RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/650570-18 + 96/112586-18 (TUL)
Datum uitspraak: 20 juni 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [naam PI] [plaats] .
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 5 primair ten laste gelegde
op 9 februari 2019 te Amsterdam met anderen, op de openbare weg, de Burgemeester de Vlugtlaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] , welk geweld bestond uit het
- meermalen slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde partij] en/of
- meermalen trappen/schoppen tegen het lichaam en/of het hoofd van die [benadeelde partij] terwijl hij op de grond lag.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
op 26 februari 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12,2 gram cocaïne.
9 Benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit
€ 6.460,00 aan materiële schadevergoeding en € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.010,00, bestaande uit de kosten voor eigen bijdrage zorgverzekering (€ 385,00), de kosten voor medicijnen (€ 25,00) en de kosten voor immateriële schade, die wordt geschat op € 600,00. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de benadeelde partij in het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voor het gedeelte waarvoor wel toewijzing is gevorderd, vordert de officier van justitie vermeerdering met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor de schade.
De vordering is door de raadsvrouw betwist. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de kostenpost voor verlies van verdienvermogen heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering te complex is en dat in de vordering die eerder was ingediend door de benadeelde partij op 16 mei 2019 was opgenomen dat hij negen dagen niet kon werken, terwijl in de vordering van 6 juni 2019 is opgenomen dat de benadeelde partij twaalf dagen niet kon werken. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat sprake is van een disproportioneel hoog bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van € 25,00 voor zelfzorgmedicijnen zonder meer redelijk is en daarom als materiële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Verder is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij voor wat betreft de post eigen bijdrage zorgverzekering (€ 385,00), de post voor de uitgescheurde broek (€ 50,00) en de post verlies verdienvermogen (€ 6.000,00) niet in zijn vordering kan worden ontvangen. De vordering is op die punten onvoldoende onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat zij op grond van wat de benadeelde partij heeft aangevoerd met betrekking tot de impact die het incident op hem heeft gehad, het lichamelijk letsel, de psychische schade die hij heeft geleden en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, een immateriële schadevergoeding van € 1.200,00 billijk acht.
Nu ook vaststaat dat verdachte het onder 5 primair bewezen geachte feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 9 februari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [benadeelde partij] wordt, als extra waarborg voor betaling van het schadevergoedingsbedrag van € 1.225,00 aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10 Vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 11 maart 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 96/112586-18, strekkende tot de tenuitvoerlegging van het onherroepelijk geworden vonnis van 31 januari 2019 van de kantonrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 en hechtenis voor de duur van 1 week, met bevel dat de hechtenis niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen, omdat de strafbare feiten andere feiten zijn dan het rijden zonder geldig rijbewijs, waarvoor de deels voorwaardelijke straf is opgelegd. Toewijzing is dan niet opportuun.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit, te weten het onder 6 bewezenverklaarde, schuldig heeft gemaakt zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van een week hechtenis te gelasten.
12 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 5 primair en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 5 primair ten laste gelegde:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van [vervangende hechtenis taakstraf]
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 1.225,00 (duizend tweehonderdvijfentwintig euro), bestaande uit € 25,00 (vijfentwintig euro) aan materiële schade en € 1.200,00 (twaalfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 9 februari 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [ [benadeelde partij] ] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Legt op de verplichting, aan de Staat, van verdachte ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] , te betalen de som van € 1.225,00 (duizend tweehonderdvijfentwintig euro), bestaande uit € 25,00 (vijfentwintig euro) aan materiële schade en € 1.200,00 (twaalfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 9 februari 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 (tweeëntwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 31 januari 2019 (parketnummer 96/112586-18), zijnde 1 (één) week hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. I. Mannen en N. Swart, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juni 2019.