4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 5 mei 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de kassa heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 40 euro toebehorende aan winkelbedrijf Dirk van de Broek vestiging IJdoornlaan,
welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] (caissière) en [benadeelde partij 2] (klant) en [benadeelde partij 3] (beveiliger), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte
- een mes aan die [benadeelde partij 1] heeft getoond en heeft gezegd "overval, overval" en
- nadat hij, verdachte was vastgegrepen met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt en
- die [benadeelde partij 2] meermalen met het mes in diens linker been heeft gestoken en
- die [benadeelde partij 3] met het mes in diens rechter been heeft gestoken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het primair bewezen verklaarde:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichtzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
1. Kleding Kl:zwart (5568992)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2. Zaktelefoon Iphone (5628000)
3. Zaktelefoon Samsung (5628001)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], toe tot een bedrag van € 770,00 (zevenhonderdzeventig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 5 mei 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen de som van € 770,00 (zevenhonderdzeventig), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 5 mei 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], toe tot een bedrag van € 2.087,42 (tweeduizend zeventachtig euro en tweeënveertig cent), bestaande uit € 1.087,42 materiële en € 1.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 5 mei 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , te betalen de som van € 2.087,42 (tweeduizend zeventachtig euro en tweeënveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 5 mei 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], toe tot een bedrag van € 3.580,44 (drieduizend vijfhonderdtachtig euro en vierenveertig cent), bestaande uit € 580,44 materiële en € 3.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 5 mei 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] , te betalen de som van € 3.580,44 (drieduizend vijfhonderdtachtig euro en vierenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 5 mei 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 januari 2019.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.