3.3.1
Vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 1 september 2018 in Amsterdam in de middag een wapen en munitie van iemand ter bewaring heeft gekregen. Daarna is verdachte, ergens in de middag van 1 september 2018, naar eigen zeggen de Audi A6 ingestapt. Verdachte wil niet verklaren waar hij die dag allemaal is geweest en met wie. Bij de aanhouding van verdachte is in het schoudertasje dat verdachte droeg een wapen aangetroffen en in zijn broekzak is een zakje met munitie aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen en de munitie de hele tijd bij zich heeft gehouden.
Wat er ook zij van de vraag of verdachte met het wapen en de munitie de grens met Duitsland is gepasseerd is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het Nederland doen binnenkomen en/of doen uitgaan van het wapen en de munitie zoals bedoeld in de Wet wapens en munitie.
In het dossier is geen enkele aanwijzing te vinden dat het wapen en de munitie de bestemming Duitsland hadden (en daarmee bestemd waren voor het doen uitgaan van Nederland).
Evenmin kan worden gesproken van het Nederland doen binnenkomen van het wapen en de munitie, omdat deze blijkens de verklaring van verdachte al op 1 september 2018 in Nederland waren. Het wapen en de munitie circuleerden zodoende al als goederen in het vrije verkeer.
De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde feit dan ook niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde
In de vroege ochtend van 2 september 2018 is verdachte in een Audi A6 door verbalisanten in Arnhem, net over de grens met Duitsland, samen met drie andere inzittenden staande gehouden naar aanleiding van een ANPR-hit. Verdachte was in het bezit van een schoudertasje en hield dit de gehele tijd met beide handen vast. Verdachte werd door een verbalisant verzocht zijn schoudertasje te openen en rende daarop weg en gooide zijn schoudertasje weg. De verbalisant zag in het half geopende schoudertasje een wapen zitten. Naast het wapen zijn ook 6 stuks munitie aangetroffen in de broekzak van verdachte.
Uit het proces-verbaal van onderzoek aan het wapen blijkt dat het om een automatisch wapen van het merk ‘Skorpion’ kaliber 7.65 mm gaat. De zes patronen die bij verdachte zijn aangetroffen zijn van een kaliber 7.62 mm, een kaliber dat niet met voornoemd vuurwapen kan worden verschoten. Deze patronen zaten echter in een doosje met opschrift 7.65 Browning, welk kaliber munitie wel met de aangetroffen Skorpion kan worden verschoten.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 5 november 2018, blijkt dat op de ruwe delen van het wapen een DNA-mengprofiel is aangetroffen afkomstig van ten minste drie personen, waaronder verdachte. Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het mengprofiel DNA van verdachte en twee willekeurige onbekende personen bevat, dan wanneer het mengprofiel DNA van drie willekeurige onbekende personen bevat.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad en dat hij het wapen met beide handen heeft vastgehouden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er op 1 september 2018 rond 09:15 uur schoten zijn gelost in de (directe omgeving van) de Tidorestraat te Amsterdam. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of het verdachte is geweest die heeft geschoten en of er sprake is van (al dan niet voorwaardelijk) opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel van één of meer personen.
Verklaringen getuigen
De rechtbank heeft bij haar beoordeling doorslaggevende betekenis toegekend aan de verklaringen van de twee onafhankelijke getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , en daarnaast aan de verklaring van [slachtoffer 1] . Na het schietincident is [getuige 1] gehoord en heeft hij verklaard dat hij een jongen zag praten met twee jongens in een auto. Hij zag vervolgens dat die auto ineens hard wegreed en dat de jongen die op de hoek stond een zwart vuurwapen trok en een heel magazijn leegschoot op de auto. De achterruit van een geparkeerde auto sprong toen kapot, aldus [getuige 1] . Getuige [getuige 2] is ook kort na het schietincident gehoord; zij heeft verklaard dat zij op haar balkon stond op de hoek van de kruising van de [straatnaam] met de [straatnaam] en dat zij een blauwe Volkswagen zag staan, waarvan in het kenteken de letters [letters] en het cijfer [cijfer] voorkwamen. Zij zag dat in de auto twee personen zaten, mogelijk van Marokkaanse afkomst, dat een Marokkaanse jongen bij de auto kwam staan en in gesprek was met de jongens in de auto. De jongen die bij de auto stond ging enkele keren in zijn tasje. Op het moment dat de auto wegreed, hoorde [getuige 2] harde knallen. Getuigen [getuige 3] en [getuige 4] hebben tegenover de verbalisanten verklaard dat zij een blauwe Volkswagen Polo zagen voorzien van het kenteken [kenteken] . Deze auto staat op naam van [slachtoffer 1] .
Verklaring [slachtoffer 1]
is bij de politie gehoord en heeft verklaard dat hij op 1 september 2018 zijn vriend [slachtoffer 2] op diens verzoek heeft opgehaald in Rotterdam en naar diens woonadres aan de [woonadres] in Amsterdam heeft gebracht. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] praatten nog met elkaar in de voor de woning stilstaande auto, toen er volgens [slachtoffer 1] een jongen kwam aanlopen die in gesprek met hem ging en duidelijk maakte dat hij de auto van [slachtoffer 1] wilde hebben. [slachtoffer 1] weigerde dit, waarna hij zag dat de jongen zijn hand in een zwart schoudertasje deed. [slachtoffer 1] zag hierop dat de jongen een vuurwapen uit het schoudertasje pakte en in zijn handen had. Op dat moment reed [slachtoffer 1] snel weg en hoorde hij schoten. Hij merkte dat de achterruit van zijn auto werd geraakt en stuk ging.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] direct na het gebeuren een verklaring heeft afgelegd, bij welke verklaring hij is gebleven. Ook verklaart hij consistent over de schade aan zijn autoruit, hetgeen hij onderbouwt met een schadeformulier.
Wapen en munitie
Op de kruising van de Semarangstraat met de Tidorestraat zijn op 1 september 2018 5 kogelhulzen en 2 kogels, allen kaliber 7.65 mm, veiliggesteld.
Verdachte is op 2 september 2018 rond 01:25 uur in Arnhem aangehouden. Bij verdachte is toen een automatisch wapen van het merk ‘Skorpion’ kaliber 7.65 mm en zes patronen kaliber 7.62 mm in een doosje met opschrift 7.65 mm Browning aangetroffen. Er is vervolgens onderzoek gedaan naar (overeenkomsten tussen) de hulzen en kogels die aangetroffen zijn op de plaats delict op 1 september 2018 en naar het wapen en de munitie die in de vroege ochtend van 2 september 2018 bij verdachte zijn aangetroffen. Uit het NFI-rapport van 13 november 2018 blijkt dat het extreem veel waarschijnlijker is – in de ordegrootte van meer dan 1 miljoen keer – dat de hulzen en kogels zijn verschoten met het vuurwapen dat bij verdachte is aangetroffen, dan met een ander vuurwapen en loop.
Mutatierapport
Verder weegt de rechtbank mee dat uit een mutatierapport blijkt dat een verbalisant verdachte op 1 september 2018 rond 08:28 uur op de Bataviastraat in Amsterdam heeft zien staan, in de buurt van de plaats delict. Verdachte heeft verklaard dat hij die ochtend weliswaar in de buurt is geweest van de plaats delict maar dat hij niet betrokken is geweest bij het schietincident. Op vragen of hij het schietincident heeft waargenomen dan wel weet wat er is gebeurd, weigert hij te antwoorden.
Tasje en petje
Toen verdachte op 2 september 2018 werd aangehouden, droeg hij een zwart schoudertasje. [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat de schutter een zwarte schoudertas droeg. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op de tas van de jongen die bij de auto stond ‘fleur-de-lis’-achtige afbeeldingen zag. Dit past bij de Louis Vuitton tas die op 2 september 2018 onder verdachte inbeslaggenomen is. Verder heeft getuige [getuige 5] verklaard dat de jongen die naast de auto stond een petje droeg. Verdachte had tijdens zijn aanhouding op 2 september 2018 ook een petje op.
Gesprekken [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Na de schietpartij zijn de telefoons van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgeluisterd met als doel om achter mogelijke informatie te komen met betrekking tot de schietpartij. Uit deze gesprekken volgt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de schutter lijken te kennen, maar zijn naam niet willen noemen. Zo blijkt uit het gesprek van 14 september 2018 tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat [slachtoffer 2] heeft gezegd: ‘Ze weten wie. Ze weten het. Ze zeiden hardcore: “Ken je [verdachte] ?”.’ Verder heeft [slachtoffer 2] gezegd: ‘Ze verdenken ons niet, maar de politie wist het wel en ze noemden ook zijn naam.’ [slachtoffer 2] heeft ook gezegd dat hij tijdens het verhoor moest lachen toen hij zei dat hij de schutter niet kende. Toen de rechercheur zei dat hij het wel begreep, want de schutter woont immers tegenover [slachtoffer 2] , zei [slachtoffer 2] dat dat klopte. Verdachte woont op de [adres] en [slachtoffer 2] op de [woonadres] .
Uit een telefoongesprek van 16 oktober 2018 blijkt daarnaast dat [slachtoffer 1] wordt geïntimideerd door een onbekend gebleven persoon. In dat gesprek zegt de onbekende persoon: ‘Je weet toch die kleine met Cartier bril? Als iemand, je weet wie ik bedoel met iemand, je over hem vraagt of wat hij heeft gedaan en je zegt ja, heb je met mij te maken. Begrijp je?’ Van belang daarbij is dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij een bril van het merk Cartier heeft.
Conclusie schieten
Op grond van alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien komt de rechtbank tot de conclusie dat vaststaat dat er schoten zijn gelost op de betreffende ochtend rond 09:15 uur, en dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die op 1 september 2018 heeft geschoten op de Volkswagen Polo met daarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en in de richting van een op de openbare weg geparkeerd staande auto.
Verdachte zwijgt op alle aan hem gestelde vragen of hij weet wat er is gebeurd. Bovendien geeft verdachte geen verifieerbare ondersteuning aan zijn ontkenning van betrokkenheid bij het onder 1 ten laste gelegde.
Poging tot doodslag / zware mishandeling
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op, dan wel een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of onbekend gebleven personen.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijs is dat verdachte uit was op de dood van de inzittenden van de auto, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en onbekend gebleven personen (geen vol opzet). De vervolgvraag is of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel de zware mishandeling. Er is in de onderhavige zaak sprake van voorwaardelijk opzet indien er een aanmerkelijke kans is geweest dat de dood zou intreden van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , de inzittenden van de Volkswagen Polo, en/of van onbekend gebleven personen en verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Bij de beoordeling of van een dergelijke aanmerkelijke kans sprake is, zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft, blijkens de verklaring van [getuige 1] geschoten in de richting van de wegrijdende Volkswagen Polo waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een vuurwapen uit zijn schoudertasje pakte, waarna [slachtoffer 1] heel hard wegreed en hoorde dat er meerdere keren geschoten werd. Hij heeft verder verklaard dat hij zag dat de achterruit van zijn auto geraakt werd en stuk ging. Dit is nader onderbouwd met het eigen risico-formulier van Carglass, waaruit blijkt dat zijn autoruit is gerepareerd. Ook hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2018 schade aan de achterklep van de auto geconstateerd. Gelet op het voorgaande en op basis van het aantal op de plaats delict aangetroffen kogels en hulzen kan worden vastgesteld dat verdachte meerdere keren heeft geschoten. De rechtbank is van oordeel dat het met een automatisch wapen schieten op een rijdende auto de aanmerkelijke kans in het leven roept dat de inzittenden van die auto en/of omstanders dodelijk getroffen worden. De omstandigheid dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] niet zijn geraakt, doet hieraan niet af. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat een kogel, wanneer deze met hard materiaal in aanraking komt, kan afketsen en daardoor van richting verandert (ricochet), hetgeen de kans vergroot dat iemand wordt geraakt, ook als diegene niet direct in de baan van het schot staat. Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte zich hiervan bewust zijn geweest. De handelwijze van verdachte is, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, zozeer gericht op het teweeg brengen van een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer anderen bewust heeft aanvaard. De rechtbank weegt in dit oordeel mee dat het schietincident in de ochtend midden in een woonwijk heeft plaatsgevonden waar zich – blijkens de foto’s in het dossier – veel geparkeerde auto’s bevonden, waarvan één ook daadwerkelijk is geraakt, en dat ten tijde van het schietincident ook meerdere personen op straat aanwezig waren.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en andere onbekend gebleven personen.
3.3.4
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte Bijenkorf B.V. heeft opgelicht.
Om tot een veroordeling voor oplichting te kunnen komen, is vereist dat verdachte bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen. Dit moet zijn gedaan met een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen en met het doel om misbruik van die onjuiste voorstelling te maken. Verdachte moet daarbij ten minste één van de in de wet genoemde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat aan voornoemde vereisten is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de aangifte van [naam 9] , (namens de Bijenkorf B.V. daartoe gevolmachtigd) ondersteund door de daaraan ten grondslag liggende bijlagen (bestaande uit bestelgegevens en cadeaukaartgegevens) en door de camerabeelden van 2 mei, 9 juli, 10 juli, 21 juli en 23 juli 2018. Op de camerabeelden is verdachte herkend en is gezien dat verdachte pakketten van de Bijenkorf ophaalde.
Uit onderzoek is voorts gebleken dat bij het ophalen van pakketten acht keer het document ter legitimatie met nummer [documentnummer] is gebruikt, op naam van verdachte.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij de persoon op de beelden is, dat hij tussen de 30 en 50 pakketten heeft opgehaald en dat hij wel eens bestellingen plaatste onder verbasteringen van zijn eigen naam.
Ook blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2018 dat het IP-adres van frauduleuze bestellingen te herleiden is naar het woonadres van verdachte.
Valse naam en valse hoedanigheid
Verdachte heeft door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid Bijenkorf B.V. bewogen tot het afgeven en opsturen van meerdere goederen en gevulde pakketten en cadeaukaarten. Verdachte heeft voor het plaatsen van de bestellingen niet zijn eigen naam gebruikt, en de naam van de rechthebbende op het betreffende pakket betrof steeds een verbastering van zijn eigen naam. Dit leidt tot de vaststelling dat verdachte iedere keer onder een valse naam de Bijenkorf tot afgifte van goederen en cadeaukaarten heeft bewogen.
Ook is er sprake van een valse hoedanigheid, bestaande uit het zich telkenmale voordoen als de rechtmatige creditcardhouder.
Medeplegen
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij door anderen is benaderd en dat er meerdere mensen bij betrokken waren, in combinatie met de aangifte waaruit blijkt dat er met verschillende IP-adressen transacties hebben plaatsgevonden en de camerabeelden waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen pakketten kwam ophalen in aanwezigheid van andere personen, kan worden bewezen dat andere personen ook een wezenlijke en significante bijdrage aan de oplichting hebben geleverd. Verdachte wordt daarom als medepleger aan de oplichting beschouwd.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht.