Eiser vindt dat hij niet als overtreder kan worden aangemerkt. Eiser verbleef in de periode van 4 juli 2017 tot 26 augustus 2017 samen met zijn dochter in verband met vakantie in het buitenland. Hij vermoedt dat de persoon die de woning in het verleden heeft gehuurd, de heer [naam] , een rol heeft gespeeld bij de verhuur van de woning, omdat hij ook over de sleutel beschikte. Omdat eiser op dat moment op vakantie was, kan hij er niet voor verantwoordelijk worden gehouden dat de woning in zijn afwezigheid werd verhuurd. Eiser had een vriend opdracht gegeven om tijdens zijn vakantie het pand in de gaten te houden, maar de toezichtmogelijkheden van deze vriend waren beperkt. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek uitgevoerd naar de persoon die zich schuldig zou hebben gemaakt aan verhuur aan toeristen, namelijk [naam] . Eiser woont nu zelf weer in de woning en heeft een einde gemaakt aan de huurrelatie met [naam] .
5.2.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser terecht als overtreder aangemerkt. Zoals blijkt uit de in het rapport opgenomen verklaringen van één van de toeristen, hadden zij de woning al geruime tijd voor de vakantie van eiser geboekt, namelijk op 4 mei 2017. Dit betekent dat de woning al ruimschoots vóór eisers vakantie in het buitenland voor verhuur aan toeristen was aangeboden. Daarnaast blijkt uit de verklaringen van bovengenoemde toerist dat de toeristen de betaling van de woning via een contactpersoon hebben verricht, dat zij de sleutel van de woning hebben ontvangen van de in de woning aanwezige dame en dat zij die sleutel bij vertrek ook weer aan diezelfde dame zouden inleveren. Uit het bovenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden afgeleid dan dat het oogmerk bestond de woning aan toeristen te verhuren. Omdat eiser ten tijde van de overtreding, als enige, eigenaar van de woning was en op het adres van de woning stond ingeschreven én hij zijn op de zitting geuite vermoeden dat [naam] , tijdens zijn vakantie, de woning aan de toeristen heeft verhuurd niet heeft onderbouwd, acht de rechtbank aannemelijk dat eiser zelf tot de verhuur van de woning is overgegaan. In dit verband kan worden daargelaten of de hiervoor genoemde dame de dochter van eiser was, zoals uit het rapport van bevindingen naar voren komt en eiser betwist. De rechtbank is al hierom van oordeel dat eiser wist dan wel kon weten dat de woning tijdens zijn vakantie aan toeristen werd verhuurd. Het bovenstaande betekent dat verweerder geen onderzoek hoefde te verrichten naar de vraag of [naam] de overtreding heeft gepleegd.
5.2.2
De rechtbank merkt op dat ook als zij eiser volgt in zijn standpunt dat niet hij, maar een ander persoon, de woning, buiten zijn toestemming en medeweten, aan de toeristen heeft verhuurd, de rechtbank ook dan van oordeel is dat die verhuur van de woning aan eiser valt toe te rekenen. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiser er, zoals blijkt uit zijn verklaringen op de zitting, voor heeft gekozen de sleutel van de woning aan [naam] af te geven, ondanks dat deze persoon de woning op het moment van de overtreding niet van hem huurde. Eveneens acht de rechtbank van belang dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich tot op zekere hoogte heeft geïnformeerd over het gebruik van de woning gedurende zijn vakantie. De enkele stelling dat eiser een vriend opdracht heeft gegeven om tijdens zijn vakantie het pand in de gaten te houden, volstaat daartoe niet.
Bevoegdheid oplegging boete
6. Het vorenstaande betekent dat verweerder bevoegd was om op grond van artikel 35, eerste lid, van de Hvw en artikel 4.2.2, eerste lid, van de Verordening een boete aan eiser, als eigenaar van de woning, op te leggen.
Geen gronden tegen hoogte boete
7. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden tegen de hoogte van de boete heeft gericht.
8. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.