Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2019:5653

Rechtbank Amsterdam
01-08-2019
02-08-2019
AMS 19/3430
Bestuursrecht
Voorlopige voorziening

Een gemeenteambtenaar hoeft zijn nevenwerkzaamheden bij de Stichting Islamitisch Onderwijs (SIO) vooralsnog niet neer te leggen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 19/3430

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 augustus 2019 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.W.C. van Kleef),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J. Hauser).

Procesverloop

Met het besluit van 29 mei 2019 heeft verweerder de eerder aan verzoeker verleende toestemming om nevenwerkzaamheden te verrichten ingetrokken.

Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om het besluit te schorsen.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2019. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook is verschenen [naam leidinggevende] , leidinggevende van verzoeker.

Overwegingen

Inleiding

1.1.

Verzoeker werkt bij verweerder als Cluster Informatiemanager bij de Informatievoorziening Eenheid van het cluster Dienstverlening & Informatie. In 2013 heeft hij van zijn toenmalig leidinggevende bij stadsdeel Nieuw-West toestemming gekregen om bestuurslid te zijn van een nieuwe voortgezet onderwijsinstelling in Amsterdam onder de voorwaarde dat wanneer onverhoopt toch belangenverstrengeling ontstaat met Stadsdeel Nieuw-West, hij zijn leidinggevende hiervan op de hoogte stelt.

1.2.

De betreffende onderwijsinstelling is Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland (SIO). SIO is bestuurder van het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam. Verzoeker is voorzitter van het bestuur. Samen met de secretaris/penningmeester vormt hij het algemeen bestuur, dat toezicht houdt op de directeur-bestuurder. Sinds december 2017 heeft verzoeker met zijn huidige leidinggevende diverse gesprekken gevoerd, onder andere over deze nevenwerkzaamheden.

1.3.

Op 7 maart 2019 heeft de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) een brief aan de burgemeester van Amsterdam gestuurd, waarin staat dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst zorgelijke signalen heeft overgebracht over antidemocratische en anti-integratieve gedragingen van het Cornelius Haga Lyceum. Naar aanleiding van deze brief hebben de burgemeester en de wethouder van Onderwijs het bestuur van SIO op 7 maart 2019 indringend verzocht per direct op te stappen.

1.4.

Mede naar aanleiding van deze brief heeft verweerder op 12 maart 2019 aan verzoeker het voornemen uitgebracht om de verleende toestemming voor de nevenwerkzaamheden bij SIO in te trekken. Op dezelfde dag heeft verweerder verzoeker met onmiddellijke ingang geschorst, met behoud van salaris. Daarnaast heeft verweerder aangekondigd dat er een integriteitsonderzoek naar verzoeker is ingesteld en verzoeker met onmiddellijke ingang een verbod op toegang tot de werkplek opgelegd. Verzoeker heeft tegen de schorsing bezwaar gemaakt en een zienswijze ingediend tegen het voornemen om de toestemming in te trekken.

Het besluit en het standpunt van verweerder

2. Op 29 mei 2019 heeft verweerder de toestemming voor de nevenwerkzaamheden bij SIO ingetrokken. Volgens verweerder betekenen de nevenwerkzaamheden in relatie tot verzoekers functie een onaanvaardbaar risico voor belangenverstrengeling, ongewenste binding aan derden, schade aan het aanzien van het ambt en schade aan de belangen van de gemeente. Daarnaast brengen de nevenwerkzaamheden in relatie tot de functie van verzoeker een zeker risico mee voor het tijdsbeslag van de nevenwerkzaamheden en de veiligheid en gezondheid van verzoeker. Verweerder verwijt verzoeker met name dat hij onvoldoende open en pro-actief is geweest over zijn functie bij SIO, dat hij naar aanleiding van de signalen van de NCTV onvoldoende heeft opgetreden, dat hij geen gehoor heeft gegeven aan de oproep van de burgemeester om op te stappen als bestuurder en dat hij onvoldoende afstand heeft genomen van kwetsende uitlatingen van de directeur-bestuurder van SIO over de burgemeester. Daarnaast spelen enkele kwesties met betrekking tot loonbeslag, functioneren en (ziekte)verzuim.

3. In het verweerschrift en op zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ook ontwikkelingen na het besluit relevant zijn voor de beoordeling. Het gaat dan om het rapport van de Inspectie van het Onderwijs (de Inspectie) van 29 mei 2019 en het voornemen van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (de minister) van 11 juli 2019 om het bestuur van SIO de aanwijzing te geven om zo spoedig mogelijk al zijn taken en bevoegdheden over te dragen aan een interim-bestuurder. De conclusie van verweerder is dat de oproep van de burgemeester en het voornemen van de minister zich op geen enkele wijze verhouden tot het handhaven van de toestemming voor nevenwerkzaamheden in dat bestuur.

Het standpunt van verzoeker

4. Verzoeker heeft zijn nevenwerkzaamheden niet neergelegd. Hij vindt dat er geen sprake is van belangenverstrengeling of schade door zijn nevenwerkzaamheden en dat hij altijd voldoende open is geweest.

De beoordeling

5. Verweerder vindt dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Verweerder heeft echter op de zitting verklaard dat hij mogelijk nog vóór de beslissing op bezwaar disciplinaire maatregelen tegen verzoeker zal nemen. Daarmee is het spoedeisend belang naar het oordeel van de voorzieningenrechter gegeven.

6. De voorzieningenrechter zal in deze procedure niet vooruit lopen op de rechtmatigheid van het besluit. Uit het dossier en wat op zitting is besproken blijkt dat dit besluit samenhangt met andere kwesties, zoals de brief van de NCTV, de oproep van de burgemeester, het rapport van de Inspectie en het voornemen van de minister. Over deze kwesties is het laatste woord nog niet gezegd. Deze kwesties overstijgen bovendien de arbeidsrechtelijke verhouding tussen verzoeker en verweerder. De voorzieningenrechter vindt het niet juist om in deze procedure een voorschot te nemen op een inhoudelijk oordeel over deze kwesties. De voorzieningenrechter zal dus alleen beoordelen of er op grond van een belangenafweging aanleiding is om het verzoek toe te wijzen.

7.1.

Verweerder heeft op de zitting benadrukt dat zijn belang er met name in is gelegen dat het in de ontstane situatie, die mede het voornemen van de minister omvat, onwenselijk is dat een ambtenaar van de gemeente Amsterdam in het bestuur van SIO zit. Daartegenover staat het belang van verzoeker dat er mogelijk onomkeerbare disciplinaire maatregelen tegen hem zullen worden genomen.

7.2.

De voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker zwaarder om drie redenen. Ten eerste staat de rechtmatigheid van het besluit nog niet in rechte vast. Er is immers nog niet beslist op het bezwaar. Ten tweede zal een beslissing op het bezwaar waarschijnlijk niet heel lang op zich laten wachten. Verweerder heeft namelijk op zitting verklaard dat het bezwaar op 13 augustus 2019 op een hoorzitting zal worden behandeld. Ten derde valt niet in te zien dat de nevenwerkzaamheden van verzoeker op dit moment tot concrete problemen zullen leiden in de arbeidsrechtelijke verhouding omdat verzoeker is geschorst en geen toegang heeft tot zijn werkplek.

Conclusie

8. Op grond van het voorgaande schorst de voorzieningenrechter het besluit van 29 mei 2019 totdat op het bezwaar is beslist. Dat betekent dat verweerder tot die tijd geen disciplinaire maatregelen kan nemen die gegrond zijn op dit besluit.

9. Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder het griffierecht aan verzoeker moet vergoeden. Ook veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de kosten die verzoeker voor de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. De voorzieningenrechter begroot deze kosten op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:

  • -

    wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;

  • -

    schorst het besluit van 29 mei 2019 totdat op het bezwaar is beslist;

  • -

    bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 174,- aan verzoeker moet vergoeden;

  • -

    veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.024,-.

Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2019 door mr. H.J. Schaberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.

griffier, voorzieningenrechter,

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Afschrift verzonden op:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.