VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[verzoekster] heeft op 6 mei 2019, geregistreerd onder nummer 7746909 EA VERZ 19-331, een verzoek ingediend dat primair strekt tot vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet, met nevenverzoeken. Subsidiair heeft [verzoekster] verzocht ten laste van WKA een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen, met nevenverzoeken. [verzoekster] heeft tevens een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen.
WKA heeft hiertegen een verweerschrift ingediend.
WKA heeft daarnaast op 14 mei 2019 per fax, geregistreerd onder nummer 7769634 EA VERZ 19-351, een verzoek ingediend [verzoekster] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding en tot teruggave van bedrijfseigendommen. Hiertegen heeft [verzoekster] een verweerschrift ingediend.
De bovengenoemde verzoeken zijn ter terechtzitting gezamenlijk behandeld op 4 juli 2019. [verzoekster] is verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. Namens WKA zijn verschenen [medewerker WKA 1] , [medewerker WKA 2] en [medewerker WKA 3] , vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van WKA mede aan de hand van een pleitnotitie, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
Na een schorsing is tussen partijen ter zitting ten aanzien van beide verzoeken een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. De zaken zijn daarop in verband met het ontbindingsrecht van artikel 7:670b lid 2 BW aangehouden.
Bij fax van 10 juli 2019 heeft de gemachtigde van [verzoekster] medegedeeld dat [verzoekster] de vaststellingsovereenkomst op 8 juli 2019 heeft ontbonden.
Vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1964, was sinds 15 augustus 2018 voor de duur van één jaar in dienst van WKA als Adviseur woningkwaliteit en binnenmilieu medior voor 24 uur per week. Het salaris bedroeg € 2.184,78 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
1.2.
[verzoekster] is door WKA aangenomen om –op termijn, na een traject van drie à vier maanden zorgvuldig inwerken onder begeleiding van haar mentor [medewerker WKA 3] en met behulp van trainingen – opdrachten uit te voeren op het gebied van woningkwaliteit en binnenmilieu. Daarvoor was onder meer noodzakelijk dat [verzoekster] een zogenaamde EPA-opleiding volgde.
1.3.
Eind november 2018 hebben partijen gesproken over beëindiging van het dienstverband. [verzoekster] is toen vrijgesteld geweest van werkzaamheden. Op 29 november 2018 heeft WKA een vaststellingsovereenkomst opgesteld waarbij werd voorgesteld de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen per 1 maart 2019. [verzoekster] is hiermee niet akkoord gegaan.
1.4.
Op 17 december 2018 heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en [medewerker WKA 2] , [functie] , [medewerker WKA 1] , [functie] en [medewerker WKA 4] , [functie] . In het daarvan opgemaakte verslag is onder meer vermeld:
“(…)
Vaststellingsovereenkomst
[medewerker WKA 1] (…) vraagt [verzoekster] waarom zij niet instemt met de vaststellingsovereenkomst. Volgens [verzoekster] hebben drie juristen en het UWV tegen haar gezegd dat UWV pas tot uitkering overgaat per half augustus 2019 in plaats van 1 maart 2019 omdat [verzoekster] een contract heeft voor één jaar. (…)
Geheimhouding (…)
[verzoekster] heeft het e-mailbericht d.d. 11 december waarin zij aangeeft niet akkoord te gaan met de vaststellingsovereenkomst gestuurd naar [medewerker WKA 1] en de huurders vereniging [huurdersvereniging] , waar zij in het bestuur heeft gezeten. [verzoekster] geeft aan dat dit per ongeluk is gegaan (…).
Vervolg
[verzoekster] is niet langer vrijgesteld van werk. [medewerker WKA 1] informeert hoe het staat met het afleggen van de EPA examens. [verzoekster] laat weten de trainingsdagen te hebben bijgewoond, maar nog geen examen heeft gedaan. Zij moet het EPA examen alsnog spoedig gaan afleggen. (…) [verzoekster] gaat zich per direct inschrijven en bericht [medewerker WKA 4] wanneer de examens plaatsvinden. De uitvoering van (eventuele) opdrachten vereist een gediplomeerd EPA adviseur. [verzoekster] heeft een project lopen bij Wetland wonen. Het onderzoek daar heeft plaatsgevonden. Wetland Wonen heeft haar gevraagd de bewoners te blijven begeleiden. Volgens [verzoekster] kan ze dit zelfstandig uitvoeren. Ze moet een voorstel schrijven voor begeleiding van de bewoners. [medewerker WKA 2] wil dat [verzoekster] eerst aan haar een projectvoorstel voorlegt waarin zij aangeeft welke concrete activiteiten ze gaat verrichten en welke resultaten verwacht mogen worden. Dit voorstel levert [verzoekster] uiterlijk donderdag 20 december , voor 12.00 uur aan [medewerker WKA 2] . Naar aanleiding van dit voorstel hoort [verzoekster] of ze deze opdracht mag uitvoeren en onder welke voorwaarden. (…)”
1.5.
Bij e-mailbericht van 6 februari 2019 heeft [medewerker WKA 1] het volgende aan [verzoekster] bericht:
“(…)
Wij hebben aanleiding om te veronderstellen dat jij buiten het medeweten van jouw mentor, alsmede enig ander persoon bij WKA, uit naam van WKA werkzaamheden hebt verricht voor een of meerdere relaties van WKA. Het is jou evenwel vanaf het begin van jouw dienstverband duidelijk gemaakt dat je niet bevoegd bent om zonder supervisie of voorafgaande afstemming (extern) werkzaamheden te verrichten en/of rapporten aan relaties te versturen. Dit te meer omdat je niet in het bezit bent van de noodzakelijke diploma’s. (…) Derhalve nodigen wij jou uit voor een gesprek (…) donderdag 7 februari 2019 (…).”
1.6.
Op 7 februari 2019 heeft [verzoekster] zich ziek gemeld vanwege een ontstoken galblaas, waaraan zij op 14 februari 2019 is geopereerd. Het gesprek heeft daarom vervolgens telefonisch plaatsgevonden. [verzoekster] heeft daarin bevestigd dat zij werkzaamheden is blijven verrichten voor Wetland Wonen Groep.
1.7.
Bij e-mail van 12 februari 2019 heeft [medewerker WKA 2] aan [verzoekster] onder meer het volgende bericht:
“(…) Wij vinden het een kwalijke zaak dat jij naar is gebleken zonder afstemming met WKA recent werkzaamheden hebt verricht voor Wetland Wonen Groep. Zoals meerdere malen besproken in gesprekken eind vorig jaar ben jij niet bevoegd om zonder supervisie van [medewerker WKA 3] en of afstemming met ondergetekende zelfstandig opdrachten uit te voeren en rapporten aan opdrachtgevers te verstrekken. Mede gelet op het feit dat het je aan benodigde kennis en diploma’s ontbreekt.
Dit is een officiële waarschuwing. Je mag geen opdrachten uit naam van WKA en zonder afstemming met [medewerker WKA 3] of ondergetekende uitvoeren. (…)
Inmiddels hebben wij Wetland Wonen Groep schriftelijk geïnformeerd over de gang van zaken. Wij zullen op korte termijn afspraken maken met de heer [betrokkene] over of en hoe er vervolg kan worden gegeven aan de opdracht.(…)”
1.8.
Op 6 maart 2019 hebben [medewerker WKA 2] en [medewerker WKA 3] een gesprek gehad met [betrokkene] van Wetland Wonen Groep.
1.9.
Op 12 maart 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en [medewerker WKA 1] , waarbij [medewerker WKA 1] heeft medegedeeld dat [verzoekster] haar werkzaamheden voor Wetland Wonen Groep is blijven voortzetten. [verzoekster] heeft gezegd dat zij alleen [betrokkene] heeft gebeld om hem te herinneren aan een afspraak met een bewoner.
1.10.
Bij e-mailbericht van 13 maart 2019 schrijft [medewerker WKA 2] aan [betrokkene] :
“(…) Op woensdag 6 maart 2019 was ik samen met mijn adviseur, [medewerker WKA 3] , bij u (…) op bezoek. (…) Tijdens het gesprek hebben wij van u vernomen dat u afgelopen maandag (4 maart 2019) telefonisch contact hebt gehad met [verzoekster] , waarbij zij vertelde dat zij haar werkzaamheden voor Wetland Wonen voort wenste te zetten en op die dag nog afspraken had met een bewoner/gezin. Daarop heeft u haar over mijn brief van 12 februari 2019 en mijn aanstaande verzoek (op woensdag 6 maart 2019) verteld en haar verteld dat het haar niet meer was toegestaan nog werkzaamheden voor Wetland Wonen te verrichten. Mevrouw [verzoekster] antwoordde dat zij niet meer zou werken bij het WKA en vroeg of zij op eigen titel met jullie verder kon en de werkzaamheden mocht voortzetten. Dit heeft u vervolgens geweigerd en u heeft aangegeven dat u advies wenst van de woonbond.
Mevrouw [verzoekster] heeft bovenstaande zaken evenwel volledig ontkend en heeft gezegd dat zij alleen contact met u heeft gehad “omdat er een afspraak met de bewoners gepland stond. Ze geeft aan dat dit als een reminder was bedoeld omdat u eerder niet was komen opdagen op een afspraak”.
Zou u zo vriendelijk willen zijn om de bovenstaande gang van zaken te bevestigen (…)?”.
1.11.
Bij e-mailbericht van 13 maart 2019 heeft [betrokkene] aan [medewerker WKA 2] bericht:
“(…)Bij deze mijn bevestiging dat e.e.a. goed is verwoord. Ter verduidelijking inzake de geplande afspraak d.d. 4 mrt met een van de bewoners met mevr. [verzoekster] . Ik heb deze afspraak geskipt omdat wij met elkaar op basis van uw schrijven immers de afspraak hadden gemaakt om tot nadere orde even niets meer te doen. Dit heb ik medegedeeld aan mevr. [verzoekster] . (…)”.
1.12.
Bij gesprek en brief van 14 maart 2019 heeft [medewerker WKA 1] aan [verzoekster] medegedeeld dat zij op staande voet is ontslagen omdat zij, kort gezegd, ondanks een officiële waarschuwing haar werkzaamheden voor Wetland Wonen Groep, zonder afstemming met WKA, heeft voortgezet en daarover geen openheid van zaken heeft gegeven in het gesprek van 12 maart 2019.
1.13.
[verzoekster] is tot op heden arbeidsongeschikt.
Verzoeken
2. [verzoekster] verzoekt primair bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, WKA te veroordelen tot weder ter werkstelling op straffe van een dwangsom, vermeerderd met rente over die dwangsom, subsidiair WKA te veroordelen tot een billijke vergoeding, een transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding, tot verstrekken van loonspecificaties op straffe van een dwangsom en tot betaling van buitengerechtelijk incassokosten, alles vermeerderd met rente en primair en subsidiair WKA te veroordelen tot doorbetaling van het loon en de wettelijke verhoging, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente en tot het verstrekken van loonspecificaties op straffe van een dwangsom, met een veroordeling in de proceskosten. In incident verzoekt [verzoekster] het loon door te betalen, met wettelijke verhoging, rente en buitengerechtelijke kosten en tot het verstrekken van loonspecificaties daarvan op straffe van een dwangsom.
3. [verzoekster] heeft ter onderbouwing hiervan gesteld dat zij onterecht op staande voet is ontslagen. WKA heeft verweer gevoerd.
4. WKA verzoekt op haar beurt [verzoekster] bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ten bedrage van € 5.008,91, vermeerderd met de wettelijke rente en [verzoekster] te veroordelen de aan haar ter beschikking gestelde telefoon en laptop binnen een week na dagtekening van deze beschikking in te leveren op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.
5. WKA stelt daartoe dat de arbeidsovereenkomst door haar regelmatig opgezegd had kunnen worden tegen 1 juni 2019, zodat zij aanspraak maakt op een vergoeding ten bedrage van het loon van 15 maart 2019 tot 1 juni 2019 ten bedrage van € 6.595,85. In de eindafrekening is reeds € 1.586,94 verrekend, zodat een bedrag van € 5.008,91 overblijft. [verzoekster] heeft hiertegen verweer gevoerd.
6. Op de stellingen van partijen in beide verzoeken zal hieronder, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
Beoordeling
7. Beide verzoeken hebben betrekking op het ontslag op staande voet. [verzoekster] stelt dat dit niet rechtsgeldig is gegeven. Allereerst dient dan ook beoordeeld te worden of de reden die WKA aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd als een dringende reden kwalificeert als bedoeld in artikel 7:677 BW en of er onverwijld is opgezegd. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag moeten de omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang worden bezien. De aard en de ernst van het gedrag van [verzoekster] spelen daarbij een rol, evenals de duur van de arbeidsovereenkomst en ook de (persoonlijke) omstandigheden van [verzoekster] en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor [verzoekster] heeft.
8. WKA heeft aan het ontslag ten grondslag gelegd, zoals ook uitvoerig is beschreven in de ontslagbrief van 14 maart 2019, dat [verzoekster] ondanks meerdere waarschuwingen, waaronder een officiële waarschuwing, op 4 maart 2019 zonder overleg contact heeft opgenomen met een klant, te weten met [betrokkene] van Wetland Wonen Groep. Uit het dossier en de mondelinge behandeling blijkt dat WKA vanaf het begin van het dienstverband duidelijk heeft gemaakt dat [verzoekster] zonder de benodigde kennis en diploma’s niet zelfstandig namens WKA mocht handelen. (Zie onder meer het gespreksverslag van 17 december 2018, de e-mail van 6 februari 2019 en de officiële waarschuwing van 12 februari 2019). Een dergelijke instructie aan een werknemer is geen onredelijk vereiste van een werkgever. WKA heeft voldoende aangevoerd dat zij op deze wijze de kwaliteit van haar adviseurs jegens haar klanten wilde waarborgen. Aan een dergelijke instructie dient een werknemer zich dan ook te houden. De omstandigheid dat [verzoekster] zich ook zonder het EPA-examen in staat achtte de werkzaamheden zelfstandig uit te voeren, maakt het voorgaande niet anders.
9. [verzoekster] betwist niet dat zij desondanks op 4 maart 2019, zonder daarover ruggespraak te houden met WKA, contact heeft opgenomen met [betrokkene] van Wetland Wonen Groep. [verzoekster] stelt dat zij dit slechts heeft gedaan om [betrokkene] aan een afspraak te herinneren, maar [betrokkene] bevestigt in het e-mailbericht van 13 maart 2019 dat [verzoekster] in dat gesprek heeft gezegd dat zij zelf een afspraak had met bewoners en haar werkzaamheden voor Wetland Wonen Groep zonder WKA zelfstandig wilde voortzetten. Maar ook als [verzoekster] slechts belde om [betrokkene] te herinneren aan een afspraak met een bewoner, heeft [verzoekster] daarmee zelfstandig gehandeld namens WKA en dus in strijd met de instructie. Nu [verzoekster] uitdrukkelijk en meerdere keren was gewaarschuwd dit niet te doen, kon van WKA vanaf dat moment redelijkerwijze niet langer worden gevergd het dienstverband te laten voortduren. Na de officiële waarschuwing, kon zij immers geen andere stappen meer zetten om [verzoekster] te weerhouden werkzaamheden uit haar naam te verrichten. Daarbij geldt dat [verzoekster] op 4 maart 2019 nog steeds 100% ziek gemeld was in verband met de galblaas operatie, zodat WKA erop had mogen vertrouwen dat zij überhaupt geen werkzaamheden voor haar kon/zou verrichten. Verder geldt dat het dienstverband bij WKA pas op 15 augustus 2018 is aangevangen en dat uit het dossier blijkt dat dit van begin af aan niet soepel is verlopen. De gevolgen van het ontslag op staande voet zijn voor [verzoekster] evenwel groot, nu zij thans nog steeds volledig arbeidsongeschikt is. Daar staat echter tegenover dat zij voorafgaande aan haar dienstverband ook een bijstandsuitkering genoot. Tot slot geldt dat het ontslag direct na de bevestiging van [betrokkene] is gegeven, zodat dit onverwijld is gebeurd.
10. Conclusie van het voorgaande is dat het ontslag op staande voet op 14 maart 2019 rechtsgeldig is gegeven. De verzoeken van [verzoekster] , zowel in incident als in hoofdzaak, worden dan ook afgewezen.
11. Voorts is het verzoek van WKA aan de orde. Zij verzoekt [verzoekster] te veroordelen om de gefixeerde schadevergoeding aan haar te betalen vanwege onregelmatige opzegging. Ingevolge artikel 7:677 lid 2 BW is de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen schadeplichtig. Ingevolge artikel 7:686a lid 4 sub a BW vervalt de bevoegdheid om een verzoekschrift hiertoe in te dienen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
12. Vaststaat dat het verzoek van WKA per fax op 14 mei 2019 is ingediend. Nu het ontslag is gegeven op 14 maart 2019, is de conclusie dat het verzoek tijdig is gedaan.
13. Hiervoor is reeds geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en dat het ontslag aan [verzoekster] is te verwijten. Zij had kunnen en moeten weten dat zij niet, en zeker niet tijdens haar ziekte, namens WKA zelfstandig contact op mocht nemen met Wetland Wonen Groep. Nu zij dit wel heeft gedaan, is zij schadeplichtig.
14. WKA verzoekt in deze procedure slechts een gedeelte van de gefixeerde schadevergoeding van in totaal € 6.595,85 omdat zij al een bedrag van € 1.586,94 met de eindafrekening (individueel keuzebudget en opgebouwde maar niet genoten verlofuren) heeft verrekend. [verzoekster] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag, maar wel verzocht om matiging daarvan. [verzoekster] heeft daartoe aangevoerd dat ze een slechte financiële situatie heeft en thans nog immer volledig arbeidsongeschikt is. Nu uit het dossier volgt dat eind 2018 loonbeslag is gelegd, [verzoekster] voorafgaande aan het dienstverband een bijstandsuitkering genoot en onbetwist is gebleven dat zij thans volledig arbeidsongeschikt is, ziet de kantonrechter aanleiding om de verzochte schadevergoeding te matigen tot één bruto maandsalaris, te weten € 2.184,78.
15. Nu reeds een bedrag van € 1.586,94 is verrekend, zal [verzoekster] worden veroordeeld tot betaling van het restant ten bedrage van € 597,84, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het verzoekschrift. WKA heeft immers niet eerder aanspraak op deze vergoeding gemaakt. Verder dient [verzoekster] zoals verzocht door WKA de bedrijfseigendommen binnen een week na betekening van deze beschikking te retourneren op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat zij hieraan niet voldoet met een maximum van € 10.000,00.
16. Bij deze uitkomst wordt [verzoekster] in beide zaken als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, waarbij gelet op de samenhang tussen de zaken in beide zaken een lager liquidatietarief salaris gemachtigde is toegepast dan gebruikelijk.
BESLISSING
De kantonrechter:
in het verzoek met nummer 7746909 EA VERZ 19-331
wijst de verzoeken van [verzoekster] af;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van WKA begroot op € 240,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [verzoekster] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van de beschikking, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [verzoekster] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan deze beschikking heeft voldaan en betekening van de beschikking pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in het verzoek met nummer 7769634 EA VERZ 19-351
veroordeelt [verzoekster] tot betaling van € 597,84 aan gefixeerde schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2019;
veroordeelt [verzoekster] om binnen een week na betekening van deze beschikking de aan haar door WKA ter beschikking gestelde telefoon en laptop bij WKA in te leveren op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat zij daaraan niet heeft voldaan met een maximum van € 10.000,00;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van WKA begroot op:
salaris € 240,00
griffierecht € 486,00
totaal € 726,00
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [verzoekster] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van de beschikking, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [verzoekster] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan deze beschikking heeft voldaan en betekening van de beschikking pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en op 26 augustus 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter