3.3.1
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
In verkrachtingszaken doet zich vaak de situatie voor dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de gewraakte seksuele handelingen: de aangeefster en de vermeende dader. Ook in deze zaak is dat het geval. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van een getuige (in dit geval de aangeefster) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gestelde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daar staat echter tegenover dat - op grond van inmiddels vaste rechtspraak - in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. Getuigen die verklaren over de toestand van de aangeefster na de gewraakte seksuele handelingen kunnen dan van betekenis zijn. In ieder geval geldt dat de vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering is voldaan zich niet in algemene zin laat beantwoorden maar een beoordeling vergt van het concrete geval (Hoge Raad 19 mei 2015 ECLI:NL:HR:2015:1247).
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af, zakelijk weergeven:
Verdachte en aangeefster hebben gedurende 17 jaar een relatie gehad en hebben samen drie kinderen. De relatie is, ook ten tijde van het tenlastegelegde, al enige tijd verbroken.
Verdachte en aangeefster hebben op 26 mei 2017 seks met elkaar gehad waarbij sprake was van penetratie. Voor het overige verschillen de verklaringen van aangeefster en verdachte op veel punten.
Aangeefster verklaart dat verdachte, op het moment dat zij haar woning wil verlaten om naar een afspraak te gaan (de rechtbank begrijpt: op de galerij) naar haar woning toe loopt, haar naar binnen duwt en de deur achter haar dicht en op slot doet. Verdachte heeft haar de slaapkamer in geduwd en daar heeft zij haar spullen op een kastje gezet. Verdachte heeft haar daar allemaal vragen gesteld. Op enig moment hebben zij gevochten en verdachte heeft haar op het bed bij haar keel gegrepen en is bovenop haar gaan zitten. Op een gegeven moment moest zij mee naar de woonkamer. Daar ging het stellen van vragen aan haar door. Verdachte heeft haar ook gezegd dat hij nog één keer seks wilde, maar zij wilde dat niet. Aangeefster verklaart dat, voorafgegaan door een soort gevecht, de tenlastegelegde seksuele handelingen tegen haar wil zijn gebeurd en plaatshadden in haar woonkamer. Bij de bank zou een spoor van sperma zijn. Aangeefster en verdachte hebben samen de woning verlaten en in de omgeving gelopen, totdat zij haar moeder met hun kinderen uit de bus zag komen.
Verdachte verklaart dat hij met aangeefster had afgesproken dat hij in de ochtend zijn post zou ophalen. Zij deed de deur open en liet hem binnen. Zij hebben op het bed in de slaapkamer gezeten en hebben daar over het verleden en hun kinderen gesproken. Dat werd emotioneel, zij zijn gaan knuffelen en van het een kwam het ander. Er was volgens verdachte sprake van vrijwilligheid, de seksuele handelingen hebben in de slaapkamer plaatsgevonden. Nadien hebben zij buiten gewandeld, in de buurt van de bus waar de kinderen zouden aankomen.
De verklaringen van aangeefster, haar moeder en verdachte lopen enigszins uiteen wat betreft de ontmoeting op straat. De rechtbank kan op basis van de verschillende verklaringen niet vaststellen wat zich precies heeft afgespeeld. Wel is duidelijk op basis van de verklaringen dat er een zeer stevige ruzie ontstaat en dat aangeefster van meet af aan emotioneel is op het moment van die ontmoeting met haar moeder. Het is vervolgens de moeder die 112 belt en vertelt dat haar dochter is verkracht door verdachte.
Haar emotionele toestand kan een aanwijzing zijn dat de lezing van aangeefster de juiste is. De rechtbank loopt er echter tegen aan dat het geconstateerde letsel, een kras in haar hals, minder past bij het geweld waarover zij heeft verklaard. Een spermaspoor, waarover zij heeft verklaard, is niet aangetroffen. Verder is uit het dossier gebleken dat, na een groot aantal berichten vanaf de telefoon van verdachte naar die van aangeefster, er om 06:59:09 een uitgaand gesprek van de telefoon van aangeefster naar de telefoon van verdachte is van vier en een halve minuut. Zeer kort daarna, om 07:06:28, is er een inkomend bericht van de telefoon van verdachte met de tekst ‘laat maar ik kijk wel hoe ik kom’. Dit gesprek (waarover door aangeefster in het geheel niet is verklaard) en het hiervoor aangehaalde tekstbericht kunnen passen bij de verklaring van verdachte dat hij met aangeefster had afgesproken. De omstandigheid dat aangeefster zonder enig bericht niet naar een voor haar belangrijke afspraak is geweest, wijst weer in de richting van de juistheid van haar verklaring op dit punt.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat er ruimte is voor twijfel. Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat de lezing van aangeefster voor juist moet worden gehouden, dient aan verdachte het voordeel van de twijfel toe te komen.
Dat brengt met zich mee dat verdachte van het onder feit 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
3.3.2
Oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
Zowel aangeefsters [naam ex-vriendin] als [naam moeder] hebben aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. [naam ex-vriendin] heeft verklaard dat verdachte heeft gezegd dat hij hen zou vermoorden en dat niemand tussen hem en zijn kinderen in zou komen. [naam moeder] heeft verklaard dat verdachte schreeuwde: ‘ik vermoord jullie allemaal. Ik vermoord de kinderen. Ik vernietig jullie. Ik maak jullie kapot’.
Deze verklaringen worden ondersteund door getuige [naam getuige] , die heeft verklaard op vrijdag 26 mei 2017 een ruzie en geschreeuw te hebben waargenomen tussen [naam ex-vriendin] en haar man. De moeder van [naam ex-vriendin] en haar kinderen waren ook bij de ruzie aanwezig. De rechtbank acht daarom de onder 2 ten laste gelegde bedreiging van [naam ex-vriendin] en [naam moeder] bewezen.
3.3.3
Oordeel over het onder 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie, de onder 3 ten laste gelegde diefstal van diverse verpakkingen vlees en vis toebehorende aan supermarkt Jumbo bewezen op grond van het aangifteformulier winkeldiefstal en de in het proces-verbaal van bevindingen omschreven camerabeelden.
De rechtbank acht, met de officier van justitie, de onder 4 ten laste gelegde diefstal van acht tubes tandpasta van toebehorende aan supermarkt Albert Heijn bewezen op grond van het landelijk aangifteformulier winkeldiefstal, het proces-verbaal aanhouding en de bekennende verklaring van verdachte.
De raadsvrouw heeft ten aanzien de onder 3 en 4 ten laste gelegde diefstallen geen verweer gevoerd. De rechtbank volstaat hier dan ook met een verwijzing naar de bewijsmiddelen.