RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/728160-17
Datum uitspraak: 4 december 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[BRP-adres] .
1 Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2019. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. K. Duker, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij samen met een ander, of alleen
1.een handgranaat voorhanden heeft gehad in de periode van 31 oktober 2016 tot en met 31 oktober 2017;
2.opzettelijk 6,5 kilo hennep aanwezig heeft gehad op 31 oktober 2017.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 31 oktober 2017 te Amsterdam, een handgranaat van categorie II, te weten een intacte handgranaat van het type M75, model M52, voorzien van een slagpen die onder veerdruk staat waarmee de ontsteking kan worden geactiveerd waarna het slagpijpje zal detoneren, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 2:
op 31 oktober 2017 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,5 kilogram van een materiaal bevattende hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
9 Beslag
Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
- A Geld Euro
5476029; restbedrag 44,99 euro
- Geld Euro
5476029
Of het inbeslaggenomen geld toebehoort aan verdachte is de rechtbank niet bekend en zal daarom aan de rechthebbende worden geretourneerd.
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uur. Wanneer verdachte deze taakstraf niet naar behoren heeft verricht, zal vervangende hechtenis worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- A Geld Euro
5476029; restbedrag 44,99 euro
- Geld Euro
5476029
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en J.G. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 december 2019.