4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 14 mei 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid fietsen, onder meer die fietsen die hij, verdachte en zijn mededader hebben verkocht of hebben getracht te verkopen aan de volgende personen:
- [naam 2] en
- [naam 3] en
- [naam 4] en
- [naam 5] en
- [naam 6] en
- [naam 7] en
- [naam 8] en
- [naam 9] en
- [naam 10] en
- [naam 11] en
- [naam 12] en
- [naam 13] en
- [naam 14] en
- [naam 15] en
- [naam 16] en
- [naam 17] en
- [naam 1] en
toebehorend aan [naam 18] en [naam 19] en onbekend gebleven natuurlijke personen en/of rechtspersonen, waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich die fietsen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 14 mei 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, immers heeft hij, verdachte, op tijdstippen in voornoemde periode fietsen, onder meer die fietsen die hij, verdachte en zijn mededader hebben verkocht en getracht te verkopen aan de volgende personen:
- [naam 2] en
- [naam 3] en
- [naam 4] en
- [naam 5] en
- [naam 6] en
- [naam 7] en
- [naam 8] en
- [naam 9] en
- [naam 10] en
- [naam 11] en
- [naam 12] en
- [naam 13] en
- [naam 14] en
- [naam 15] en
- [naam 16] en
- [naam 17] en
- [naam 1] en
- een of meerdere onbekend gebleven (potentiële) kopers, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wisten dat het door diefstal verkregen goederen betrof;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op tijdstippen in de periode van 19 maart 2019 tot en met 14 mei 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van geldbedragen door
- voornoemde [slachtoffer 1] voor te wenden dat hij en zijn mededader in acute geldnood zaten waardoor hij, verdachte, en zijn mededader geen geld meer hadden voor primaire levensbehoeften als medicijnen en voedsel en
- zich voor te doen als bonafide lener van geld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5. Strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn, met uitzondering van het onder 2 tenlastegelegde, volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
8 Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij de stukken bevindt zich de op 20 mei 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/702619-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 13 november 2018 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 14 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.
9. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij de stukken bevindt zich de op 17 mei 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/228586-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 11 september 2018 van politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 1 week niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.
12 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte voor het in rubriek 4 onder 2 bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Verklaart het overige bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 8 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
Meldplicht
1. zich binnen 5 werkdagen na ontslag uit detentie meldt bij Reclassering Inforsa op het adres [adre 1] of één van haar satellietlocaties). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Huisbezoeken behoren tot de mogelijkheden.
Ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname
2. zich laat behandelen door Mentrum JOT of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Veroordeelde laat zich voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing tenzij de reclassering dat niet, of niet langer nodig acht. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt
Voorts geeft de rechtbank de reclassering de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
Vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] , toe tot € 2.000,- (tweeduizend euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 2.000,- (tweeduizend euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 30 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering TUL (13/702619-18)
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 13 november 2018, namelijk een gevangenisstraf van 14 dagen.
Vordering TUL (13/228586-15)
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 11 september 2018, namelijk een gevangenisstraf van 1 week.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2019.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen