RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/674420-14 (Promis)
Datum uitspraak: 21 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [GBA adres] .
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. Verkrachting van [slachtoffer] , bij wie misbruik is gemaakt van een kwetsbare positie op 5 maart 2014 in Amsterdam.
Als dat niet bewezen kan worden:
Het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , die toen nog geen zestien jaar was op 5 maart 2014 in Amsterdam;
2. Het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , die toen nog geen zestien jaar was in de periode van 1 mei 2013 tot en met 4 maart 2014 in Amsterdam en/of Haarlemmerliede en/of Spaarnwoude.
De tekst van de hele tenlastelegging is opgenomen in bijlage II die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage I en de bewijsoverwegingen in rubriek 4.3.1. en 4.3.2. bewezen:
Het onder
1 subsidiair
ten laste gelegde, namelijk dat verdachte:
hij op 05 maart 2014 te Amsterdam met [slachtoffer] , geboren op 2 januari 2000, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam immers heeft hij, verdachte, de borsten van die [slachtoffer] betast en over de borsten van die [slachtoffer] gewreven en zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd.
Het onder
2
ten laste gelegde, namelijk dat verdachte:
in de periode van 1 mei 2013 tot en met 4 maart 2014 te Amsterdam met [slachtoffer] , geboren op 2 januari 2000, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een ontuchtige handeling heeft gepleegd die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] immers heeft hij, verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8
8. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 2.619,72. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 119,72 betreffende materiële schadevergoeding en een bedrag van € 2.500,- betreffende immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij vrijspraak heeft bepleit.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan heeft de raadsvrouw verzocht om het gevorderde bedrag betreffende immateriële schade te matigen, omdat de schade van aangeefster is ontstaan door een samenstel van gebeurtenissen met onder andere een medeverdachte en andere jongens. Aan verdachte kunnen de gevolgen van hoogstens twee incidenten worden toegerekend.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van de vordering tot materiële schadevergoeding.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat aan het slachtoffer door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is onderbouwd en niet betwist. De rechtbank zal de vordering tot materiële schadevergoeding in zijn geheel toewijzen. Dit is een bedrag van € 119,72 (honderdnegentien euro en tweeënzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aan aangeefster door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft het slachtoffer recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
De hoogte van het gevorderde bedrag van € 2.500,- is op de terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden (waaronder het feit dat zij psychische schade heeft ondervonden en tot op heden nog ondervindt, dat zij noodgedwongen met haar opleiding moest stoppen, de omstandigheid dat haar leven op alle terreinen is ontwricht) en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het totaal toegewezen bedrag van € 2.619,72 de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering benadeelde partij van [slachtoffer] in zijn geheel toe, te weten: een bedrag van € 2.619,72 (tweeduizendzeshonderdnegentien euro en tweeënzeventig cent). Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 119,72 (honderdnegentieneuro en tweeënzeventig cent) betreffende materiële schadevergoeding en een bedrag van € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro) betreffende immateriële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 mei 2013) tot aan de dag van de algehele voldoening aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de staat te betalen een bedrag van 2.619,72 (tweeduizendzeshonderdnegentien euro en tweeënzeventig cent). Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 119,72 (honderdnegentieneuro en tweeënzeventig cent) betreffende materiële schadevergoeding en een bedrag van € 2.500,- (vijfentwintighonderd euro) betreffende immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 mei 2013) aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 (zesendertig) dagen vervangende hechtenis. De toepassing van die vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, als en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.I. Robijns, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.