RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/665413-18 (zaak A) en 13/108660-18 (zaak B) (Promis)
Datum uitspraak: 4 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [naam Justitieel Complex] te [plaats] .
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1. primair:
op 10 september 2018 te Amsterdam, aan [slachoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen, kaak en een hersenschudding en een visuele beperking en een tijdelijke arbeidsongeschiktheid heeft toegebracht, door met dat opzet (met kracht) met een gebalde vuist in het gezicht, te slaan;
feit 2. subsidiair:
op 10 september 2018 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] eenmaal tegen de rug heeft getrapt ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden.
feit 3.
in de periode van 5 april 2018 tot en met 21 juni 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit meerdere horecagelegenheden de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel:
- op 5 april 2018 uit Hotel Ramada (gevestigd aan de Staalmeesterslaan 410)
- een Samsung telefoon ( [nummer] ) en
- een zwarte tas met inhoud (oordopjes, sleutelbos, etenswaren) en
- een rugzak (merk Enrico met inhoud) en
- een laptoptas (met inhoud),
toebehorende aan hotel Ramada en medewerkers van het hotel Ramada
- op 10 mei 2018 uit horecagelegenheid de Foodhallen (gevestigd aan de Bellamyplein 41)
- drie kratten met (Heineken) bier en
- een steekkar,
toebehorende aan horecagelegenheid de Foodhallen,
- op 21 juni uit restaurant [naam restaurant] (gevestigd aan de [vestigingsadres] )
- kratten bier en
- een steekkar,
toebehorende aan restaurant [naam restaurant] ,
waarbij verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door braak;
feit 4.
op 4 augustus 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit hotelschool The Hague (gelegen aan de Jan Evertsenstraat 171) heeft weggenomen een Macbook, toebehorende aan [naam student] (student van hotelschool The Hague), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 5.
op 26 april 2018 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of een geldbedrag, toebehorende aan restaurant [naam restaurant] (gevestigd aan de [vestigingsadres] ) en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en die weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door een toegangsdeur te forceren en verbreking;
Zaak B
op 13 mei 2018 te Amsterdam, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga jou neersteken en/of ik ga jou doodmaken".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
9 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De vordering van [slachoffer 1]
De benadeelde partij [slachoffer 1] vordert € 3.004,74 aan materiële schadevergoeding en € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding en € 5.000,- aan toekomstige schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze schadevergoeding is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade omdat niet uit te sluiten valt dat er in de toekomst meer schade is. De benadeelde partij begroot die toekomstige schade op € 5.000,-. De benadeelde partij behoudt zich daarmee het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen met uitzondering van de toekomstige schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij heeft tevens gevorderd dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade niet kan worden toegewezen, nu de vordering op dit punt te ingewikkeld is voor het strafproces. Zo zijn de toekomstige reis- en parkeerkosten onvoldoende duidelijk. Ook is er geen causaal verband tussen het strafbare feit en het missen van BHV trainingen in 2019. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade moet worden gematigd. Hij heeft daarbij verwezen naar twee vergelijkbare uitspraken, waarbij een aanzienlijk lager bedrag is toegekend.1
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde vergoedingen zijn gebaseerd op materiële schadeposten die het rechtstreekse gevolg zijn van het bewezen geachte feit. Zij zijn voldoende onderbouwd en redelijk. Die vergoedingen zijn daarom toewijsbaar. De enige uitzondering daarop is de post van de toekomstige kosten, omdat die schade (nog) niet daadwerkelijk is geleden en er onvoldoende aanknopingspunten zijn om die schade nu al te kunnen begroten. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit houdt in dat de gevorderde toekomstige schade à € 5.000,- en de toekomstige reis- en parkeerkosten à € 100,- niet-ontvankelijk worden verklaard.
De gevorderde immateriële schadevergoeding is – vanwege de ernst en de duur van het letsel en de psychische gevolgen voor [slachoffer 1] - volgens de rechtbank redelijk en billijk. Daarom zal de vordering voor het deel dat op immateriële schadevergoeding ziet volledig worden toegewezen.
De rechtbank wijst aldus een gedeelte van de vordering toe, te weten € 2.904,74 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van de wettelijke rente vanaf 10 september 2018 tot aan de dag van volledige voldoening. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De vordering van [naam student]
De benadeelde partij [naam student] vordert € 1.296,91 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu haar schade reeds is vergoed.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet kan worden toegewezen, nu de schade reeds is vergoed.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de gevorderde schade reeds grotendeels is vergoed en – bij gebrek aan een aankoopbon van de ontvreemde laptop - voor het overige onvoldoende is onderbouwd.
10 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 26 november 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/230939-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 3 januari 2017 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 (twee) weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
12 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder feit 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde en het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A feit 1:
zware mishandeling;
ten aanzien van zaak A feit 2:
mishandeling;
ten aanzien van zaak A feiten 3 en 4:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van zaak A feit 5:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft getracht te brengen door middel van braak en verbreking;
ten aanzien van zaak B:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 1.00 STK Zaktelefoon
SONY EXPERIA
5620741
De vordering van [slachoffer 1]
Wijst de vordering van [slachoffer 1] , wonende te [woonplaats] , toe tot € 7.904,74 (zevenduizend negenhonderdenvier euro en vierenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachoffer 1] , € 7.904,74 (zevenduizend negenhonderdenvier euro en vierenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 79 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De vordering van [naam student]
Verklaart [naam student] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 3 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk 2 (twee) weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Pünt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2019.