zaaknummer: 7666425 KK EXPL 19-375
vonnis van: 16 mei 2019
func.: 869
vonnis van de kantonrechter kort geding
[eiser in conventie, verweerder in reconventie]
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
nader te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
gemachtigde: mr. M.F. Hilberdink,
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
nader te noemen: [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
gemachtigde: mr. P.F. Keuchenius.
Bij dagvaarding van 11 april 2019, met producties, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 9 mei 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn zoons [naam zoon 1] en [naam zoon 2] , [naam medewerker RvT] (oud-lid van de Raad van Toezicht), [naam medewerker SIOZ] ( [functie 1] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ), alsmede de gemachtigde. Voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zijn verschenen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] (leden Raad van Toezicht), [naam 4] ( [functie 2] en lid van het College van Bestuur), alsmede de gemachtigde. Partijen hebben op voorhand stukken in het geding gebracht en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft een eis in reconventie ingediend. Partijen hebben ter zitting aan de hand van pleitnota’s hun standpunten toegelicht. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
3 De beoordeling in conventie en in reconventie
3.1
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft dit niet betwist, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering in conventie.
3.2
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van partijen in conventie en in reconventie in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. Daaromtrent overweegt de kantonrechter het volgende.
De vordering in conventie
3.3
De vordering in conventie betreft de vraag of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gehouden is om na ommekomst van de bepaalde tijd waarvoor partijen de arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, de arbeidsovereenkomst te verlengen, dan wel een nieuwe arbeidsovereenkomst voor een jaar aan te bieden, althans of waarschijnlijk is dat de bodemrechter daartoe zal besluiten.
Daaromtrent overweegt de kantonrechter het volgende. Als uitgangspunt geldt dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt. Dat in de overeenkomst staat dat er een mogelijkheid tot verlenging bestaat, betekent niet dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] recht op verlenging had. Het is een mogelijkheid, waarvan echter geen gebruik is gemaakt. Daarnaast biedt het beginsel van goed werkgeverschap als bedoeld in art. 7:611 BW geen zelfstandige grond om een recht op voortzetting van de van rechtswege geëindigde arbeidsovereenkomst aan te nemen, behoudens in zeer bijzondere omstandigheden, indien aangenomen kan worden dat, conform het in art. 6:248 BW gestelde, het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Daarvan is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen sprake, op grond van het volgende. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de arbeidsovereenkomst na 1 april 2019 voor een jaar moet verlengen, omdat deze gesloten is ten behoeve van een project met een duur van twee jaar, zodat de RvT hem in de gelegenheid moet stellen om het project af te maken. Echter, uit hetgeen hij naar voren heeft gebracht valt in de eerste plaats niet vast te stellen wat het project precies inhield: uit de notulen valt niet meer af te leiden dan vrij vaag omschreven werkzaamheden, terwijl in de arbeidsovereenkomst niets vermeld staat over een project. Voorts is er geen stuk voorhanden waaruit blijkt dat de werkzaamheden waarvoor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dienst werd genomen een vast omlijnde duur van twee jaar hadden en wat, op het moment dat de bepaalde duur van de arbeidsovereenkomst eindigde, de stand van zaken was van het project. Van de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is niet meer vast komen te staan op dit punt dan dat [naam 2] tijdens het gesprek op 5 maart 2019 (rov. 1.14) heeft gezegd dat het project “maximaal twee jaar” zou duren. Dat kan dus ook korter zijn. Reeds daarom kan het naar het oordeel van de kantonrechter niet waarschijnlijk geacht worden dat de bodemrechter zal besluiten dat niet de verlenging van de arbeidsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.4
Daarvoor is nog minder aanleiding nu voorafgaand aan het aflopen van de bepaalde duur van de arbeidsovereenkomst is vast komen te staan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] informatie over het strafontslag bij de belastingdienst en de daarop gevolgde strafrechtelijke veroordeling niet met de RvT heeft gedeeld.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft betwist dat hij afspraken over het verstrekken van informatie heeft geschonden, omdat uit het strafvonnis blijkt dat zijn werkzaamheden worden gewaardeerd en het strafvonnis dus geen aanleiding is om die te moeten staken en dat hij daarom geen aanleiding zag om de RvT te informeren. Dit standpunt is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet houdbaar. Op grond van art. 1 van de Gedragsregels College van Bestuur (rov. 1.3) dienen de leden van het CvB zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheid, maatschappelijke positie en voorbeeldfunctie en is hen opgedragen om uit dien hoofde geen handelingen verrichten of nalaten, die het belang of de reputatie van de stichting schaden. Daarnaast bepaalt art. 1 van het Reglement Raad van Toezicht (rov. 1.3) dat de RvT toezicht houdt op het functioneren van het CvB, terwijl art 10 van voornoemd Reglement bepaalt dat het CvB de RvT tijdig alle informatie dient te verschaffen die nodig is voor het adequaat uitoefenen van haar taken. Dit betekent dat, ook zonder dat blijkt van een uitdrukkelijke afspraak daarover tussen partijen, op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 4] , maar ook als werknemer in de functie van [functie 5] van het CvB, de verplichting rustte om de RvT volledig te informeren over zaken die rechtstreeks raken aan de voorbeeldfunctie van leden van het CvB en daarmee de reputatie van stichting en school. De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan deze verplichting niet heeft voldaan. Zo heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter zitting erkend dat zijn voormalige werkgever, de belastingdienst, al in september 2017 had besloten tot strafontslag, terwijl uit de overgelegde notulen niet blijkt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de RvT daarvan op de hoogte heeft gebracht. Niet blijkt dat dit de RvT eerder ter ore is gekomen dan rond 5 maart 2019 en dan nog via een andere bron dan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zelf. Uit het verslag van het gesprek op die datum (rov 1.14) staat immers vermeld dat [naam 2] via een link naar een website heeft vernomen dat ambtenaren van de belastingdienst zijn ontslagen, waaronder [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] strafontslag boven het hoofd hing is ook niet aan de orde gekomen in het gesprek met de strafrechtadvocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat op 26 januari 2018 heeft plaatsgevonden. Uit hetgeen daarover is overgelegd blijkt niet méér dan dat meegedeeld is dat er onderzoek werd gedaan naar mogelijk geknoei met bankafschriften, maar niet dat de belastingdienst al had besloten om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op grond daarvan te ontslaan.
Evenmin heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de RvT behoorlijk geïnformeerd over de strafrechtelijke veroordeling. Ten tijde van het gesprek met de strafrechtadvocaat op 26 januari 2018 is slechts aan de orde geweest dat er een strafrechtelijk onderzoek gaande was. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daarna verzuimd de RvT op de hoogte te stellen dat het Openbaar Ministerie daadwerkelijk tot vervolging is overgegaan, dat hij vervolgens is veroordeeld tot het uitvoeren van een taakstraf en op grond van welke feiten. Bovendien is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , nadat de RvT er op andere wijze dan door mededelingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zelf achter was gekomen dat hij strafrechtelijk was veroordeeld, blijven volharden in het niet behoorlijk informeren van de RvT. Zo heeft hij slechts een beperkt deel van het strafvonnis verstrekt waarin hij bovendien de waarheid heeft verdraaid. Wie het volledige vonnis leest ziet immers dat de strafrechter in het strafvonnis “de positie van de verdachte in de maatschappij” niet als strafverlichtende omstandigheid noemt, maar meer als een strafverzwarende, stellende dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als medewerker van de belastingdienst - net als overigens als [functie 5] van het CvB - een voorbeeldfunctie had.
Daarnaast heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , door te stellen dat hijzelf zou bepalen of het strafvonnis hem belemmerde in het uitoefenen van zijn functie, miskend dat het niet aan hem, maar aan de RvT is om te beoordelen of [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met deze strafrechtelijke veroordeling nog de vereiste voorbeeldfunctie in zijn functie als [functie 5] van het CvB zou kunnen vervullen. Dat dat de vraag is blijkt ook het feit dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] - pas - ter zitting heeft erkend dat zijn aanvraag voor een nieuwe VOG nádat hij strafrechtelijk veroordeeld was, is afgewezen.
3.5
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft nog ten verwere aangevoerd dat er door de RvT geen navraag naar is gedaan en dat de feiten [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] al voor de aanvang van de arbeidsovereenkomst bekend waren. Daarin heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een punt, omdat er in het geheel van de gebeurtenissen ook vragen gesteld kunnen worden bij de waakzaamheid van de RvT. Vast staat immers dat de RvT in januari 2018 wel op de hoogte was van het feit dat er onderzoeken (door de toenmalige werkgever en de officier van justitie) gaande waren naar het vervalsen van bankafschriften door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Niet blijkt dat de RvT na het gesprek met de strafrechtadvocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] expliciete afspraken heeft gemaakt en die schriftelijk heeft vastgelegd. Ook staat in de notulen van 3 februari 2018 (rov 1.18) vermeld dat de RvT “in het belang van de organisatie en haar doelstellingen” een aantal zaken bij externe deskundigen wilde laten checken, zodat het benoemingsproces voor een positie als bezoldigd [functie 5] van het CvB zuiver kon zijn. Niet duidelijk is wat er gecheckt zou worden en gesteld noch gebleken is dat dit gebeurd is. Desalniettemin heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] [eiser in conventie, verweerder in reconventie] per 1 april 2018 in dienst genomen en zij heeft ook ter gelegenheid van die indiensttreding en daarna niet doorgevraagd, totdat er signalen van buiten kwamen. Ook de RvT heeft aldus niet voldoende de vinger aan de pols gehouden.
Dit doet echter niet af aan het feit dat het in de eerste plaats op de weg van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] lag om alle ontwikkelingen en informatie voornoemd met de RvT te delen. Nu [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aldus niet uit zichzelf openheid van zaken heeft gegeven en daarmee de RvT niet in staat heeft gesteld zich er zelfstandig een oordeel over te kunnen vormen, heeft hij het vertrouwen dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in hem stelde geschonden. Ook op grond daarvan acht de kantonrechter het - naast hetgeen hierboven in rov. 3.3 reeds is overwogen - niet waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat het niet verlengen van de van rechtswege beëindigde arbeidsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zal is.
3.6
Nu uit het voorgaande volgt dat vooralsnog wordt aangenomen dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd, is ten aanzien van het eindigen van de arbeidsovereenkomst niet relevant of de RvT wel of niet bevoegd was om besluiten te nemen.
De vordering in reconventie
De reconventionele vorderingen onder I (rov. 2.4)
3.7
De kantonrechter begrijpt uit hetgeen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft gesteld op pagina 4 van haar akte van 7 mei 2019 dat de reconventionele vorderingen die hierboven in rov. 2.4 onder I zijn vermeld zijn hun grondslag vinden de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de op grond daarvan benodigde afwikkeling en overdracht van de werkzaamheden.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert in de eerste plaats afgifte van de roerende zaken en informatie die vermeld staat op de lijst die bijgevoegd is bij de brief van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 1 april 2019 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (rov. 1.17). In reactie op deze brief heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij brief van 3 april 2019 een overzicht van de lopende werkzaamheden bijgesloten en is namens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gesteld dat hij over diverse onderwerpen niet kan rapporteren omdat grond van art. 4 lid 2 van het managementstatuut de [functie 2] belast is met het voorbereiden daarvan en dat die voorzet op een aantal onderwerpen is uitgebleven. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt niet dat en op welke wijze [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op deze brief en dit standpunt van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gereageerd, behalve dat thans deze eis in reconventie voorligt.
De kantonrechter benadrukt dat van een gewezen werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst kan worden verwacht dat hij op behoorlijke wijze meewerkt aan een overdracht van de werkzaamheden en de aanwezige stukken en eigendommen, doch dat neemt niet weg dat in deze kort gedingprocedure niet op eenvoudige wijze is vast te stellen welke eigendommen en informatie [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in zijn bezit heeft en dat daarvoor nader onderzoek nodig is waarvoor een kort geding zich niet leent. De vordering zal op dit punt dan ook worden afgewezen.
De vordering tot afgifte van alle overige eigendommen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is eveneens niet toewijsbaar, omdat niet duidelijk is waar deze vordering op ziet.
3.8
Voorts vordert [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt veroordeeld tot het opstellen en afgeven aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van een managementverslag met daarin een zakelijke opgave van zijn activiteiten voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vanaf 1 april 2018 tot en met 1 april 2019, minimaal bevattende verslaglegging over de projecten waarmee [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich in dit kader heeft beziggehouden, zoals de nieuwbouw, de samenwerking met andere organisaties zoals [naam scholengemeenschap] , samenwerking met gemeenten, inclusief overhandiging van de correspondentie met deze relaties, gespreksverslagen, notulen en andere met deze organisaties verwisselde documentatie, zodanig dat daaruit de actuele situatie en historie sinds 1 april 2018 kan worden gekend en een vervolg kan worden gegeven aan lopende zaken.
Voor zover de vordering ziet op het overhandigen van correspondentie, gespreksverslagen, notulen en andere documentatie wordt de vordering afgewezen, omdat, zoals hierboven reeds werd overwogen, onvoldoende vaststaat welke stukken [eiser in conventie, verweerder in reconventie] al dan niet in zijn bezit heeft. Wel toewijsbaar is de vordering dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een managementverslag maakt, zoals gevorderd, met daarin verslaglegging over de projecten waarmee [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich heeft beziggehouden, zoals de contacten met [naam school 2] , de gemeente Zaanstad en de scholengemeenschap [naam scholengemeenschap] . De gevorderde dwangsom is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat daaraan een maximum van in totaal € 20.000,00 wordt verbonden.
De reconventionele vordering onder II (rov. 2.4)
3.9
Met betrekking tot het onder II (hierboven weergegeven in rov. 2.4) gevorderde wordt als volgt overwogen. Deze vordering vindt zijn grondslag in zowel het einde van de arbeidsovereenkomst als in het ontslag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft allereerst betwist dat de kantonrechter bevoegd is een vordering te beoordelen die te maken heeft met zijn functie als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , omdat dit aan de rechtbank, team handelszaken, is voorbehouden.
Op zichzelf beschouwd is juist dat geschillen die betrekking hebben op [functie 4] van een rechtspersoon in beginsel door de rechtbank, team handelszaken, dienen te worden beoordeeld. Dat is echter anders indien er tussen deze vordering en de vordering die tot de competentie van de kantonrechter behoort een zodanige samenhang is dat deze zich tegen afzonderlijke behandeling verzet (art 94 lid 2 Rv). De kantonrechter is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is, omdat er een zodanige verwevenheid bestaat tussen de functie van [functie 5] van het CvB in rechtspersoonlijke en arbeidsrechtelijke zin dat gezamenlijke behandeling van de vorderingen door één rechter uit proceseconomisch oogpunt gewenst is.
3.10
De vordering om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te verbieden zich nog langer voor te doen als werkzaam voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vindt zijn grondslag in het einde van de arbeidsovereenkomst en is toewijsbaar op grond van het feit dat, zoals hierboven is geoordeeld, er vooralsnog vanuit wordt gegaan dat de arbeidsovereenkomst per 1 april 2019 is geëindigd en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet heeft betwist dat hij zich desondanks ook na die datum nog steeds voordoet als werkzaam bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
3.11
De vordering om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te verbieden zich nog langer voor te doen als lid van het CvB van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vindt zijn grondslag in het ontslag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 4] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daar in de eerste plaats tegen ingebracht dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verantwoording dient af te leggen aan de RvT, niet aan zijn collega in het CvB. In dit verweer kan de kantonrechter [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet volgen. Eiseres in reconventie in dit kort geding is niet de collega- [functie 4] van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , maar [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , waarvan de RvT het toezichthoudend orgaan is. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft derhalve recht en belang bij de thans aan de orde zijnde vordering.
3.12
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt voorts dat zijn ontslag als [functie 4] nietig is, omdat de RvT niet compleet is en op grond daarvan niet met twee derde meerderheid kan besluiten tot zijn ontslag. Dit verweer verwerpt de kantonrechter. In de eerste plaats geldt als uitgangspunt dat de in de Kamer van Koophandel ingeschreven leden van de RvT geacht mogen worden rechtsgeldig in functie te zijn, tenzij deugdelijk wordt onderbouwd dat dat niet het geval is. Daarvan is geen sprake, nu in art. 8 lid 6 van de statuten (rov 1.2) wel vermeld staat dat de herbenoemingsperiode drie jaar bedraagt, maar niet hoe lang de duur van de initiële benoemingsperiode is. Er staat in dat artikellid dat de RvT daartoe een rooster opstelt. Gesteld noch gebleken is dat er een dergelijk rooster is, laat staan een rooster waarin als initiële benoemingstermijn een termijn van drie jaar wordt genoemd, zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt. Echter, zelfs indien aangenomen zou moeten worden dat het lid van de RvT [naam 2] op grond van art. 8 lid 11 onder a van de statuten is afgetreden, dan geldt art. 8 lid 7 van de statuten, dat bepaalt dat indien in de RvT, om welke reden dan ook, een of meer leden ontbreken, de overblijvende leden niettemin een wettig samengestelde RvT vormen en dat de RvT haar bevoegdheden behoudt. Dit artikellid bevat geen beperking van het soort besluiten dat RvT in die situatie mag nemen. Reeds op grond daarvan kan in het kader van dit kort geding niet worden aangenomen dat het feit dat voor het ontslag van een [functie 6] op grond van art 5 lid 6 een twee derde meerderheid vereist is, meebrengt dat een incomplete RvT niet zou mogen beslissen over het ontslag van een lid van het CvB.
Voor zover [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voorts bedoelt te stellen dat er geen redelijke grond was om hem als [functie 4] te ontslaan, gaat dat verweer evenmin op, ondanks de niet ter discussie staande grote verdiensten die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft gehad. Daartoe verwijst de kantonrechter naar hetgeen hierboven in rov. 3.4 en 3.5 is overwogen.
3.13
Nu er vooralsnog niet wordt aangenomen dat de bodemrechter zal oordelen dat het besluit tot ontslag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [functie 5] van de CvB niet rechtsgeldig genomen is, heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] er belang bij dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich niet langer voordoet als lid van het CvB. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ter zitting genoemde voorbeelden dat hij zich ook na het ontslag als [functie 4] op 21 maart 2019 en de einddatum van de arbeidsovereenkomst op 1 april 2019 naar externe partijen voordoet als werkzaam voor en [functie 6] van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en in die hoedanigheid vergaderingen bezoekt, niet betwist. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft derhalve belang bij het gevraagde verbod, omdat zij terecht stelt dat dit de reputatie van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en de school beschadigt. De vordering wordt op dit punt derhalve toegewezen, alsmede de gevorderde dwangsom, zij het dat de dwangsom in totaal zal worden beperkt tot € 20.000,00.
De conclusie in conventie en in reconventie
3.14
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de vordering in conventie zal worden afgewezen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt in de kosten van de procedure in conventie veroordeeld.
3.15
De vordering in reconventie wordt gedeeltelijk toegewezen, in die zin dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld enerzijds om een managementverslag te maken, met daarin verslaglegging over de projecten waarmee [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich heeft beziggehouden, waaronder de contacten met [naam school 2] , de gemeente Zaanstad en de scholengemeenschap [naam scholengemeenschap] en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] anderzijds wordt verboden zich nog langer voor te doen als lid van het CvB van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en/of als werkzaam voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Nu slechts een gedeelte van de vorderingen in reconventie wordt toegewezen, worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] begroot op € 480,00 salaris gemachtigde;
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
In reconventie:
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot het binnen een week na betekening van dit vonnis opstellen en afgeven aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van een managementverslag met daarin een zakelijke opgave van zijn activiteiten voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vanaf 1 april 2018 tot en met 1 april 2019, minimaal bevattende verslaglegging over de projecten waarmee [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich in dit kader heeft beziggehouden, zoals de nieuwbouw, de samenwerking met andere organisaties zoals [naam scholengemeenschap] , samenwerking met gemeenten en de contacten met [naam school 2] , zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding, vermeerderd met € 500,00 per dag dat die overtreding voortduurt, tot een maximum van in totaal € 20.000,00;
verbiedt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich nog langer voor te doen als lid van het college van bestuur van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en/of als werkzaam voor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , zulks op straffe van een dwangsom van
€ 5.000,-- per overtreding, vermeerderd met € 500,00 per dag dat die overtreding voortduurt, tot een maximum van in totaal € 20.000,00;
compenseert de proceskosten
wijst af het meer of anders gevorderde;
Aldus gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.