3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 en 2. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is gebruikt als zogenaamde ‘katvanger’. De verklaring van verdachte hierover wordt ondersteund door het dossier, met name de WhatsApp gesprekken tussen ‘ [verdachte] ’ en [naam 1] . Uit deze gesprekken volgt dat ‘ [verdachte] ’ (verdachte) wordt aangestuurd door ‘ [naam 1] ’. Ook lijkt uit deze gesprekken te volgen dat het telefoonnummer eindigend op * [nummer] – in ieder geval in 2017 – ook door iemand anders dan verdachte werd gebruikt, namelijk door een persoon die zichzelf ‘ [naam 2] ’ noemt.
Ook blijkt uit het dossier dat anderen dan verdachte bestellingen hebben geplaatst. Zo heeft dhr. [naam 3] van [naam B.V.] verklaard dat op 9 april 2019 dozen zijn geleverd, die zijn besteld door iemand die slecht Nederlands spreekt. Verdachte spreekt vloeiend Nederlands.
Verdachte moet worden vrijgesproken van medeplegen, nu geen sprake was van een gelijkwaardige rol van verdachte. Verdachte werd aangestuurd door anderen, aldus de raadsvrouw. Verdachte was op de hoogte van vijf eerdere zendingen, maar dat waren legale zendingen in 2017. Bij de zending van 19 april 2019 heeft verdachte enkel de pallets in de vrachtwagen geladen. Hij wist niet dat er Crystal Meth in de dozen zat. Verdachte heeft de dozen niet ingepakt en de zending niet klaargemaakt. Het transport is niet geregeld door verdachte. Er was dus geen nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft alleen zijn mobiele telefoons, zijn naam en zijn bedrijf beschikbaar gesteld. De rol van verdachte past eerder bij de rol van een medeplichtige, maar dat is niet ten laste gelegd.
Subsidiair moet vrijspraak volgen, omdat verdachte geen opzet had op de uitvoer van Crystal Meth. Verdachte dacht dat het alleen om ketamine ging. Van voorwaardelijk opzet kan ook geen sprake zijn, nu van verdachte niet kan worden verwacht dat hij de verpakkingen na zou gaan en de drugs zelf zou testen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feiten 3 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Verdachte is oprichter en enig aandeelhouder van een bedrijf genaamd M&A Frozen Foods B.V. Op 17 april 2019 bood verdachte, namens zijn bedrijf, een zending voor transport aan bij [naam transportbedrijf] (hierna: [naam transportbedrijf] ), met als bestemming een adres in het Verenigd Koninkrijk. [naam transportbedrijf] vertrouwde de zending niet en maakte hiervan een melding bij medewerkers van de Douane. Zij controleerden de zending en troffen – tussen de (bevroren) kuikenbouten – vermoedelijk verdovende middelen aan. De FIOD nam de zending in beslag. Zij onderzocht de zending en constateerde dat de zending 287,1 kilogram methamphetamine en 18,8 kilogram ketamine bevatte. Verdachte en zijn bedrijf beschikten niet over de vereiste registratie om ketamine legaal uit te voeren.
Op 18 april 2019 vond een doorzoeking plaats in de woning van verdachte. Daarbij werd € 15.000,- contant geld aangetroffen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feiten 1 en 2
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft het volgende verklaard over zijn rol. Begin 2017 is hij benaderd om een bedrijf op te richten. Dit bedrijf zou worden gebruikt voor de uitvoer van ketamine. Verdachte zou daarvoor ook betaald krijgen. Verdachte wist dat het niet legaal was, maar zat financieel aan de grond. Hij stemde daarom in. Op 5 april 2017 richtte hij M&A Frozen Foods B.V. op en opende een zakelijke rekening. De pasjes en inloggegevens van die rekening heeft hij afgegeven aan anderen. Op 1 mei 2017 huurde hij een loods. In diezelfde maand werden de eerste vijf zendingen verstuurd. Het ging om testzendingen, legale zendingen met alleen kip. Verdachte moest daarbij aanwezig zijn. Hij moest zijn gezicht laten zien als eigenaar van het bedrijf. Na deze eerste vijf zendingen heeft hij niets meer vernomen van de mannen die hem eerder hadden benaderd. Hij wist dan ook niet dat er daarna nog veel meer zendingen zijn verstuurd. Daar kwam hij pas achter bij het lezen van het dossier. Hij werd overal buiten gehouden. Pas in april 2019 werd hij weer benaderd met een opdracht. Hij is toen – op 17 april 2019 – naar de loods gegaan. Daar kreeg hij te horen dat hij naar boven moest gaan en moest wachten tot de zending klaar was om te worden ingeladen. Hij heeft zelf niets ingepakt. Hij heeft alleen de pallets in de vrachtwagen geladen toen de zending klaar was voor transport. Verder heeft verdachte nog verklaard dat de € 15.000,- die bij hem thuis is gevonden bestemd was om betalingen voor het bedrijf van te doen.
Medeplegen?
De rechtbank ziet zich dan voor de vraag gesteld of verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van de uitvoer en het voorhanden hebben van de middelen die op 17 april 2019 in de loods van zijn bedrijf zijn aangetroffen. In het geval van medeplegen moet sprake zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Uit die concrete omstandigheden moet blijken dat de – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht is.
De verklaring van verdachte over zijn eigen rol, zoals zojuist omschreven, speelt een belangrijke rol in het bewijs en duidt naar het oordeel van de rechtbank op medeplegen. Verdachte is sinds 2017 niet alleen de enig aandeelhouder en bestuurder van M&A Frozen Foods B.V., maar hij heeft zich na de oprichting van dat bedrijf ook, samen met anderen, bezig gehouden met het betalen van rekeningen en met transporten die door dat bedrijf zijn gedaan.
Wat zich tussen de oprichting van het bedrijf in 2017 en het aantreffen van de verdovende middelen op 17 april 2019 precies rondom het bedrijf heeft afgespeeld, volgt niet uit het dossier. Wel volgt daaruit dat er eerder kip en dozen zijn gekocht door het bedrijf, en ook dat er (vele) eerdere transporten naar het buitenland hebben plaatsgevonden met [naam transportbedrijf] . Anders dan de verdachte verklaart, gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte in de gehele periode na de oprichting in 2017 betrokken is gebleven bij het bedrijf, samen met anderen.
Op 17 april 2019 blijkt er vervolgens een transport te worden aangeboden voor verzending naar het buitenland met [naam transportbedrijf] dat opnieuw bestaat uit kip, maar waarbij ook een grote hoeveelheid verdovende middelen is gevoegd. Niet alleen is verdachte op 17 april 2019 nog altijd betrokken bij het bedrijf, en heeft hij een geldbedrag van € 15.000,- thuis liggen om ‘betalingen voor het bedrijf van te doen’, hij is ook degene die op 17 april 2019 in de loods aanwezig is en de pallets aanbiedt aan de chauffeur . De chauffeur die de zending van 17 april 2019 heeft opgehaald heeft verklaard dat verdachte haar buiten zag staan, naar haar toe kwam, haar vertelde dat het nog een half uur zou duren en haar iets te drinken aanbood. Zij zag verdachte vervolgens de loods in gaan en de deur sluiten. Na drie kwartier zette verdachte de pallets buiten. Zij heeft alleen verdachte gezien, geen andere personen. Verdachte had bij zijn aanhouding 3 telefoons op zak.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de materiële bijdrage van verdachte aan het delict van een zodanig gewicht is geweest dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten kan worden gesproken. De rechtbank vindt daarmee bewezen dat hij als medepleger heeft te gelden.
Opzet op uitvoer Crystal Meth?
De vraag die vervolgens voorligt, is of kan worden gezegd dat verdachte ook (voorwaardelijk) opzet had op de uitvoer van Crystal Meth. De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de uitvoer van Crystal Meth – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Bij beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, moet worden gekeken naar de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Uit het dossier blijkt dat verdachte is gevraagd om – tegen vergoeding – mee te werken aan de illegale uitvoer van ketamine. Verdachte heeft ingestemd met dit verzoek en zich daarmee bewust ingelaten met criminele activiteiten gericht op het uitvoeren van verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet langer van belang is dat verdachte niet precies wist hoeveel en wat er werd uitgevoerd. Verdachte heeft met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er ook andere niet-legale middelen zouden worden uitgevoerd, zoals Crystal Meth. De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het uitvoeren van Chrystal Meth en het aanwezig hebben daarvan.
Uitvoer?
Uit artikel 1 lid 5 van de Opiumwet volgt dat onder ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ van middelen, bedoeld in artikel 2 en 3, is begrepen het ten vervoer aanbieden van goederen waarin die middelen verpakt zijn. Nu hiervan sprake is geweest, vindt de rechtbank de zogenaamde verlengde uitvoer bewezen.
Conclusie
De rechtbank vindt feit 1 primair en feit 2 bewezen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het witwassen feit 3
Verdachte heeft verklaard dat hij het onder hem aangetroffen geldbedrag (€ 15.000,-) heeft ontvangen als vergoeding voor zijn werkzaamheden en om de rekeningen van het bedrijf mee te betalen.
De rechtbank is van oordeel dat het gehele aangetroffen geldbedrag samenhangt met de criminele activiteiten waarmee verdachte zich bezighield. Verdachte wist dat ook. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte 18,8 kilogram ketamine in voorraad heeft gehad en heeft afgeleverd, zonder dat hij daarvoor een registratie had.