shirt en colberts en jassen en truien en stropdassen en nachtkleding, en
- een hoeveelheid sieraden/juwelen, te weten armbanden en kettingen en horloges en oorbellen en ringen en een hanger, en
- een rammelaar en een zilveren eetlepel en
- een mini-urn en
- portemonnees en
- etuis en
- riemen en
- tassen en
- een rekenmachine en
- een koffer en
- sleutelhangers en
- pinpassen en creditcards en identiteitskaarten en
- een rijbewijs en
- autosleutels van een Maserati en een auto, merk Maserati,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich de toegang tot die woning hebben verschaft door zich voor te doen als medewerkers van de bezorgdienst DHL door gele hesjes te dragen en een papier met daarop DHL in de hand te hebben, in elk geval door middel van een vals kostuum, welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte, en zijn mededader:
- bij die woning hebben aangebeld en zich hebben voorgedaan als medewerkers van de bezorgdienst DHL door gele hesjes te dragen en een papier met daarop DHL in de hand te hebben en te zeggen dat ze een pakketje hadden en
- die [slachtoffer 1] , toen hij de deur had geopend, naar binnen en tegen een muur hebben geduwd en
- een pistool ter hand hebben genomen en op die [slachtoffer 1] hebben gericht en de loop van dat pistool in de mond van die [slachtoffer 1] hebben geduwd en
- die [slachtoffer 1] onder bedreiging van dat pistool door die woning hebben geduwd en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd: "Voel je dit. Doe je iets raars dan gaan we met z'n drieën dood" en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd dat ze geld wilden en dat er niets zou gebeuren als hij zou meewerken en dat die [slachtoffer 1] zou worden onthoofd en zou sterven als een hond en dat zij hem in bad zouden verdrinken en dat ze een haardroger in het bad zouden gooien en dat zij zijn vrouw zouden opwachten en zouden verkrachten en
- om geld hebben gevraagd en
- die [slachtoffer 1] hebben gevraagd waar de kluis was en die [slachtoffer 1] opgedragen de kluis in die woning te openen en
- die [slachtoffer 1] met een mes in de rug hebben gesneden en
- die [slachtoffer 1] meermalen hebben geschopt en geslagen en meermalen een voet op het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben gestaan en
- die [slachtoffer 1] met een hard voorwerp tegen de nek hebben geslagen en
- die [slachtoffer 1] met tie-wraps en badjassen en elektriciteitskabels hebben vastgebonden en
- die [slachtoffer 1] daarna meermalen met een hard voorwerp tegen zijn gezicht hebben geslagen waardoor die [slachtoffer 1] knock-out ging;
2.
op 14 september 2017 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, pand [adres 2] , weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 2] of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader naar die woning is toegegaan en om die woning is heengelopen, waarna hij, verdachte en zijn mededader een deur van die woning hebben geforceerd en een tak van een plant tussen de deuren van een schuifpui van die woning hebben gestoken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6 Beslag
Onder verdachte zijn het volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Tie wrap
-
5450096
2 1.00 STK Tie wrap
-
5450097
3 1.00 STK Touw Kl: Wit
Koord
5450094 Koord van badjas
4 1.00 STK Tie wrap Kl: Wit
-
5450095
De officier van justitie en de verdediging hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verbeurdverklaring
Nu met behulp van deze voorwerpen het onder feit 1 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
9 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum;
ten aanzien van feit 2:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Verklaart verbeurd:
1. STK Tie wrap
-
5450096
2 1.00 STK Tie wrap
-
5450097
3 1.00 STK Touw Kl: Wit
Koord
5450094 Koord van badjas
4 1.00 STK Tie wrap Kl: Wit
-
5450095
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] , domicilie kiezende op het adres [adres 4] , toe tot een bedrag van € 143.006,66 ( zegge: honderddrieënveertigduizend en zes euro en zesenzestig cent) aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 15.000 (zegge vijftienduizend euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 14 september 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten voor rechtsbijstand worden tot op heden begroot op € 5.684,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van de inhoudelijke behandeling van onderhavig strafzaak op 13 september 2018.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 158.006,66 (zegge: honderdachtenvijftigduizend en zes euro en zesenzestig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 14 september 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 1 (één) jaar. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [slachtoffer 3] , domicilie kiezende op het adres [adres 4] , toe tot een bedrag van € 873,- (zegge: achthonderd drieënzeventig euro) aan materiële schadevergoeding en een bedrag € 5.000,- (zegge vijfduizend euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 14 september 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 5.873,- (zegge: vijfduizend achthonderd drieënzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 14 september 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 64 (vierenzestig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [slachtoffer 4] , domicilie kiezende op het adres [adres 4] , toe tot een bedrag van € 320,- ( zegge: driehonderd twintig euro) aan materiële schadevergoeding en een bedrag € 3.000,- (zegge drieduizend euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 14 september 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 3.320,- (zegge: drieduizend driehonderd twintig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 14 september 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 43 (drieënveertig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. M.J.E. Geradts en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.P.F. Sneeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2018.