RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/701862-18 (A)
13/701850-16 (B)
13/702545-17 (C)
23/000507-16 (TUL)
Datum uitspraak: 27 november 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .
1 Onderzoek ter terechtzitting
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2018.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P. Scholte, naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. mishandeling van [slachtoffer 1] op 27 mei 2018;
2. mishandeling van [slachtoffer 2] op 27 mei 2018;
3. bedreiging van [slachtoffer 3] op 27 mei 2018;
ten aanzien van zaak B
vernieling van meerdere goederen, toebehorende aan [naam café] en/of [naam] , op 21 mei 2017;
ten aanzien van zaak C
samen met een ander op 13 september 2017 een inbraak plegen bij Rijksmuseum Kantoren, waarbij twee laptops zijn gestolen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
8 Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B en zaak C bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van voorarrest (71 dagen), waarvan 109 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat een meldplicht, een behandelverplichting en verplichte urinecontroles als bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Op 21 mei 2017 heeft hij goederen in [naam café] beschadigd, onder meer door met een hamer op het aanrecht te slaan. Op foto’s is te zien dat verdachte daarbij flinke schade heeft aangericht. Ook is gebleken dat de aanwezigen in het café behoorlijk van zijn gedrag zijn geschrokken. Op 27 mei 2018 heeft verdachte een persoon mishandeld en een politieagent bedreigd. Bij deze mishandeling heeft verdachte een schoenlepel gebruikt als wapen, waarmee hij een wond van vier centimeter op het hoofd van de aangever heeft veroorzaakt. De wond moest in het ziekenhuis gelijmd worden. Bij de bedreiging heeft verdachte nare woorden tegen de agent gezegd, waarbij niet alleen de aangever maar ook diens vrouw en kinderen werden bedreigd.
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte – blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 oktober 218 – meermalen voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die (onder meer) zijn gebleken uit een reclasseringsadvies van 22 augustus 2018. Daaruit volgt dat het recidiverisico gemiddeld is en een reclasseringstraject met bijzondere voorwaarden is geïndiceerd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in contact staat met de reclassering en een maatschappelijk werker. Verder heeft hij wekelijks gesprekken met een psycholoog. De reclassering geeft te kennen dat verdachte gemotiveerd lijkt tot gedragsverandering. Toch is de rechtbank bezorgd over verdachte. Hij lijkt op sommige momenten verward te zijn, kan op onverwachte momenten in woede uitbarsten en wordt door mensen uit zijn omgeving beschreven als een tikkende tijdbom. Verdachte moet nog een fikse werkstraf uitvoeren die hem in andere strafzaken is opgelegd. Er is voorts sprake van schulden en (in het recente verleden) van middelenmisbruik. De rechtbank vindt het daarom belangrijk dat hij met de reclassering in gesprek blijft en de behandeling bij Inforsa voortzet. In de zaak met parketnummer 23/000507-16 zijn die voorwaarden al opgelegd en dat traject loopt. De rechtbank zal daarom niet wederom dezelfde (of andere) bijzondere voorwaarden opleggen.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden moet worden opgelegd. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal daarop in mindering worden gebracht.
11 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 6 juni 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/000507-16, betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 25 november 2016 van het gerechtshof te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 65 dagen niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen, nu in het kader van deze (deels) voorwaardelijke straf een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden loopt en verdachte daar naar behoren aan meewerkt. Met het oog op de vermindering van het risico van recidive, meent de rechtbank dat dit toezicht moet voortduren. De vordering tot tenuitvoerlegging zal daarom worden afgewezen.
13 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1 en zaak C ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 2 en 3 en zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A onder 2
mishandeling;
ten aanzien van zaak A onder 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van zaak B
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 zaktelefoon (Nokia) – 5449342.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .
Verklaart de benadeelde partij Stichting Het Rijksmuseum niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 23/000507-16.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis in zaak A, zaak B en zaak C.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Groot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2018.