4.1
Gekwalificeerde doodslag op 3 maart 2017 in het Oosterpark te Amsterdam op [slachtoffer 1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er op grond van de bewijsmiddelen geen enkele aanwijzing naar voren is gekomen die zelfs maar een begin van aannemelijkheid zou kunnen inhouden dat een ander dan verdachte voor de dood van [slachtoffer 1] verantwoordelijk kan worden gehouden, terwijl er voor betrokkenheid van verdachte juist wel meerdere bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn. Nu een aannemelijke en verifieerbare verklaring van verdachte achterwege is gebleven kunnen deze gevolgtrekkingen in onderlinge samenhang en in onderling verband beschouwd onmiskenbaar tot de conclusie leiden dat het verdachte, al dan niet met een ander, moet zijn geweest die [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd.
De officier van justitie gaat daarbij van de volgende reconstructie van de feiten uit.
Verdachte wilde geld maken en ging met een vlindermes op zak naar het Oosterpark met hetplan aldaar iemand te beroven. Hij ging bewust naar de mannenontmoetingsplek omdat het daar donker is en zocht zorgvuldig [slachtoffer 1] uit, onder meer op een niet sterk uitziend postuur. Hij lokte hem de bosjes in, speelde een seksueel getint spelletje mee en beroofde hem van zijn telefoon en portemonnee onder bedreiging van het mes. De steekletsels spreken voor zich. Het slachtoffer is meermalen in vitale delen van zijn lichaam gestoken en geraakt, met dermate kracht dat onder andere zijn slagader en hart zijn doorboord. Er is zo diep gestoken dat de beschadiging zelfs op het rib te zien was. Ten gevolge van deze verwondingen is [slachtoffer 1] overleden. Of verdachte het alleen heeft gedaan of dat er meerdere mensen bij betrokken zijn geweest kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld.
De officier van justitie concludeert dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gedood om in het bezit te komen van de bezittingen van [slachtoffer 1] . Verdachte ging naar eigen zeggen op pad om iemand te beroven en had om die reden een vlindermes in zijn zak. Uit zijn eigen verklaring blijkt dat hij het geweld toepaste om de portemonnee van [slachtoffer 1] af te pakken. Of er sprake is van vol opzet of voorwaardelijk opzet, is op basis van de beschikbare feiten lastig vast te stellen nu verdachte hier geen verklaring over heeft afgelegd. Het enige wat verdachte hierover heeft gezegd is dat hij niet verwacht had dat het slachtoffer zou overlijden.
Door met een vlindermes iemand meermalen te steken in vitale lichaamsdelen is er primair sprake van vol opzet op het intreden van de dood, maar subsidiair op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op het intreden van de dood.
Verdachte dient dan ook te worden veroordeeld voor de primair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde (gekwalificeerde) doodslag bepleit. Verdachte ontkent dat hij degene is geweest die [slachtoffer 1] zodanig heeft verwond dat hij later aan die verwondingen is overleden. Nadat verdachte de telefoon had bemachtigd, is verdachte gevlucht richting zijn vriend. Het slachtoffer is toen achter hem aangerend en riep dat hij de telefoon terug moest geven. Verdachte heeft daarop het mes getoond om het slachtoffer op afstand te houden. Het slachtoffer sprong toen echter bovenop verdachte. In een worsteling om de telefoon heeft verdachte [slachtoffer 1] alleen aan zijn hand verwond. Aan dit letsel is [slachtoffer 1] niet overleden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het mes aan een vriend (NN) heeft gegeven om zijn handen vrij te hebben om de fiets waarop zij wilden vluchten los te krijgen uit de bosjes. Verdachte zag toen dat [slachtoffer 1] weer op hem afkwam. Vervolgens sprong NN op [slachtoffer 1] en duwde hem weg. Verdachte weet niet wat er daarna is gebeurd, omdat hij nog steeds in de weer was met de fiets. Toen hij die eindelijk los had gekregen, zag hij dat [slachtoffer 1] op de grond viel. Hij weet niet waardoor dit gebeurde. NN kwam naar verdachte toe en daarna zijn ze samen weggefietst. Verdachte heeft het mes niet aan NN afgegeven met de bedoeling om het tegen [slachtoffer 1] te gebruiken. Hierdoor kan niet worden aangenomen dat verdachte opzet op de dood van [slachtoffer 1] heeft gehad, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. Omdat verdachte niets wist van het gebruik van zijn mes door NN, is evenmin sprake van medeplegen van de (gekwalificeerde) doodslag.
De raadsvrouw benadrukt dat uit de verhoren van verdachte blijkt dat er voor verdachte bijna niets zo erg is als iemand verraden, zeker als het een vriend betreft. Dit verklaart waarom hij de naam van NN niet wil noemen. Ten aanzien van de tapgesprekken tussen verdachte en zijn moeder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ontkent te hebben gezegd dat hij iemand heeft vermoord. Verdachte bedoelde juist te zeggen dat hij hem niet had vermoord, maar hij heeft een fout gemaakt in de Arabische taal die hij matig beheerst.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het subsidiair onder B ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en afpersing met geweld en bedreiging met geweld. De bedreiging en het geweld bestonden uit het voorhouden van een mes en het eenmaal in de hand snijden met het mes, derhalve zonder de strafverzwarende omstandigheid uit artikel 312 lid 3 en 317 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank
Op 3 maart 2017 omstreeks 21:00 uur kreeg verbalisant [verbalisant 1] , motoragent, de melding te gaan naar het Oosterpark te Amsterdam waar een straatroof zou zijn gepleegd. Hij reed verder richting de grote vijvers. In de verte bij de vijvers zag hij het silhouet van twee mannen. Bij het naderen van de mannen zag hij dat er tevens een man op de grond lag. Het betrof een blanke man waarvan de ogen geopend waren. Hij reageerde niet en de verbalisant nam ook geen hartslag waar. Bij het betasten onder de kleding raakte de hand van de verbalisant besmeurd met bloed. Collega’s van het basisteam Zeeburg kwamen ter plaatse en vingen aan met reanimatie. De verbalisant hoorde van verschillende omstanders dat zij geschreeuw hadden gehoord. Nadat de hulpdiensten het slachtoffer ter plaatse hadden gestabiliseerd werd deze met een ambulance vervoerd naar het ziekenhuis.2
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat op de avond van 3 maart 2017 omstreeks 21:15 uur het schreeuwen van een vrouw zijn aandacht trok. Het geluid galmde door het Oosterpark. Het werd steeds luider alsof het zijn kant op kwam. De vrouw heeft zeker tien minuten staan schreeuwen. Tien minuten na het schreeuwen stond het blauw van de agenten en wagens. Volgens [getuige 1] heeft die vrouw op de plek van het incident gestaan.3
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2017 omstreeks 21:00 uur door het Oosterpark fietste. Hij hoorde heel hard geschreeuw. Ongeveer vijf tot tien seconden later zag hij twee mannen keihard voorbij rennen. Het was sneller dan hardlopen bij een training. Het geschreeuw kwam vanaf de overzijde van het water. Er ligt een vijver in het Oosterpark en voor zijn gevoel kwam het geschreeuw vanaf de overzijde.4
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2017 in het Oosterpark ter hoogte van het bruggetje een man met een capuchon voorbij zag rennen. Zijn eerste gedachte was dat die wat uitgespookt had en daarom wegrende. Kort daarna rende er iemand achter de jongen aan. Het leek alsof beiden iets hadden gedaan en dat ze samen daarvoor wegrenden. Het waren geen sportende mensen met sportkleding aan. Een paar minuten daarna hoorde de getuige iemand schreeuwen: “Help”. Daarna hoorde hij iemand schreeuwen. Eerst was het heel hard en daarna leek het erop dat er een batterij leegliep, en werd het steeds zachter. Vijf minuten later kwam er een politiemotor met zwaailicht aan. De getuige is ook die kant opgegaan en zag een man op de grond liggen. Het geschreeuw was in het begin heel hard, alsof je een varken probeert te pakken en de keel probeert door te snijden en daarna werd het steeds zwakker. De getuige werd een beetje onpasselijk van het geschreeuw dat hij hoorde.5
Op 4 maart 2017 is door forensisch arts, W. Barends, een schouwverslag opgemaakt.
Datum/tijd: schouw: 3 maart 2017 23:10 uur
Reden aanvraag: Aanwijzing voor niet natuurlijke dood.
Plaats van overlijden: Ziekenhuis
Overlijdensdatum: 3 maart 2017 22:45 uur
Bijzonderheden/gebeurtenis: na inbraakmelding ging motoragent het Oosterpark in en trof een bewusteloze man aan, die geen hartslag meer had. Bij reanimatie en hartmassage weer output verkregen, maar ook weer kwijtgeraakt.
Tekenen van geweld: in de linker flank op harthoogte 2 scherprandige huidperforaties van 1 en 3 cm.
Evaluatie: onbekende man met steekverwondingen die na niet-geslaagde reanimatiepoging overleden is op de Eerste hulp.
Conclusie: Niet-natuurlijke dood.6
Op 5 maart 2017 is het slachtoffer naar aanleiding van een nieuwsbericht met beeldopnames van het slachtoffer door zijn GGZ-behandelaar herkend als zijnde [slachtoffer 1] , geboren op [geboortegegevens] .7
Uit het sectierapport van overledene [slachtoffer 1] blijkt onder meer dat er sprake was van 7 uitwendig scherprandige huidperforaties en 1 huidklieving aan de rechterhand.
Letsel A: aan de borstkas links zijwaarts was een scherprandige huidperforatie van circa 3 cm met buikwaarts een stomp uiteinde en rugwaarts een puntig uiteinde met hoofdwaarts een krasvormige huidbeschadiging. In relatie met dit letsel was de borstkas bereikt en toonde de binnenzijde van de borstkas 2 perforaties. Er was een steekkanaal naar rechts met perforatie van de linkerlong.
Letsel B: aan de borstkas links zijwaarts, circa 4 cm voetwaarts van letsel A, was een scherprandige huidperforatie met een lengte van circa 1,5 cm. Er was een steekkanaal naar rechts met perforatie van het hartzakje en de linkerkamer van het hart met een lengte van minimaal circa 3 cm.
Letsel C: zijwaarts aan de romp, iets rugwaarts, onder de linkerarm, was een scherprandige huidperforatie van circa 1,5 cm.
Letsel D tot en met F: circa 9-17 cm van de schoudertop, aan de strekzijde van de linkerbovenarm, waren 3 bij elkaar gelegen scherprandige huidperforaties met een lengte van circa 1,5 cm. In relatie met 1 of meerdere van deze letsels was de slagader en de ader van de linkerbovenarm geperforeerd. Deze letsels (D tot en met F) toonden een puntig en een stomp uiteinde.
Letsel G: aan de buigzijde van de linkerbovenarm was een scherprandige huidperforatie van circa 0,4 cm met omgevende bloeduitstorting. Er was een doorsteek aan de arm tussen letsel F en G met een lengte van circa 7 cm.
Letsel H: aan de rechtermiddelvinger was een scherprandige huidklieving met een lengte van circa 2,5 cm.
Letsel I: rechts aan de binnenzijde van de borstkas was een scherprandige huidperforatie van circa 5 cm. Gezien de door medisch handelen verrichte snede aan de borstkas kon het huidletsel niet worden geobjectiveerd. In relatie met dit letsel was er steekkanaal naar links, door de rechterlong tot in de linkerboezem van het hart. De 5e rib was mogelijk beschadigd.
Interpretatie van resultaten:
In relatie met de steekverwondingen (letsel A, letsel B, letsel I en 1 van letsels D tot en met G) waren vitale structuren geperforeerd, waaronder beide longen, tweemaal het hart en de slagader en ader van de linker bovenarm. Hierdoor zijn functiestoornissen van de longen en het hart ontstaan met daarbij fors bloedverlies, waarmee het overlijden wordt verklaard.
Letsel H aan de rechter middelvinger kan in het kader van afweer tegen scherprandig geweld zijn ontstaan.
Conclusie:
Het intreden van de dood wordt verklaard door verwikkelingen van meermalen uitwendig mechanisch scherprandig perforerend geweld (steekverwondingen aan de borstkas en de linkerbovenarm).8
Uit onderzoek blijkt dat verdachte na de dood van [slachtoffer 1] in het bezit is geweest van een simkaart die toebehoorde aan het slachtoffer Tevens bestaat het vermoeden dat verdachte de ov-chipkaart van [slachtoffer 1] heeft gebruikt op 4 en 5 maart 2017.9
Op 4 april 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning [adres] , de woning van de ouders van verdachte. Daarbij is onder meer een vlindermes aangetroffen en in beslaggenomen voor nader onderzoek. 10
Er is een technische actie aangesloten op het telefoonnummer dat in gebruik is bij de vader van verdachte. Op 18 april 2017 omstreeks 21.03 uur wordt er ingebeld op het telefoonnummer van de vader. NNman van [inrichting] belt en zegt dat hij verdachte aan de telefoon heeft. [vader verdachte] zegt ‘ja’ en verdachte komt aan de lijn. Vader zegt dat moeder contact wil. Moeder van verdachte komt aan lijn.
[ [verdachte] = [verdachte] , Moeder = Moe]
[verdachte] : die mensen daar in het park waren flikker, flikkers daar
Moe: jij hebt het toch niet gedaan heh mijn zoon?
[verdachte] : wat?
Moe: Jij hebt hem toch niet geslagen mijn zoon?
[verdachte] : Ik kan nu niks door de telefoon tegen je zeggen moeder.
Moe: Nou, klaar, Allah zij dank, als jij niks hebt gedaan lof zij aan Allah, dan komt het goed.
[verdachte] : nou, dat is juist het probleem!
Moe: Waarom is het probleem?
(stilte)
[verdachte] : Nou, jij zegt dat je van jezelf weet dat ik hem niet heb geslagen?
Moe: Ja, ja, ik weet van mijzelf, ik zeg “mijn [verdachte] doet dit niet, ja dit zou hij nooit doen, ja”
[verdachte] : nou, ee
Moe: Jij wilt niet eens dat een dier sterft en dat jij dan wil dat een mens sterft? Kan niet!
[verdachte] : nou iedereen maakt fouten
(stilte)
Moe: Hoezo iedereen maakt fouten?
[verdachte] : Nou, ik heb tegen hun allemaal gezegd dat ik het niet heb gedaan.
Moe: Nou, we hopen op alle goeds van Allah
[verdachte] : Nou. Ik heb het gedaan!
Moe: Heb je het gedaan?
[verdachte] : Ja, ik heb hem geslagen ja
Moe: Er is geen macht behalve Allah’s macht (gebed).
[verdachte] : Eh, ja ik heb hem vermoord
Moe: Jij?
[verdachte] : Ja
Moe: En waarom had je het niet gezegd?
[verdachte] : Waarom zou ik het tegen hun zeggen moeder, ben ik duizelig of zo? (luide stem)
Moe: Zij zullen het niet van je weghalen.
[verdachte] : Nou, zij zijn nog bezig met onderzoek en als zij niks vinden dan kunnen zij niks tegen mij zeggen.
11
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar onder meer het vlindermes dat in het huis van de ouders van verdachte is aangetroffen. Uit dit onderzoek blijkt dat er bloed aanwezig was op het heft van het mes. Van het bloed van de binnenzijde van één van de heftdelen is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] . De matchkans van het DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.12
Het NFI heeft microsporenonderzoek gedaan aan de 4e rib rechts en een deel van de borstkas links van het slachtoffer. Ook is het vlindermes onderzocht op (micro)sporen. In de 4e rib rechts zijn geen microsporen aangetroffen die te herleiden zijn naar een gebruikt wapen. Het uitgenomen deel van de borstkas links bestaat uit 3 ribdelen. Een van deze ribben is gebroken en aan de onderzijde van deze breuk bevindt zich een wigvormige beschadiging in het bot.
In deze beschadiging zijn deeltjes aangetroffen die voornamelijk bestaan uit ijzer en chroom met wat silicium en mangaan en een deeltje dat voornamelijk bestaat uit ijzer en chroom met wat nikkel, silicium en mangaan. De aangetroffen deeltjes lijken zich in het bot te bevinden. In de andere zijde van de breuk zijn vergelijkbare deeltjes aangetroffen. Deze deeltjes bevinden zich tussen kraslijnen.
Het lemmet van het vlindermes bestaat voornamelijk uit ijzer en chroom met wat silicium en mangaan. Op sommige plaatsen wordt ook nikkel aangetroffen. De handvatten bestaan, aan het oppervlak, voornamelijk uit nikkel en goud. Op het lemmet van het vlindermes zijn deeltjes aangetroffen die voornamelijk bestaan uit calcium, fosfor en zuurstof.
De deeltjes die in het bot zijn aangetroffen hebben een elementsamenstelling die overeenkomt met die van roestvaststaal (RVS).
De in de beschadiging in de ribdelen aangetroffen deeltjes RVS bevinden zich gedeeltelijk in het bot en in de beschadiging in het bot. Deze deeltjes zijn dus afkomstig van het voorwerp dat de beschadiging heeft veroorzaakt.
Op het lemmet van het vlindermess staat het type staal waaruit het vervaardigd is aangegeven: 420. RVS 420 bestaat voornamelijk uit ijzer en chroom met wat silicium en mangaan. Nikkel hoort volgens de specificaties niet aanwezig te zijn in het staal. Op diverse plaatsen op het lemmet van het mes is echter wel nikkel aangetoond. Vermoedelijk is dit afkomstig van de handvatten van het vlindermes waar aan het oppervlak voornamelijk nikkel en goud is aangetroffen.
De samenstelling van de in het bot aangetroffen deeltjes RVS komt overeen met de samenstelling van het lemmet van het vlindermes. RVS dat voornamelijk bestaat uit ijzer en chroom met silicium en mangaan is echter vrij algemeen voorkomend voor messen en andere knippende en snijdende voorwerpen. Over het algemeen zit er geen nikkel in het RVS in dergelijke voorwerpen.
De deeltjes die op het lemmet van het vlindermes zijn aangetroffen en voornamelijk bestaan uit calcium, fosfor en zuurstof hebben een elementsamenstelling en morfologie die overeenkomt met die van het bot.
Als de letsels in het deel van de borstkas links zijn veroorzaakt met het vlindermes, dan zijn de resultaten van het onderzoek goed verklaard. Als de letsels zijn veroorzaakt met een willekeurig ander mes, dan wordt niet verwacht deeltjes RVS met nikkel aan te treffen. Ook wordt dan niet verwacht bot aan te treffen op het lemmet van het mes. Het aantreffen van bot op het lemmet van een vlindermes is bijzonder en moeilijk te verklaren door regulier gebruik. Bij keukenmessen kunnen deeltjes bot worden verklaard door regulier gebruik in de keuken, hetzelfde ligt niet in de lijn der verwachting voor een vlindermes. In zaakonderzoek worden relatief vaak keukenmessen ter onderzoek aangeboden, echter zelden worden deeltjes bot aangetroffen.
Conclusie:
De bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer de letsels in het deel van de borstkas links zijn veroorzaakt met het vlindermes dan wanneer de letsels in het deel van de borstkas links zijn veroorzaakt met een willekeurig ander mes.13
Verdachte is meermalen bij de politie verhoord. Op 12 april 2017 heeft hij een uitgebreide verklaring afgelegd waarin hij heeft gezegd dat hij iemand wilde gaan beroven om meer geld te besteden te hebben. Het vlindermes dat hij meenam is van zijn broer [broer] en dit mes zat al vanaf het begin opengeklapt in zijn zak. Verdachte heeft eerst meerdere rondjes gefietst om een slachtoffer te zoeken en vervolgens is hij naar de mannen ontmoetingsplaats gegaan om een slachtoffer uit te kiezen. Hij zag daar een man, naar later bleek [slachtoffer 1] , en besloot hem te beroven van zijn telefoon. Verdachte heeft verklaard het slachtoffer zorgvuldig te hebben uitgekozen. Daarmee bedoelt hij dat hij niet het type body builder wilde gaan beroven, meer een beetje skinny-achtig figuur die niet al te sterk zou zijn. Verdachte heeft eerst oogcontact gemaakt met [slachtoffer 1] en is op een bepaald moment de bosschages ingelopen waarna [slachtoffer 1] hem volgde. Hij vroeg [slachtoffer 1] om telefoonnummers uit te wisselen. [slachtoffer 1] heeft zijn telefoon aan verdachte gegeven zodat hij zijn nummer kon intoetsen. Verdachte heeft vervolgens met het licht van de telefoon [slachtoffer 1] verblind en hem daarna een duw gegeven. Vervolgens is hij de bosjes uitgerend richting zijn fiets. [slachtoffer 1] rende achter hem aan. Hij heeft het mes toen uit zijn broekzak gehaald en tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij zijn telefoon kon terugkrijgen in ruil voor geld. Verdachte hield het vlindermes toen opengeklapt in zijn rechterhand. Verdachte zag dat [slachtoffer 1] zijn portemonnee liet vallen en de hand van verdachte pakte waar de telefoon in zat. Hierop ontstond een worsteling waarbij verdachte zich verzette en met de hand waarin het mes zat probeerde om de handen van [slachtoffer 1] weg te duwen. Tijdens het trekken aan de telefoon kwam [slachtoffer 1] met zijn hand langs het mes en sneed zich daaraan. Tijdens de worsteling heeft verdachte de telefoon in zijn broekzak gestopt. [slachtoffer 1] probeerde het mes af te pakken en op een geven moment zag verdachte dat [slachtoffer 1] het mes in zijn handen had. Verdachte heeft de hand van [slachtoffer 1] omgedraaid en heeft het mes kunnen terugpakken. Verdachte hoorde dat [slachtoffer 1] meerdere keren hard ‘auw’ en ‘aaaahhh’ en ‘help’ schreeuwde. Verdachte heeft [slachtoffer 1] toen een duw gegeven waardoor hij op de grond viel. Verdachte heeft de portemonnee van de grond opgepakt en in zijn zak gestoken. Vervolgens is hij naar zijn fiets gerend en weggefietst. Verdachte zag dat [slachtoffer 1] achter hem aan kwam rennen, op een gegeven moment stopte met rennen en terugliep naar het pad. Verdachte zag toen dat twee mannen, vermoedelijk negroïde, aan kwamen rennen. Thuis heeft verdachte het mes onder de kraan schoongemaakt omdat er bloed op zat. Verdachte heeft het mes opgeborgen in een rode etui in de bureaulade, waar zijn broer [broer] het mes altijd bewaarde. 14
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 3 maart 2017 naar het Oosterpark is gegaan met het doel om iemand te beroven. Hij heeft daartoe bewust een vlindermes meegenomen . Verdachte heeft gezocht naar een slachtoffer dat vermoedelijk niet veel weerstand kon bieden en heeft [slachtoffer 1] uitgekozen. Hij heeft hem beroofd van zijn telefoon en portemonnee.
[slachtoffer 1] is ten gevolge van zeven steekverwondingen aan de borstkas en de linker bovenarm overleden.
De officier van justitie heeft het feit primair als doodslag gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit, een beroving, ten laste gelegd.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van gekwalificeerde doodslag moet de rechtbank beoordelen of het geweld dat is gebruikt als doodslag kan worden aangemerkt en zo ja, of de doodslag is gepleegd met het oogmerk om de beroving voor te bereiden, gemakkelijk te maken of om bij ontdekking op heterdaad straffeloosheid of het bezit van het gestolen goed te kunnen verzekeren.. Met andere woorden: of de doodslag in dienst stond van de beroving.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die met het vlindermes de steekverwondingen heeft toegebracht waaraan [slachtoffer 1] is overleden.
Verdachte had het vlindermes op de bewuste avond meegebracht en hij heeft het naar eigen zeggen ook gebruikt om te dreigen. Uit de NFI rapportages trekt de rechtbank de conclusie dat de verwondingen van het slachtoffer zijn toegebracht met het vlindermes dat verdachte met zich droeg Verdachte heeft het bebloede mes na afloop in zijn ouderlijk huis gewassen en opgeborgen. In een telefoongesprek met zijn moeder op 18 april 2017 vertelt verdachte dat hij [slachtoffer 1] heeft vermoord. Verdachte heeft bij confrontatie met dit tapgesprek in eerste instantie volgehouden dat het gesprek niet goed is vertaald. Nu het telefoongesprek door twee verschillende tolken is vertaald en zij beiden tot dezelfde vertaling komen, acht de rechtbank dat niet aannemelijk. Vervolgens heeft verdachte verklaard dat hij het Arabisch niet goed beheerst en tegen zijn moeder heeft bedoeld te zeggen dat hij het slachtoffer niet om het leven heeft gebracht. Gelet op de context van de betreffende zin in de rest van het gesprek, vindt de rechtbank deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. . Verdachte heeft in het gesprek tegen zijn moeder gezegd dat het anders is gegaan dan hij voorheen heeft verklaard, dat mensen fouten maken, dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen en uiteindelijk heeft verdachte gezegd dat hij hem heeft vermoord. De moeder van verdachte vraagt dan: “Jij?”, waarop verdachte zegt: “Ja”.
Opvallend is dat verdachte gedurende het onderzoek telkens wanneer hij werd geconfronteerd met nieuwe bewijsmiddelen, zijn verklaring over wat er op de bewuste 3 maart 2017 is gebeurd steeds daarop heeft aangepast. Ter terechtzitting komt verdachte wederom met een nieuw scenario, in die zin dat hij die avond in het park niet alleen was maar met een vriend en dat die vriend de dodelijke steekverwondingen heeft toegebracht. De naam van deze vriend wil verdachte echter niet noemen. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] in de ontstane worsteling alleen per ongeluk in zijn hand heeft geraakt. Vervolgens zou hij het mes aan de onbekend gebleven vriend hebben gegeven zodat verdachte zijn handen vrij had om de fiets waarop zij waren gekomen en waarop zeeg wilden rijden en die van het slot was, uit de bosschages los te halen. Verdachte heeft, naar eigen zeggen, verder niets gemerkt van de verwondingen die vervolgens door zijn maat bij [slachtoffer 1] zijn aangebracht en heeft het slachtoffer ook niet horen schreeuwen. Dat er daarna twee andere (negroïde) mannen richting het slachtoffer zouden zijn gerend, zoals verdachte tijdens zijn eerdere verhoren heeft verklaard, is volgens verdachte niet waar.
Dit scenario is, doordat verdachte geen naam wil noemen, niet alleen niet verifieerbaar maar in het licht van de bewijsmiddelen ook volstrekt ongeloofwaardig. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer 1] hard en lang heeft geschreeuwd en dat het een zeer onaangenaam geluid was. Eén getuige benoemt het geschreeuw zelfs als het geluid van een varken waarbij wordt geprobeerd de keel door te snijden. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat verdachte dit niet heeft gehoord. Bovendien is het scenario dat verdachte schetst dermate ontlastend voor hem dat, indien het al waar zou zijn, het niet is te begrijpen waarom verdachte dit niet eerder zou hebben verklaard. Ook om deze reden schuift de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank acht het buiten redelijke twijfel dat het verdachte is geweest die in totaal zevenmaal met het vlindermes in de borstkas en linker bovenarm van [slachtoffer 1] heeft gestoken, waarbij de longen, het hart en de slagader en ader in de linkerarm zijn geraakt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met het uitoefenen en het herhalen van deze voornoemde geweldshandelingen opzet op de dood van [slachtoffer 1] gehad.
Dit levert doodslag op.
Gepleegd met het oogmerk de diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad te kunnen ontsnappen?
Uit hetgeen hiervoor is overwogen leidt de rechtbank af dat het geweld werd gepleegd om de diefstal van de portemonnee gemakkelijk te maken en om het bezit van het reeds gestolene (de telefoon) te verzekeren en te kunnen vluchten van de plaats delict.
Het is de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden of verdachte alleen dan wel met één of meer andere daders heeft gehandeld. Het ten laste gelegde medeplegen kan derhalve niet worden bewezenverklaard.
De rechtbank acht de primair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het medeplegen.
4.3
Gewapende straatroof op 13 januari 2017 in het Oosterpark
Het standpunt van de officier van justitie
Op 13 januari 2017 is om ca. 00.30 uur aangever [slachtoffer 3] in het Oosterpark overvallen door twee jongens. Zijn fiets en rugzak zijn daarbij gestolen. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander die straatroof heeft gepleegd.
Verdachte stuurt 10 minuten nadat [slachtoffer 3] is beroofd een WhatsAppbericht aan [naam 1] ( [naam 1] ) waarin hij schrijft ‘dat hij iemand heeft geript van zijn rugzak en fiets’. Dat is specifieke daderinformatie binnen een opmerkelijk kort tijdsbestek na de beroving. Volgens vaste jurisprudentie kan iemand onder die omstandigheid al worden veroordeeld. Een dag later appt verdachte met diezelfde vriend over een mes. Verdachte plaatst zichzelf op de plaats delict, maar ontkent de beroving. Wel verklaart verdachte diezelfde avond over de buit te hebben beschikt. De rugzak zou hij die avond van een neefje van een kennis hebben gehad en vervolgens hebben ze de tas in de box van verdachte gelegd. Verdachte zou een lift hebben gehad van de dader vlak na de beroving. Dat scenario is in het licht van het overige bewijs volstrekt ongeloofwaardig. Daarbij komt dat [naam 2] , een vriend van verdachte uit [instelling] en de neef van [naam 1] , drie dagen na de straatroof in het bezit is van de pasjes van aangever [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent dat hij de beroving heeft gepleegd en heeft uitgelegd dat de neef van [naam 3] de dader is geweest. Hij weigert nadere gegevens over die persoon te verstrekken omdat in zijn optiek bijna niets zo erg is als iemand verlinken. Verdachte heeft tijdens de verhoren uitgelegd wat hij weet over de beroving. Doordat hij hetgeen er is gebeurd in het park heeft gehoord van het neefje van [naam 3] en hij de tas heeft bewaard in de box van het huis van zijn ouders, beschikt hij gedeeltelijk over daderkennis. In het WhatsAppbericht van 14 januari 2017 vertelt verdachte aan [naam 1] wat ‘die andere jongen’ (de neef van [naam 3] ) tegen hem heeft gezegd over de beroving, waarbij de man met de fiets was gevallen. Verdachte geeft aan dat hij toen voor de grap tegen [naam 1] heeft gezegd dat hij die man heeft geript. Dit was puur voor de lol. Verdachte verklaart dat hij vaak samen was met [naam 1] en [naam 2] en dat zij die grappen van elkaar begrijpen.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het signalement van verdachte overeenkomt met het signalement dat is opgegeven door de aangever. Verdachte is onmogelijk te beschrijven als iemand tussen de 28 en 30 jaar oud. Het signalement is verder vrij algemeen waarbij geen specifieke kenmerken worden genoemd. Bovendien wordt verdachte niet herkend tijdens de fotobewijsconfrontatie.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van een straatroof tussen 13 januari 2017 te 23:30 uur en 14 januari 2017 te 00:30 uur in het Oosterpark te Amsterdam.
Hij is vanaf de Cruquiusweg naar het Oosterpark gefietst en is bij de ingang tegenover het Eikenplein het park ingegaan. Voorop zijn fiets zat een rekje met zijn tas. Aangever werd afgeleid door een jongen met een blauw trainingspak die naast hem kwam lopen om iets te vragen. Hierdoor viel hij van zijn fiets op de grond, waardoor hij forse buikpijn voelde. Hij zag toen dat er nog een tweede jongen was, NN2. Terwijl aangever op de grond lag zag hij bij NN1 een mes in zijn hand. Hij hoorde NN1 tegen hem zeggen: “Ik ga je schieten”.
Aangever kon door de pijn in zijn buik niet opstaan. Hij zag hierop dat NN1 zijn fiets pakte en weg reed in de richting van de Linnaeusstraat. Doordat zijn tas voorop zijn fiets zat is deze ook verdwenen. De tas betrof een zwarte rugtas met onder meer een aantal bankpasjes en een identiteitskaart. 20
In het kader van het onderzoek 13Hillside is onder verdachte in de instelling de [instelling] waar hij verbleef een mobiele telefoon inbeslaggenomen. De telefoon is op 6 april 2017 door een digitaal rechercheur uitgelezen en van de inhoud van de telefoon is een rapportage vervaardigd. Er bleek dat meerdere zogenaamde chatberichten aanwezig onder waren meer afkomstig van WhatsApp.
Verbalisant T-598 zag dat er op 13 januari 2017 en 14 januari 2017 middels WhatsApp een conversatie heeft plaatsgevonden tussen gebruiker [nummer] ( [verdachte] ) en gebruiker [nummer] ( [naam 1] ), te weten:
[ [verdachte] = [verdachte] , [naam 1] = [naam 1] ]
14-01-2017 00:41-00:42 uur
[verdachte] : Jo,
[verdachte] : Heb nu pas me tel kunnen opladen
[verdachte] : En heb weer iemand geript
[verdachte] : Van z’n rugtas en fiets
14-01-2017 08:02 uur
[naam 1] : Ai
[…]
21
Op 16 januari 2017 is [naam 2] aangehouden omdat tijdens een controle bleek dat hij gesignaleerd stond voor de [instelling] . Tijdens de insluitingsfouillering haalde [naam 2] verschillende passen uit zijn broekzak. Een van deze passen was een Nederlandse identiteitskaart op naam van [slachtoffer 3] . De overige passen stonden ook op naam van [slachtoffer 3] .
Uit de voornoemde uitleesrapportage (van de telefoon van verdachte) blijkt dat [verdachte] veelvuldig contact heeft met [naam 2] .
[naam 2] en [naam 1] zijn neven van elkaar.22
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 13 op 14 januari 2017 in het Oosterpark is geweest en dat hij een gestolen rugtas in zijn box heeft bewaard.23
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever [slachtoffer 3] tussen 13 januari 2017 23.30 uur en 14 januari 2017 00.30 uur in het Oosterpark is bedreigd met een mes en dat hij is beroofd. Er waren twee daders bij betrokken. Daarbij zijn z’n fiets en rugzak gestolen. Verdachte heeft [naam 1] op 14 januari 2017 om 00:41 uur een WhatsApp bericht gestuurd waarin hij schrijft dat hij weer iemand heeft geript van zijn fiets en zijn rugtas.
Gelet op het opmerkelijk korte tijdsbestek tussen de beroving van [slachtoffer 3] en het Whatsapp gesprek alsook de specifieke dader informatie (de fiets en een rugzak) die daarin wordt genoemd, kan de rechtbank het WhatsAppgesprek niet anders interpreteren dan dat verdachte refereert aan de beroving van [slachtoffer 3] .
De verklaring van verdachte dat een neef van [naam 3] de dader is geweest valt op geen enkele wijze te verifiëren. Dat verdachte voor de grap tegen [naam 1] zou hebben gezegd dat hij weer iemand van zijn fiets en rugtas had geript acht de rechtbank onbegrijpelijk en ongeloofwaardig. Het feit dat verdachte en [naam 2] in die tijd in [instelling] verbleven en dat twee dagen na de beroving, op 16 januari 2017, bij [naam 2] een identiteitskaart en een aantal andere passen op naam van aangever [slachtoffer 3] zijn aangetroffen, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat verdachte één van de twee daders van de straatroof is geweest. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
Straatroof op 26 december 2016 in het Oosterpark te Amsterdam
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen betrokken is geweest bij de straatroof op aangever [slachtoffer 4] .
Aangever [slachtoffer 4] is op 26 december 2016 rond 23.30 uur beroofd van heuptas en telefoon. Hij herkent verdachte bij de Fosloconfrontatie als een van de daders van de straatroof, degene met de rode jas.
[naam 1] heeft op 26 december 2016 om 23.26 uur, rondom het tijdstip van de straatroof, een WhatsApp bericht verstuurd aan verdachte waarin hij schrijft: “Jij kan echt snel dampen”, waarmee wordt bedoeld: rennen. Verdachte stuurt daarop terug: “Hahahahaha”.
Uit de historische gegevens blijkt dat in de nacht volgend op de straatroof om 01:26 uur het telefoonnummer gekoppeld aan de gestolen telefoon van [slachtoffer 4] uitbelt naar het telefoonnummer van verdachte. Uit mutaties blijkt bovendien dat verdachte op 10 december 2016 op het Centraal Station in Amsterdam is gezien terwijl hij een rode jas/vest droeg.
Verdachte heeft verklaard dat [naam 1] verantwoordelijk is voor de beroving en dat hij alleen maar heeft meegerend en er verder niets mee te maken heeft. De verklaring van verdachte is ongeloofwaardig en geeft geen uitleg omtrent de overige belastende bewijsmiddelen. Dat de verhoren van aangever [slachtoffer 4] bij de politie aanvankelijk in het Engels niet vlekkeloos zijn verlopen staat niet ter discussie. Maar het maakt de inhoud van de verklaring niet onbetrouwbaar. Die verklaring is immers getoetst bij de rechter-commissaris met een tolk in de moedertaal van aangever.
Desgevraagd verklaart [slachtoffer 4] tijdens dat verhoor dat hij er heel zeker van is dat de door hem bij de foslo herkende man de man is met de rode jas die hem heeft beroofd. Er is geen enkele aanleiding om aan zijn oorspronkelijke aangifte en herkenning bij de foslo te twijfelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. De raadsvrouw twijfelt sterk aan de bewijswaarde van de verklaringen van aangever [slachtoffer 4] en de fotoconfrontatie, gelet op het feit dat is gebleken dat de aangever moeite heeft met de Engelse taal en dat hij hierdoor vragen van de politie onvoldoende heeft begrepen. Uit de verklaringen blijkt dat de vragen steeds herhaald en geherformuleerd werden. Zowel door de verhorende rechercheur als de tolk Engels en de rechter-commissaris is vastgesteld dat de verhoren moeizaam verliepen omdat [slachtoffer 4] de Engelse taal niet voldoende beheerst. Voorts blijkt uit de audio-tape van het verhoor op 6 juli 2017 dat sommige delen van de verklaring van aangever niet zijn opgenomen in het proces-verbaal van verhoor. De raadsvrouw doelt dan met name op het feit dat [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij niet weet welke grootte de stok had omdat het donker was en omdat hij erg in paniek was en dat hij de dader niet kan omschrijven omdat hij zijn ogen sloot toen hij werd geslagen. De raadsvrouw heeft tot slot aangevoerd dat [slachtoffer 4] ook steeds wisselend heeft verklaard over de toedracht en de hoeveelheid daders van de overval.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van een straatroof gepleegd op 26 december 2016 ca. 23:30 uur in het Oosterpark te Amsterdam. Hij is gedwongen om zijn Samsung Galaxy mobiele telefoon, een bedrag van 190 euro en een Nike heuptas af te geven. Via het OLVG-ziekenhuis was hij het Oosterpark ingelopen en aan het einde van de brug zag hij vier mannen van vermoedelijk Noord-Afrikaanse afkomst waarvan één hem benaderde. Hij herkende deze dader omdat hij een keer seks met hem had gehad in het park. Omdat deze dader met nog drie anderen was werd hij erg bang en is hij weggerend. Hij werd ingehaald door de jongen die hij had herkend en hij werd meerdere keren op zijn hoofd, handen en voeten geslagen met een stuk hout dat leek op een slagwapen. Ook de anderen sloegen en schopten hem en vroegen om zijn tas. De jongen sloeg hem zo hard met de stok dat deze brak. Aangever heeft toen heel hard geschreeuwd om hulp en is opnieuw weggevlucht. Deze dader voldeed aan het volgende signalement: Noord-Afrikaanse man, tussen de 18-25 jaar, breed postuur, bol gelaat, doorlopende wenkbrauwen, gegolfd haar, lange rode winterjas.24
Het Imeinummer van de gestolen telefoon is [imei-nummer] .25
In het kader van het onderzoek 13Hillside is onder verdachte in de instelling de [instelling] waar hij verbleef een mobiele telefoon inbeslaggenomen. Deze telefoon is op 6 april 2017 door een digitaal rechercheur uitgelezen en van de inhoud hiervan is een rapportage opgemaakt Hieruit bleek dat er meerdere chatberichten aanwezig waren, onder meer afkomstig van WhatsApp.
Verbalisant T-598 zag dat er op 26 december 2016 en 27 december 2016 middels WhatsApp een conversatie heeft plaatsgevonden tussen gebruiker [nummer] ( [verdachte] ) en gebruiker [nummer] ( [naam 1] ) te weten:
[ [verdachte] = [verdachte] , [naam 1] = [naam 1] ]
26-12-2016 23:26 uur
[naam 1] : Jij kan echt snel dampen
[…]
27-12-2016 00:06 uur
[verdachte] : Hahahahaha
[verdachte] : Ey bel me
Dampen is onder meer straattaal voor wegrennen.26
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer] ( [verdachte] ) is gebleken dat het voornoemde telefoonnummer op 27 december 2016 te 01:26 uur werd gebeld door het telefoonnummer [nummer] , duur van het gesprek was 2 seconden. De telefoon met nummer [nummer] straalde de zendmastlocatie aan die was geplaatst op het adres [adres] . Dit is in de buurt waar de ouders van [verdachte] staan ingeschreven en waar het Oosterpark is gelegen.
Het telefoonnummer [nummer] was gekoppeld aan het IMEI nummer: [imei-nummer] van de gestolen telefoon.27
Blijkens het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 1] van 15 augustus 2017 straalde diens telefoon op 27 december 2016 om 00:22 uur uit in Zeeburg. Naar eigen zeggen verbleef [naam 1] destijds bij het inloophuis van het Leger des Heils op de Zeeburgerdijk. 28
Op 7 juni 2017 is aangever [slachtoffer 4] geconfronteerd met een fotoselectie van 9 personen.
Terwijl [slachtoffer 4] naar de selectie keek zei hij uit eigen beweging: “That’s him”. Hij wees daarbij foto nummer 6 aan.
Vervolgens werd aan [slachtoffer 4] gevraagd: “Did you recognize anyone from the selection?”
Hierop antwoorde [slachtoffer 4] : “Yes, I recognized the person who robbed me”.
Toen [slachtoffer 4] fotonummer 6 zag reageerde hij zeer stellig dat dit de persoon was die hij herkende als dader. [slachtoffer 4] uitte zich emotioneel en hij legde zijn hand op zijn voorhoofd alsof hij het incident weer herbeleefde.
Na afloop van de confrontatie werd door de confrontatieleider medegedeeld dat de foto van verdachte ( [verdachte] ) in de selectie op plaats 6 stond.29
Op 6 juli 2017 werd aangever [slachtoffer 4] geconfronteerd met een fotoselectie van 31 personen die mogelijk gerelateerd zijn aan [verdachte] en/of die in de buurt van het Oosterpark wonen en/of die antecedenten hebben. [verdachte] is niet opgenomen in deze selectie. Aangever [slachtoffer 4] heeft bij deze confrontatie geen dader(s) herkend.30
Uit een politiemutatie van 10 december 2016 blijkt dat verdachte die dag op het Centraal Station in Amsterdam is gezien terwijl hij een rode jas droeg.31
Op 17 januari 2018 is aangever [slachtoffer 4] in het bijzijn van een tolk in de Bahassa taal gehoord door de rechter-commissaris. Hij heeft verklaard dat hij door vier personen werd beroofd en dat hij is geslagen met een stuk hout of iets dergelijks. Aangever vroeg de mannen: “Wat willen jullie?”, waarop ze zeiden: “We willen je tas”. Hij heeft toen zijn tas afgegeven en is weggerend. Toen hij de straat over wilde steken hoorde hij iemand zeggen: “Je hebt mijn jas stukgemaakt”. Aangever herkende de jongen in de rode jas omdat zij ooit seks met elkaar hebben gehad. Hij verklaart voorts dat hij door de vier mannen is geschopt en geslagen waarbij één van de mannen hem vasthield bij zijn rug. Tijdens de fotoconfrontatie herkent aangever verdachte als degene die hem heeft geslagen met het stuk hout. Het betrof de man met de rode jas.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 26 december 2016 met [naam 1] naar het Oosterpark is meegegaan omdat die daar iemand wilde beroven.32
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever [slachtoffer 4] op 26 december 2016 rond 23.30 uur in het Oosterpark door meerdere mannen is beroofd. De aangever herkende een dader in een rode jas omdat hij in het verleden wel eens seks met hem had gehad. Op 26 december 2016 om 23.26 uur, rond het tijdstip van de beroving, heeft [naam 1] het bericht “Jij kan snel dampen” naar verdachte gestuurd. Verdachte reageert op dit bericht met “Hahahahaha”. Een uur later is met het telefoonnummer van [slachtoffer 4] gedurende twee seconden gebeld naar het telefoonnummer van verdachte, terwijl [slachtoffer 4] op dat moment niet meer over zijn telefoon beschikte. Het telefoonnummer van aangever peilde op dat moment uit op de zendmastlocatie de Roetersstraat, nabij de woning van de ouders van verdachte.
Dit in tegenstelling tot de telefoon van [naam 1] , die na de beroving uitstraalde in stadsdeel Zeeburg.
Zoals ook bij de ontvreemdde gsm van [slachtoffer 1] gebeurde leidt de rechtbank hieruit af dat het verdachte is geweest die na de beroving heeft getest of de gestolen gsm werkte, door naar zijn eigen nummer te bellen.
Verdachte is vervolgens bij een fotoconfrontatie door de aangever herkend als de dader met de rode jas. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat hoewel de verhoren van de aangever in het Engels aanvankelijk moeizaam verliepen, dit niet af doet aan de betrouwbaarheid van de inhoud van de verklaringen. De aangever heeft stellig verklaard dat hij verdachte heeft herkend als één van de daders. Zijn verklaringen zijn vervolgens op 17 januari 2018 getoetst bij de rechter-commissaris waarbij hij werd bijgestaan door een tolk in zijn moedertaal.
De verklaring van verdachte dat hij niets met de beroving te maken heeft en dat [naam 1] de beroving heeft gepleegd is in het licht van de voornoemde belastende bewijsmiddelen ongeloofwaardig. De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.