RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/171903-18 (Promis)
Datum uitspraak: 11 september 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] .
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht, ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde, op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen, bewezen dat verdachte
op 1 januari 2018 te Ouder-Amstel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de rijksweg A2, zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) twee gebroken armen en drie gebroken wervels, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de A2, komende uit de richting van knooppunt Amstel, en gaande in de richting van knooppunt Holendrecht,
- terwijl het donker was en
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
- terwijl verdachte reed met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
verdachte is, gekomen ter hoogte van hectometerpaal 33,3 naar links gaan uitwijken, in elk geval is verdachte niet (uiterst) rechts blijven rijden, verdachte heeft vervolgens niet tijdig en voldoende afgeremd en heeft de macht over het stuur verloren,
verdachte is vervolgens in de linker berm terecht gekomen en in botsing gekomen met twee bomen, ten gevolge waarvan [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1. primair bewezen verklaarde:
- overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel a, van deze wet
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 (honderd) dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.C.M. Oude Hengel, voorzitter,
mrs. G.P.C. Janssen en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 september 2019.
De voorzitter is niet in staat dit vonnis
mede te ondertekenen.