5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 13/701827-18 (zaak A):
feit 2:
op 21 mei 2018 te Amsterdam, [naam 3] en [naam 4] heeft mishandeld door:
- voornoemde [naam 3] (met kracht) bij haar schouder te grijpen en
- voornoemde [naam 4] in de buik en in het been te knijpen en (van een schommel) op de grond te duwen en op (de benen) van voornoemde [naam 4] te zitten.
feit 4:
op 21 mei 2018 te Amsterdam, een ambtenaar, [naam 5] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door voornoemde [naam 5] (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht te stompen.
feit 5:
op 21 mei 2018 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, [naam 6] , brigadier van politie eenheid Amsterdam, gedurende rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door haar in het gezicht te bespugen.
feit 6:
op 21 mei 2018 te Amsterdam, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
- een deur en raam geheel toebehorende aan woningcorporatie Stadgenoot heeft vernield en
- een (observatie)cel, geheel toebehorende aan Politie eenheid Amsterdam onbruikbaar heeft gemaakt.
feit 8:
op januari 2019 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand geheel
toebehorende aan Motel One heeft vernield door een (zwaar) voorwerp tegen die ruit te gooien.
feit 9:
op 14 februari 2019 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (type Piaggio Vespa)
geheel toebehorende aan [naam 7] heeft beschadigd.
Ten aanzien van parketnummer 13/033653-18 (B):
feit 1:
op 28 november 2017 te Amsterdam, door een feitelijkheid, te weten het vastpakken van de (linker)borst van die [naam 8] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het (onverhoeds) vastpakken van de (linker)borst van die [naam 8] .
feit 2:
op 28 november 2017 in Amsterdam opzettelijk [naam 9] in het openbaar heeft beledigd door die [naam 9] in het gezicht te spugen.
feit 3:
op 28 november 2017 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een matras en een stoel en beddengoed geheel aan de politie Amsterdam toebehorende, heeft vernield door voornoemde
goederen met vuur in aanraking te laten komen.
12 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 (zaak A) ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2 in zaak A:
mishandeling, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 4 in zaak A:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
ten aanzien van feit 5 in zaak A:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
ten aanzien van feit 6 in zaak A:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en onbruikbaar maken, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 8 in zaak A en feit 3 in zaak B:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 9 in zaak A:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen
ten aanzien van feit 1 in zaak B:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
ten aanzien van feit 2 in zaak B:
eenvoudige belediging
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, van 8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd de volgende algemene en bijzondere voorwaarden niet is nagekomen.
De algemene voorwaarden houden in dat veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De bijzondere voorwaarden houden in dat veroordeelde:
1. zich blijft melden bij Inforsa reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
2. zich op 7 november 2019 laat opnemen op de Forensische Psychiatrische Afdeling te Heiloo of een soortgelijke instelling. De opname duurt maximaal één (1) jaar of zoveel korter als de behandelende kliniek in samenspraak met de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, ook als dit het innemen van medicijnen inhoudt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. zich indien de reclassering dit noodzakelijk acht laat behandelen door Inforsa FACT of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, ook als dit het innemen van medicijnen inhoudt. Indien de reclassering en/of de behandelaar dat noodzakelijk acht, dan werkt veroordeelde mee aan een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. De ambulante behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
4. meewerkt aan het opnieuw verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, waarbij hij zich zal houden aan de gegeven aanwijzingen;
5. gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 4] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 4] toe tot een bedrag van € 200,- (tweehonderd euro) ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 4] het toegewezen bedrag te betalen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 4] , te betalen de som van € 200,- (tweehonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 1] :
Verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 3] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 3] toe, te weten € 200,- (tweehonderd euro) ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 3] het toegewezen bedrag te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 3] , te betalen de som van € 200,- (tweehonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 6] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 6] toe tot een bedrag van € 150,- (honderdvijftig euro) ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 6] het toegewezen bedrag te betalen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 6] , te betalen de som van € 150,- (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, eenheid Amsterdam:
Wijst de vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, eenheid Amsterdam toe tot een bedrag van € 58,08 (achtenvijftig euro en acht eurocent) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan Nationale Politie, eenheid Amsterdam, het toegewezen bedrag te betalen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 7] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 7] toe tot een bedrag van € 907,50 (negenhonderdzeven euro en vijftig eurocent) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 februari 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 7] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 7] , te betalen de som van € 907,50 (negenhonderdzeven euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (14 februari 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Verlengt de proeftijd van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam d.d. 15 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke straf met één jaar.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.C.M. Oude Hengel, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 oktober 2018.