RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/684407-18 (Promis)
Datum uitspraak: 6 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “ [naam PI] ” te [plaats] .
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. diefstal met geweld en/of afpersing van € 1.700,06 toebehorende aan winkelbedrijf De Spar, op 25 juni 2018;
2. primair: diefstal van een scooter toebehorende aan [naam 1] , tussen 24 en 25 juni 2018;
subsidiair: opzet- dan wel schuldheling van die scooter op diezelfde data.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Onder 1
hij op 25 juni 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen (totaal ongeveer 1700,06 euro), toebehorende aan winkelbedrijf De Spar (filiaal [vestigingsplaats] ), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam aangeefster 1] en [naam aangever 1] (beiden werkzaam in voornoemde winkelbedrijf), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte opzettelijk dreigend (zulks terwijl hij, verdachte, een helm droeg om herkenning te voorkomen en om schrik aan te jagen) een mes heeft getoond en gehouden in de richting van voornoemde [naam aangeefster 1] en [naam aangever 1] en tegen [naam aangeefster 1] heeft gezegd: “Doe die la open, doe het nou open” en “Haal het eruit” en “Stop het in deze zak”, en tegen [naam aangever 1] heeft gezegd: “Doe je lade open, kankerlijer, ik steek je neer”
op 25 juni 2018 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [naam aangeefster 1] en [naam aangever 1] (beiden werkzaam in winkelbedrijf De Spar, filiaal [vestigingsplaats] ) heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen (totaal ongeveer 1700,06 euro), dat aan voornoemd winkelbedrijf toebehoort, door in voornoemd winkelbedrijf opzettelijk dreigend (zulks terwijl hij, verdachte, een helm droeg om herkenning te voorkomen en om schrik aan te jagen) een mes te tonen en te houden in de richting van voornoemde [naam aangeefster 1] en [naam aangever 1] en tegen [naam aangeefster 1] te zeggen: “Doe die la open, doe het nou open” en “Haal het eruit” en “Stop het in deze zak” en tegen [naam aangever 1] te zeggen: “Doe je lade open, kankerlijer, ik steek je neer”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8 Beslag
Onder verdachte is een helm en een mobiele telefoon in beslaggenomen, zoals ook is vermeld op de beslaglijst.
Verbeurdverklaring
De helm behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Teruggave aan verdachte
De telefoon behoort ook aan verdachte toe, dat voorwerp kan aan verdachte worden teruggegeven.
9 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam aangeefster 1] vordert € 850,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat een bedrag van € 800,00 kan worden toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat er geen geestelijk letsel bij aangeefster kan worden vastgesteld.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade als de benadeelde ten gevolge van het strafbare feit bijvoorbeeld geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarvoor is meer nodig dan een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. De rechtbank constateert weliswaar met de raadsman dat bij de benadeelde geen erkend ziektebeeld is vastgesteld, maar is van oordeel dat er wel degelijk een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde. Het gaat immers om een minderjarig slachtoffer dat tijdens haar werk te maken kreeg met een overvaller door wie zij werd bedreigd met een mes waarbij de overvaller naast haar kwam staan, terwijl omstanders niet hebben ingegrepen en zij onder veel druk en met moeite de kassa heeft moeten openen. De overvaller is bovendien nadat hij de winkel had verlaten opnieuw binnengekomen en heeft haar opnieuw benaderd. Uit vaste jurisprudentie volgt dat op basis van de aard en de ernst van het strafbare feit en evidente nadelige gevolgen voor de benadeelde, een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat daar in dit geval sprake van is en dat aan de benadeelde door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. Op grond van de gestelde omstandigheden en rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend zal de rechtbank de vordering in het geheel toewijzen en de immateriële schade begroten op € 850,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover van het moment van het ontstaan van de schade (25 juni 2018) tot aan de dag van betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam aangeefster 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 850,00 (achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade (25 juni 2018) tot aan de dag van betaling.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Onder 1:
Voortgezette handeling van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en afpersing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
- de helm met goednummer 5592840.
Gelast de teruggave aan veroordeelde van:
- de telefoon met goednummer 5637502.
Ten aanzien van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van [naam aangeefster 1], wonende te [woonplaats] , toe, te weten € 850,00 (achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 juni 2018) tot aan de dag van betaling.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam aangeefster 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam aangeefster 1] aan de Staat € 850,00 (achthonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 juni 2018) tot aan de dag van betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 17 (zeventien) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.A. Nijssen, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en Y. Moussaoui, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.N. Greeven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juni 2019.