6 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 29 maart 2018 te Amsterdam, opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers is verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met een vuurwapen achter voornoemde [slachtoffer] aan gelopen en
- heeft hij vervolgens met een vuurwapen meerdere schoten afgevuurd op voornoemde [slachtoffer] ,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
op 29 maart 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
- een vuurwapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur merk Ceska Zebrojovska, model VZ61, kaliber 7,65mm en
- een patroonmagazijn met daarin patronen en
- een geluiddemper en
- een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool merk Heckler & Koch, model USP Compact, kaliber 9mm para en
- een patroonmagazijn en
- een patroon merk Magtech, CBC 9mm luger
3.
in de periode van 29 januari 2018 tot en met 29 maart 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een personenauto (merk Seat, type Leon, voorzien van het VIN nummer [nummer] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Munitie (patroon) 9 mm Luger (5550895)
2. Munitie (patroon) 9 x 19 mm Luger (5582299)
3. Munitie in plastic zakje (5550922)
4. Munitie in plastic zakje (5550927)
5. Plastic zakje met munitie (5550930)
6. Zakje met 2 hulzen en 1 patroon (5550935)
7. 8 patronen uit patroonhouder Skorpion (5550868)
8. 2 patronen uit patroonhouder Skorpion (5550871)
9. 18 patronen uit gripzakje (5550882)
10. 25 patronen uit gripzakje (5550888)
11. 14 patronen uit gripzakje (5550891)
12. Huls uit gripzakje (5553587)
13. Puma rugzak (5550878)
14. Holster (5550880)
15. 2 stuks hulzen (munitie) Sellier & Bellot 7,65 mm br, 2 hulzen uit gripzakje (5550902)
16. Pistoolmitrailleur CZ vz61 (5550861)
17. Geluiddemper 1 stuks (5550988)
18. Heckler & Koch pistool (5550866)
19. Pepperspray (5371144)
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer. De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
Verbeurdverklaring
De Puma rugzak (het onder nummer 13 genoemde voorwerp) behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder feit 1 en 2. bewezen geachte is begaan (de wapens zijn in deze tas vervoerd), wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met behulp van de onder 1 t/m 12 en 14 t/m 19 genoemde voorwerpen het onder feit 1 en of feit 2 bewezen geachte is begaan dan wel de voorwerpen daartoe bestemd zijn, en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
13 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
medeplegen van schuldheling.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 (twintig) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
13. Puma rugzak (5550878)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. Munitie (patroon) 9 mm Luger (5550895)
2. Munitie (patroon) 9 x 19 mm Luger (5582299)
3. Munitie in plastic zakje (5550922)
4. Munitie in plastic zakje (5550927)
5. Plastic zakje met munitie (5550930)
6. Zakje met 2 hulzen en 1 patroon (5550935)
7. 8 patronen uit patroonhouder Skorpion (5550868)
8. 2 patronen uit patroonhouder Skorpion (5550871)
9. 18 patronen uit gripzakje (5550882)
10. 25 patronen uit gripzakje (5550888)
11. 14 patronen uit gripzakje (5550891)
12. Huls uit gripzakje (5553587)
14. Holster (5550880)
15. 2 stuks hulzen (munitie) Sellier & Bellot 7,65 mm br, 2 hulzen uit gripzakje (5550902)
16. Pistoolmitrailleur CZ vz61 (5550861)
17. Geluiddemper 1 stuks (5550988)
18. Heckler & Koch pistool (5550866)
19. Pepperspray (5371144)
Ten aanzien van de benadeelde partij NN1 en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van NN1, tot een bedrag van € 10.000,00 (zegge tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan NN1 voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt op verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van € 10.000,00 (zegge tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van NN1. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) maand. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij NN2 en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van NN2, tot een bedrag van € 12.500,00 (zegge twaalfduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan NN2 voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt op verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van € 12.500,00 (zegge twaalfduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van NN2. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) maand. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij NN3 en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van NN3, tot een bedrag van € 10.000,00 (zegge tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan NN3 voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt op verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van € 10.000,00 (zegge tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van NN3. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) maand. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij NN4 en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van NN4, tot een bedrag van € 10.000,00 (zegge tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan NN4 voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt op verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van € 10.000,00 (zegge tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van NN4. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) maand. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij NN5 en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van NN5, tot een bedrag van € 13.935,00 (zegge dertienduizend negenhonderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan NN5 voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt op verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van € 13.935,00 (zegge dertienduizend negenhonderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van NN5. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) maand. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij NN6 en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van NN6, tot een bedrag van € 11.800,00 (zegge elfduizend achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan NN6 voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt op verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van € 11.800,00 (zegge elfduizend achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van NN5. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) maand. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij NN7 en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van NN7, tot een bedrag van € 10.703,95 (zegge tienduizend zevenhonderddrie euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan NN7 voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt op verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van € 10.703,95 (zegge tienduizend zevenhonderddrie euro en vijfennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van NN7. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) maand. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij NN8 en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van NN8, tot een bedrag van € 52.487,00 (zegge tweeënvijftigduizend vierhonderdzevenentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan NN8 voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt op verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van € 52.487,00 (zegge tweeënvijftigduizend vierhonderdzevenentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van NN8. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 2 (twee) maanden. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij NN9 en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van NN9, tot een bedrag van € 57.355,00 (zegge zevenenvijftigduizend driehonderdvijfenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan NN9 voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt op verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van € 57.355,00 (zegge zevenenvijftigduizend driehonderdvijfenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van NN9. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 2 (twee) maanden. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij NN10 en de schadevergoedingsmaatregel
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van NN10, tot een bedrag van € 5.448,63 (zegge vijfduizend vierhonderdachtenveertig euro en drieënzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan NN10 voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt op verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van € 5.448,63 (zegge vijfduizend vierhonderdachtenveertig euro en drieënzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van NN10. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) maand. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Lier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2019.