7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft zij gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 maanden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is na een ruzie met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met zijn auto achteruit op hen ingereden, terwijl zij op de stoep stonden na te praten met enkele omstanders. Hoewel ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun aandeel hebben gehad in de ruzie met verdachte, volgt uit het dossier dat verdachte met zijn auto op hen af reed op het moment dat de ruzie juist was beëindigd en de partijen uit elkaar waren gegaan. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op dat moment toch weer de confrontatie is aangegaan door zijn auto als wapen te gebruiken. Dat zwaar lichamelijk letsel niet is gevolgd, is in ieder geval niet aan het handelen van verdachte te danken geweest. Hij heeft niet alleen bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , maar ook bij omstanders, de nodige schrik en angst aangejaagd.
Voorts heeft verdachte [slachtoffer 2] met een radiatorslang geslagen en heeft hij [slachtoffer 2] scooter beschadigd door deze omver te trappen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 1 april 2019, is verdachte eerder, maar niet in de vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum, voor mishandeling en vernieling veroordeeld.
Bij het bepalen van de straf betrekt de rechtbank de afspraken zoals deze in de zogenoemde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn gemaakt. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens die oriëntatiepunten is voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) een gevangenisstraf van 7 maanden het uitgangspunt. Dit uitgangspunt moet in de onderhavige zaak met een derde worden verlaagd, nu sprake is van een poging en tegelijkertijd worden verhoogd, nu verdachte zich ook nog aan een mishandeling en een vernieling schuldig heeft gemaakt.
In strafmatigende zin is van belang dat de feiten zich al anderhalf jaar geleden hebben afgespeeld, verdachte sindsdien niet meer met justitie in aanraking is geweest en ook de slachtoffers zich in hetgeen zich voorafgaand aan het tenlastegelegde heeft afgespeeld niet onbetuigd hebben gelaten. Na een woordenwisseling zijn zij verdachte gaan opzoeken en er is van beide kanten flink gevochten, waar verdachte onder meer een hersenschudding aan heeft overgehouden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 22 februari 2019, opgesteld door reclasseringswerker [naam] . De reclassering acht een drangkader met een agressietraining geïndiceerd. Verdachte geeft echter weinig openheid van zaken,
uit geen hulpvraag en staat negatief tegenover reclasseringsbemoeienis: hij stelt hier geen geld en tijd voor te hebben. Gezien de houding van verdachte wordt een toezicht niet geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Gelet op het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid niet opleggen.