4.2.1.
Inleiding
De in Spanje wonende Nederlander [naam 14] heeft percelen grond verkocht via zijn onderneming [naam onderneming 1] , gevestigd in Spanje. Het gaat onder meer om de projecten [project 1] en [project 2] , beide behorend bij het Golf Resort van [naam 14] in [woonplaats] , Spanje. Met betrekking tot deze projecten heeft de inhouse vennootschap [naam B.V. 1] [naam onderneming 1] twee facturen gestuurd op grond van een agentenovereenkomst tussen [naam onderneming 1] en [naam B.V. 1] . De facturen zijn gedateerd op 4 en 25 juli 2006 en betreffen verkoopcommissie van respectievelijk ruim € 2 miljoen en bijna € 3,5 miljoen voor de projecten [project 1] en [project 2] . Ook bevat het dossier twee facturen die gelijk zijn aan de hiervoor beschreven facturen, met als enige verschil dat deze zijn gericht aan [onderneming 2] , een andere onderneming van [naam 14] , gevestigd in Luxemburg. De agentenovereenkomst is gedateerd 1 oktober 2005 en opgesteld in de Spaanse taal. Uit de Nederlandse vertaling blijkt dat de overeenkomst vermeldt dat [naam B.V. 1] “een vennootschap is waarvan het bedrijfsdoel, onder anderen, bestaat uit advies, beheer en promotieprojecten, marketing, werving van toekomstige cliënten, totstandbrenging en presentatie van promotie-evenementen op beurzen en feesten, en bemiddeling namens derden bij vastgoedtransacties, etc, betreffende wooncomplexen met hoog aanzien” en “dat [naam B.V. 1] de wens heeft om als agent samen te werken met [naam onderneming 1] ., voor de verkoop van grond en onroerend goed”.
Uit bankafschriften van [onderneming 2] van de CMB bank in Monaco volgt dat [onderneming 2] de betreffende bedragen reeds eind juli 2006 heeft ontvangen van [naam onderneming 1] . Bij de overboeking van het bedrag van bijna € 3,5 miljoen is de omschrijving ‘ [project 2] ’ opgenomen. Uit bankafschriften die zijn verkregen van ING bank blijkt dat [naam B.V. 1] op 16 maart 2007 bovenvermelde factuurbedragen heeft ontvangen van [onderneming 2] , onder vermelding van de factuurnummers en factuuromschrijvingen. Op basis van een agentenovereenkomst tussen [naam B.V. 1] en Wiltshire International Ltd (hierna: Wiltshire) heeft [naam B.V. 1] op 21 maart 2007 een bedrag van € 4.073.380,00 overgeboekt aan Wiltshire International Ltd. (hierna: Wiltshire).
Wiltshire, een offshore op Nevis, is een vennootschap van [naam 14] . De agentenovereenkomst tussen [naam B.V. 1] en Wiltshire is gedateerd 6 september 2006 en bevat de bepaling dat Wiltshire als principaal de Europese markt en in het bijzonder de Spaanse markt zal verkennen, via het uitgebreide netwerk van [naam B.V. 1] , ten behoeve van de verkoop en ontwikkeling van vastgoedprojecten.
Met betrekking tot het project [project 1] bevat het dossier ook nog een factuur van Orient Invest, een vennootschap van [medeverdachte] , aan [naam B.V. 1] . Deze factuur is gedateerd 22 juli 2007 en brengt een bedrag van € 66.200,00 in rekening voor de diensten die zijn verricht in maart ten behoeve van [project 1] .
Alle hierna te noemen ten laste gelegde documenten zijn op 13 maart 2012 aangetroffen in het kantoor van de [trustkantoor] te Amsterdam.
4.2.5.
Het oordeel van de rechtbank
Valsheid in geschrift; oogmerk tot misleiding
Bij de beantwoording van de vraag of valsheid in geschrifte bewezen kan worden, is het volgende van belang.
Van valsheid in geschrifte is sprake als een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk is opgemaakt of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. Dit oogmerk behelst doelbewustheid met betrekking tot het gebruiken of het doen gebruiken van het valse/vervalste geschrift als echt en onvervalst. Het oogmerk is gericht op misleiding. Dit betekent dat er derden in het spel moeten zijn, die niet van de valsheid op de hoogte zijn.
Een daadwerkelijk gebruik van het stuk is voor artikel 225 lid 1 Sr niet nodig en het gebruik behoeft niet te bestaan in bewijslevering waarvoor het stuk (in de eerste plaats) bestemd is.
Voor bewezenverklaring van het vereiste oogmerk is aldus beslissend of de verdachte de bedoeling had het valse geschrift te gebruiken of – door anderen- te doen gebruiken als ware het echt en onvervalst. Als het oogmerk niet uit de verklaring van de verdachte blijkt, zal het bewijs uit de omstandigheden van het geval moeten worden afgeleid. Als het geschrift door opzettelijk handelen van de verdachte in het maatschappelijk verkeer is gekomen, mag bij verdachte ook de bedoeling daartoe aanwezig worden geacht, tenzij door de verklaringen van de verdachte of anderszins aannemelijk wordt dat de verdachte niet de bedoeling had dat het geschrift gebruikt zou worden.
In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
Alle hiervoor genoemde ten laste gelegde documenten zijn opgenomen in de administratie van de vennootschappen van de [trustkantoor] en ook op het kantoor in Amsterdam aangetroffen.
De Hoge Raad heeft bepaald dat een bedrijfsadministratie in haar geheel wordt aangemerkt als een samenstel van geschriften bestemd om tot het bewijs van het daarin vermelde te dienen. Het opnemen van valse overeenkomsten en facturen in de bedrijfsadministratie kan derhalve bewezen worden verklaard als het valselijk opmaken van een geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Sr.
• De Agency Agreement tussen Wiltshire en [naam B.V. 1] (NL03-D052)
[verdachte] heeft op vrijdag 7 september 2007 een email gestuurd naar [naam 15] van [naam 21] met de mededeling dat hij de overeenkomst aan hem zal toesturen, zodra die ondertekend is1. Hij vermeldde bovendien dat hij verwachtte dat hij de overeenkomst maandag zou hebben. De rechtbank begrijpt dat [verdachte] hiermee verwijst naar maandag 10 september 2007.
Op maandag 10 september 2007 stuurde [naam 16] , een notaris in Zwitserland, die als bestuurder van MHC SA (hierna: MHC) de directie voerde bij de offshore Wiltshire, per fax de Agency Agreement naar De [trustkantoor] , geadresseerd aan [verdachte]2. De overeenkomst die was bijgevoegd is inhoudelijk gelijk aan de ten laste gelegde overeenkomst, maar bevat alleen een handtekening namens Wiltshire en als datum van ondertekening een datum van een jaar daarvoor, namelijk 6 september 20063.
Op 23 oktober 2007 stuurt [naam 16] [naam 21] de eveneens door [verdachte] en [naam 9] namens [naam B.V. 1] ondertekende overeenkomst met Wiltshire aan [naam 21] door.4
De rechtbank kan niet vaststellen wat de exacte datum van ondertekening is geweest door [verdachte] , maar zij kan wel vaststellen dat dat in ieder geval tussen 10 september en 23 oktober 2007 is geweest. Nu de overeenkomst vermeldt dat deze is ondertekend op 6 september 2006, is de overeenkomst op dat onderdeel vals.
[verdachte] heeft door ondertekening van de een jaar eerder gedateerde overeenkomst deze overeenkomst opzettelijk vals opgemaakt en deze vervolgens als echt en onvervalst in de administratie opgenomen danwel laten opnemen. Door aldus te handelen heeft [verdachte] daarmee de mogelijke bewijsbestemming van dit geschrift, zowel in-als extern onderkend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat daarmee het oogmerk vast staat om de valse overeenkomst als echt en onvervalst te gebruiken.
• De agentenovereenkomst tussen [naam 14] en [naam B.V. 1] (NL03-D053)
De agentenovereenkomst is in de Spaanse taal opgesteld. [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij de inhoud daarvan niet kende, totdat de FIOD in deze strafzaak de overeenkomst heeft laten vertalen. [verdachte] heeft ook verklaard dat hij de overeenkomst heeft ondertekend zonder bewustzijn van de precieze inhoud. Uit het dossier blijkt echter dat [verdachte] op 4 februari 2010 uitleg heeft gegeven aan de Belastingdienst over de samenwerking met [naam 14]5. Hij heeft in zijn fax aan de Belastingdienst, vanwege vragen vanuit Spanje over de betaling van de commissies inzake [project 1] , opgenomen dat de aard van de werkzaamheden van [naam B.V. 1] zag op bemiddeling bij de aan- en verkoop van onroerend goed projecten in binnen- en buitenland en heeft daarmee nagenoeg dezelfde omschrijving gegeven van de werkzaamheden, als die in de pas later door de FIOD vertaalde overeenkomst staat. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [verdachte] precies wist wat er in de Spaanstalige agentenovereenkomst tussen [naam 14] en [naam B.V. 1] stond.
[naam 14] heeft op 11 december 2006 per email een agentenovereenkomst naar [verdachte] gestuurd, naar aanleiding van de ontmoeting die zij kort daarvoor hebben gehad6. De overeenkomst die bij die email is gevoegd is inhoudelijk gelijk aan de ten laste gelegde overeenkomst, met dien verstande dat de gegevens van [naam B.V. 1] nog ontbraken en het stuk door niemand was ondertekend. De bedoeling is volgens [naam 14] om een herfacturering te laten plaatsvinden voor het einde van het jaar van rond 5 miljoen euro. Op 13 december 2006 heeft [verdachte] een email gestuurd naar [naam 14] met de gegevens van [naam B.V. 1] die moesten worden opgenomen in de overeenkomst7. Tot slot heeft [verdachte] op 20 december 2006 de overeenkomst opnieuw naar [naam 14] gemaild, voorzien van een handtekening van [verdachte] en [naam 9] , waarbij [verdachte] de naam van [naam 8] heeft veranderd in verband met de recente naamswijziging.8
Hoewel op grond van het voorgaande niet kan worden vastgesteld op welke dag de overeenkomst is ondertekend, kan wel worden vastgesteld dat de ondertekening heeft plaatsgevonden medio december 2006 en niet, zoals op de overeenkomst is vermeld, op
1 oktober 2005.
Gezien voornoemde door [verdachte] doorgevoerde naamswijziging was hij zich ervan bewust dat de datum van ondertekening van de overeenkomst meer dan een jaar na de contractdatum lag.
[verdachte] heeft de overeenkomst op dit punt dan ook opzettelijk vals opgemaakt.
Naast antedateren is ook ten laste gelegd dat in de overeenkomst staat dat het bedrijfsdoel van [naam B.V. 1] , onder andere, bestaat uit advies, beheer en promotieprojecten, marketing, werving van toekomstige cliënten, totstandbrenging en presentatie van promotie-evenementen op beurzen en feesten, en bemiddeling namens derden bij vastgoedtransacties, etc, betreffende wooncomplexen met hoog aanzien en dat [naam B.V. 1] de wens heeft om als agent samen te werken met [naam onderneming 1] voor de verkoop van grond en onroerend goed. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt niet dat dit het bedrijfsdoel was van [naam B.V. 1] en dat er een wens was om als agent met [naam onderneming 1] te werken. Dat het ook niet de bedoeling is geweest van partijen blijkt uit de verklaring van [naam 14] dat de notariële afhandeling van de verkochte percelen al had plaats gevonden op 26 juni 2006, dus een half jaar vóór ondertekening van de agentenovereenkomst.9
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de werkzaamheden niet door [naam B.V. 1] zijn uitgevoerd en dat de overeenkomst ook inhoudelijk vals is. [verdachte] had opzet op deze valsheid omdat hij bevraagd door de belastingdienst over de achtergrond van de betaalde commissies precies dat heeft geantwoord wat partijen hierover in het contract hebben opgenomen, terwijl hij moet hebben geweten dat de werkzaamheden al voor ondertekening van de overeenkomst waren uitgevoerd. Door deze overeenkomst in de administratie op te nemen bestond bij [verdachte] tevens het oogmerk van misleiding.
• De facturen van [naam B.V. 1] aan [naam onderneming 1] en [onderneming 2] (NL03-D062 t/m NL03-D065)
[naam 14] heeft op 19 december 2006 de conceptfacturen voor [naam onderneming 1] gemaild naar [verdachte] met de mededeling dat hij dit jaar nog wat facturen in orde wilde hebben en met het verzoek om die over te nemen op briefpapier van [naam B.V. 1]10. Op 20 december 2006 heeft [naam 17] deze facturen gemaild naar [verdachte]11. Nu [naam 14] het verzoek heeft gericht aan [verdachte] , heeft [verdachte] dit verzoek kennelijk doorgezet naar [naam 17] , die de facturen uiteindelijk heeft opgemaakt. De facturen worden gedateerd op 4 en 25 juli 2006 en betreffen verkoopcommissies met betrekking tot de percelen [project 1] en [project 2] .
Op 16 maart 2007 heeft [naam 14] [verdachte] gemaild met het verzoek om de factuur van 4 juli 2006 aan te passen, omdat het daarop vermelde bedrag niet overeen komt met de reeds verrichte betaling.12 Het bedrag moest verlaagd worden naar € 2.154.240,00, hetgeen ook op de ten laste gelegde factuur staat vermeld. [verdachte] heeft gedaan wat hem door [naam 14] is gevraagd en heeft op 19 maart 2007 per email de aangepaste factuur naar [naam 14] gestuurd, die gelijk is aan de ten laste gelegde factuur.13
Na controle door [naam 14] bedacht hij zich en besliste [naam 14] dat de factuur gericht moest worden aan [onderneming 2] . [naam 14] heeft deze beslissing, tezamen met de adresgegevens van [onderneming 2] , per email naar [verdachte] gestuurd op 21 maart 2007.14 [verdachte] heeft de aangepaste factuur, gelijk aan de ten laste gelegde factuur van 4 juli 2006, op dezelfde dag terug gestuurd.15 [verdachte] vraagt [naam 14] per mail of hij de andere factuur ook aan [onderneming 2] moet richten. Deze factuur van 25 juli 2006 is ook aangetroffen, waaruit kan worden opgemaakt dat [verdachte] eveneens deze factuur heeft aangepast.
De rechtbank concludeert dat uit voorgaande blijkt dat de facturen geantedateerd zijn. Ook is op deze facturen in strijd met de waarheid opgenomen dat [naam B.V. 1] tot een verkoopcommissie gerechtigd is vanwege verrichte werkzaamheden. Zoals blijkt uit de verklaring van [naam 14] waren de werkzaamheden al afgerond ruim voordat [verdachte] een eerste ontmoeting had met [naam 14] . Uit het dossier en de behandeling ter zitting blijkt ook niet dat [naam B.V. 1] werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van [naam onderneming 1] en [onderneming 2] anders dan administratieve werkzaamheden, waaronder onder meer het opmaken, aanpassen en versturen van facturen en contracten en het laten doorstromen van gelden naar de offshore. Niet is gebleken van verkoopwerkzaamheden van [naam B.V. 1] die commissiebedragen van ruim 2 en 3 miljoen euro rechtvaardigen. De verweren van [verdachte] en [medeverdachte] dat de offshore of derden de werkzaamheden hebben verricht dan wel dat er sprake is van herfacturatie slagen niet. Dat blijkt immers niet uit de facturen, waaruit enkel kan worden opgemaakt dat juist de inhouse de vermelde werkzaamheden heeft verricht. De facturen zijn derhalve op alle in de tenlastelegging genoemde punten valselijk opgemaakt.
De opzet van [verdachte] op de valsheid van de facturen volgt daaruit dat uit de mailwisseling tussen [naam 14] en [verdachte] blijkt dat [verdachte] zonder vragen te stellen voldoet aan de verzoeken van [naam 14] om in december 2006 geantedateerde facturen aan [naam onderneming 1] op te laten maken en dat hij deze facturen daarna wederom op verzoek van [naam 14] zo aanpast dat ze gericht zijn aan [onderneming 2] , een maritiem bedrijf, terwijl er volgens de agentenovereenkomst als agent met [naam onderneming 1] zou worden gewerkt voor de verkoop van onroerend goed. De conclusie is dan ook dat [verdachte] deze facturen opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en door deze facturen in de bedrijfsadministratie op te nemen dan wel te laten opnemen heeft [verdachte] de mogelijke bewijsbestemming van deze facturen zowel in-als extern onderkend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat daarmee het oogmerk vast staat om de valse facturen als echt en onvervalst te gebruiken.
• De factuur van Orient Invest aan [naam B.V. 1] (NL03-D075)
[medeverdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij de ten laste gelegde factuur heeft opgemaakt in het najaar van 2007 en daarop een datum heeft vermeld die lag voor de liquidatie van [naam B.V. 1] op 30 september 2007. De rechtbank kan niet vaststellen dat [verdachte] enige betrokkenheid heeft gehad bij het opstellen van deze factuur. Daarvan zal [verdachte] worden vrijgesproken.
Voorhanden hebben
Hoewel het opmaken van deze factuur in de VAE is geschied, is de factuur aangetroffen in het kantoorgebouw van de [trustkantoor] De rechtbank dient daarom vervolgens de vraag te beantwoorden of bewezen kan worden dat [verdachte] de factuur voorhanden heeft gehad. Daarbij is het volgende van belang.
Van opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift is sprake als verdachte zodanig geschrift voorhanden heeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik.
Er is sprake van opzettelijk voorhanden hebben als het valse geschrift aan verdachte wordt afgeleverd. Maar voorhanden hebben omvat ook het elders hebben liggen. Essentieel bij voorhanden hebben is het tot de beschikking hebben in die zin dat gebruik kan worden gemaakt van de bewijsbestemming van het geschrift, indien dat wordt gewenst. Verder dient er wetenschap of een vermoeden te bestaan van de bestemming tot gebruik als ware het geschrift echt en onvervalst. Alle ten laste gelegde documenten zijn aangetroffen in de bedrijfsadministratie van de rechtspersonen van de [trustkantoor] Doordat de documenten waren opgenomen in de administratie wist [verdachte] dat de stukken bestemd waren tot gebruik als ware die documenten echt en onvervalst. Ook had [medeverdachte] volledige toegang tot en zeggenschap over de administratie en daarmee de beschikking over die documenten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] alle ten laste gelegde documenten samen met [medeverdachte] voorhanden heeft gehad.
4.2.6.
De bewezenverklaring
Onder feit 3 is bewezen dat [verdachte]
in de periode van 1 december 2006 tot en met 31 oktober 2007 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk geschriften, te weten:
1. NL03-D052) de Agency Agreement tussen Wiltshire International Ltd. en [naam B.V. 1] , gedateerd 6 september 2006,
2. ( NL03-D053) de “Contrato de Agencia” tussen [naam 14] , optredend voor [naam onderneming 1] Group Spain SA en [naam B.V. 1] , gedateerd 1 oktober 2005,
3. Twee facturen, te weten
(NL03-D062) de factuur "invoice 60701" van [naam B.V. 1] aan [naam onderneming 1] Group Spain SA, gedateerd 4 juli 2006 en
(NL03-D063) de factuur "invoice 60701" van [naam B.V. 1] aan [onderneming 2] SA, gedateerd 4 juli 2006, en
4. twee facturen, te weten
(NL03-D064) de factuur "invoice 60702" van [naam B.V. 1] aan [naam onderneming 1] Group Spain SA, gedateerd 25 juli 2006 en
(NL03-D065) de factuur "invoice 60702" van [naam B.V. 1] aan [onderneming 2] SA, gedateerd 25 juli 2006,
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te laten gebruiken, en
in de periode van 1 december 2006 tot en met 13 maart 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, valse geschriften, te weten de hiervoor genoemde onder 1., 2., 3. en 4. en
5. ( NL03-D075) de factuur “invoice 07805” van Orient Invest Ltd. aan [naam B.V. 1] , gedateerd 22 juli 2007,
opzettelijk voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze geschriften bestemd waren om als echt en onvervalst te gebruiken,
voornoemde valsheden bestaan hieruit dat in die geschriften valselijk en in strijd met de waarheid is voorgewend en opgenomen, dat
- ad 1.: deze overeenkomst is ondertekend op 6 september 2006,
- ad 2.: deze overeenkomst is ondertekend op 1 oktober 2005, dat [naam B.V. 1] een vennootschap is waarvan het bedrijfsdoel, onder anderen, bestaat uit advies, beheer en promotieprojecten, marketing, werving van toekomstige cliënten, totstandbrenging en presentatie van promotie-evenementen op beurzen en feesten, en bemiddeling namens derden bij vastgoedtransacties, etc, betreffende wooncomplexen met hoog aanzien en dat [naam B.V. 1] de wens heeft om als agent samen te werken met [naam onderneming 1] GROUP SPAIN, S.A., voor de verkoop van grond en onroerend goed,
- ad 3.: [naam B.V. 1] voor [naam onderneming 1] en [onderneming 2] werkzaamheden heeft verricht en gerechtigd is tot een bedrag van EURO 2.154.240 wegens “sales commission for the plot RC305/306 in [project 1] ” en dat die facturen zijn opgemaakt op 4 juli 2006,
- ad 4.: [naam B.V. 1] voor [naam onderneming 1] en [onderneming 2] werkzaamheden heeft verricht en gerechtigd is tot een bedrag van EURO 3.352.320 wegens “sales commission for the plots RA-261 TO 266/RA-287 TO 286 ( [project 2] )” en dat die facturen zijn opgemaakt op 25 juli 2006, en
- ad 5.: Orient voor [naam B.V. 1] werkzaamheden heeft verricht en gerechtigd is tot een bedrag van EURO 66.200 wegens “professional services during March on [project 1] , time spent, co-ordination in Spain as requested and agreed with directors [naam B.V. 1] including of disbursments”.