Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2019:9271

Rechtbank Amsterdam
05-12-2019
20-12-2019
C/13/663410 / HA RK 19-94
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Verzoek tot verwijdering van URL’s naar sociale mediaberichten uit Google Search toegewezen (AVG); het recht om vergeten te worden

Rechtspraak.nl
RAV 2020/28

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/663410 / HA RK 19-94

Beschikking van 12 december 2019

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster,

advocaat mr. I. Brouwer te Bussum,

tegen

de rechtspersoon naar het recht van de Verenigde Staten van Amerika

GOOGLE LLC,

gevestigd te Mountain View, Californië (Verenigde Staten van Amerika),

verweerster,

advocaat mr. D. Verhulst te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [verzoekster] en Google worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 maart 2019,

  • -

    de brief van 14 maart 2019 namens [verzoekster] met volledige productie 3,

  • -

    het eenstemmige verzoek van partijen om op de mondelinge behandeling eerst de formele vragen in deze zaak te behandelen;

  • -

    de brief van 9 april 2019 namens [verzoekster] met een aanvulling op het verzoekschrift,

  • -

    de tussenbeschikking van 9 mei 2019, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,

  • -

    de brief van 18 juni 2019 namens [verzoekster] waarin is geschreven dat partijen zijn overeengekomen dat het verzoekschrift wordt gewijzigd in die zin dat het verzoek zich uitsluitend tot Google richt en niet tot Google Netherlands B.V. en dat Google vrijwillig in de procedure zal verschijnen,

  • -

    het verweerschrift met bijlagen,

  • -

    het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 september 2019, met de daarin genoemde stukken.

1.2.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken bij het buiten hun aanwezigheid opgemaakte proces-verbaal van de mondelinge behandeling. [verzoekster] heeft hiervan bij brief van 9 oktober 2019 gebruik gemaakt. Deze beschikking wordt gewezen met inachtneming van de door haar gemaakte opmerkingen.

1.3.

Vervolgens is beschikking bepaald op heden. Partijen zijn door de rechtbank van de uitgestelde beschikkingsdatum op de hoogte gebracht.

2 De feiten

2.1.

[verzoekster] is een (inter)nationaal exposerende kunstenares. In 2012 heeft zij de schilderschool [naam bedrijf] in [vestigingsplaats] opgericht. De schilderschool werd in 2015 uitgebreid tot een kunstacademie.

2.2.

Google exploiteert de internetzoekmachine Google Search (hierna: de zoekmachine). De zoekmachine stelt gebruikers in staat informatie op het internet te vinden. Gebruikers kunnen op de openingswebpagina van Google, bijvoorbeeld http://www.google.nl of http://www.google.com, aan de hand van één of meer zoektermen een zoekopdracht opgeven, waarna de zoekmachine een pagina met zoekresultaten weergeeft. Deze pagina toont een lijst met zoekresultaten, die bestaan uit een combinatie van een titel van een webpagina met daaronder het adres van de webpagina op internet, de Uniform Resource Locator (hierna: URL) en een snippet, een korte samenvatting van de webpagina (hierna wordt deze combinatie genoemd: een zoekresultaat). De selectie en ordening van de zoekresultaten en de vertoning daarvan aan de gebruiker zijn het resultaat van een geautomatiseerd, algoritmisch proces. De zoekmachine indexeert op het internet gepubliceerde of opgeslagen informatie, slaat die tijdelijk op en stelt aan de hand van zoektermen zoekresultaten in een bepaalde volgorde aan internetgebruikers ter beschikking.

2.3.

[verzoekster] heeft in 2016 via de kunstacademie een aantal workshops aangeboden. De workshops zouden in de zomer van 2017 plaatsvinden. Na de zomer van 2016 hebben 60 cursisten zich voor de workshops aangemeld en het daarvoor verschuldigde cursusgeld voldaan. [verzoekster] heeft het cursusgeld gebruikt om kosten van de kunstacademie te voldoen. In april 2017 heeft [verzoekster] het atelier en de kunstacademie wegens liquiditeitsproblemen gesloten. De workshops hebben hierdoor niet plaatsgevonden. Door het gebrek aan liquide middelen hebben 40 cursisten het cursusgeld niet teruggekregen.

2.4.

Het Dagblad van het Noorden en het Algemeen Dagblad hebben over de gang van zaken bij de kunstacademie een artikel gepubliceerd. Het televisieprogramma “Opgelicht?!” van AVROTROS heeft hierover op 5 september 2017 een aflevering uitgezonden (hierna: de uitzending) en een bij de uitzending behorend artikel (hierna: het artikel) op de website van het televisieprogramma (https://opgelicht.avrotros.nl) gepubliceerd. De uitzending is op de website van AVROTROS niet meer beschikbaar, maar het artikel is nog te raadplegen. [verzoekster] werd voorheen met haar volledige naam in het artikel genoemd. Op verzoek van [verzoekster] heeft AVROTROS haar naam in het artikel aangepast door enkel haar voornaam en eerste letter van haar achternaam [verzoekster] ) te noemen.

2.5.

Bij het opgeven van de voor- en achternaam van [verzoekster] of de naam in combinatie met de zoekterm “fraude” of “oplichting” als zoekopdracht in de zoekmachine wordt een aantal zoekresultaten weergegeven, die naar sociale mediaberichten verwijzen. In die sociale mediaberichten wordt onder meer het artikel en de uitzending onder de aandacht van het publiek gebracht.

2.6.

Op 30 oktober 2018 heeft [verzoekster] Google verzocht het zoekresultaat met de URL die leidde naar de uitzending (https://opgelicht.avrotros.nl/dossiers/item/ [nummer] ) te verwijderen. Op 31 oktober 2018 heeft Google dit verzoek ingewilligd en het zoekresultaat verwijderd.

2.7.

In 2018 en 2019 heeft [verzoekster] bij Google herhaaldelijk verzoeken ingediend tot verwijdering van zoekresultaten die voortkomen uit zoekopdrachten op haar naam of combinatie van haar naam met de zoektermen “fraude” of “oplichting”, laatstelijk via haar advocaat op 14 februari 2019. De verwijderingsverzoeken zagen op de volgende zes URL’s:

  1. https://www.facebook.com/VARnws/posts/de-kunstenares [verzoekster] - [verzoekster] -heeft-haar-atelier- [naam bedrijf] -bewust/ [nummer] /

  2. https://drimble.nl/dossiers/crime/ [nummer] / [verzoekster] - [verzoekster] .html

  3. https://twitter.com/uwjuristnl/status [nummer]

  4. https://twitter.com/Uwjuristnl/status/ [nummer]

  5. https://plus.google.com/ [betrokkene] /posts/ [nummer]

  6. https://www.facebook.com/UwJurist.nl/posts/kunstenares [verzoekster] -verdwijnt-met-geld-oplichting- [verzoekster] / [nummer] /

(De URL’s worden hierna met de hiervoor genoemde nummers aangeduid.)

2.8.

De betreffende URL’s bevatten links die doorverwijzen naar het artikel op de website van het televisieprogramma Opgelicht?!.

2.9.

Bij e-mails van 1 en 5 november 2018 heeft Google het verzoek van [verzoekster] tot verwijdering van de URL’s 1, 2 en 4 afgewezen. Bij e-mail van 20 februari 2019 heeft Google verwezen naar haar eerdere afwijzing op het verzoek tot verwijdering van de URL’s 1 en 2 en de verwijderingsverzoeken van URL’s 3, 5 en 6 afgewezen. Google heeft het volgende, voor zover van belang, aan (de advocaat van) [verzoekster] geschreven:

“(…) Having assessed the balance of relevant rights and interest relating to the content in question, including factors such as its relevance to your client’s professional life, Google has decided not to block this content.

At this time, Google has decided not to take action on the URLs.

(…)

Regarding the following search terms:

oplichting etc

Consistent with European data protection law, when we approve a removal request, we remove URLs from our search results for queries related to the name supplied in the request. Please note we do not remove for certain types of queries, including:

- queries that are not for your specific name

- queries for the name of a corporation (…)”

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

[verzoekster] verzoekt de rechtbank – na wijziging van het verzoek – Google bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:

I te bevelen om binnen tien dagen, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, de met de hiervoor onder 2.7. genoemde URL’s verbonden zoekresultaten te verwijderen en verwijderd te houden,

II te bevelen om het proces tot verwijdering van persoonsgegevens zo in te richten dat eenmaal verwijderde koppelingen ten aanzien van [verzoekster] verwijderd blijven en nieuwe, soortgelijke, koppelingen niet verschijnen,

III te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

[verzoekster] legt – samengevat – het volgende aan haar verzoek ten grondslag. Primair stelt zij dat Google onrechtmatig handelt door verwerking van haar persoonsgegevens zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag bestaat in de zin van artikel 6 Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG). Volgens [verzoekster] valt niet in te zien waarom de onder 2.7. genoemde zoekresultaten gehandhaafd moeten blijven, terwijl het zoekresultaat met de koppeling naar de uitzending wel is verwijderd en dezelfde belangenafweging moet worden gemaakt. De toelichting die Google hiervoor heeft gegeven is onvoldoende transparant, omdat daaruit niet volgt op basis waarvan Google meent een gerechtvaardigd belang te hebben bij de vertoning van de zoekresultaten.

Subsidiair doet [verzoekster] een beroep op artikel 17 lid 1 onder a en onder c AVG (het recht op vergetelheid) onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 13 mei 2014 in de zaak Costeja (C‑131/12, ECLI:EU:C:2014:317, hierna: Costeja-arrest) en het arrest van de Hoge Raad (HR) van 24 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:316, hierna: X/Google-arrest). Volgens [verzoekster] zijn de onder 2.7. genoemde zoekresultaten feitelijk onjuist, onvolledig, niet ter zake dienend en bovenmatig. Hiertoe voert zij aan dat de persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld en geen dwingende gerechtvaardigde gronden aanwezig zijn voor de verwerking daarvan. De informatie in de sociale mediaberichten en in het artikel waarnaar in de sociale mediaberichten wordt verwezen, zijn subjectief en onjuist. Daarnaast lijdt [verzoekster] psychisch, economisch en sociaal ernstig onder de zoekresultaten. Gelet hierop moet het recht van [verzoekster] op privacy prevaleren, aldus steeds [verzoekster] .

3.3.

Google voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten. Zeer kort samengevat stelt Google zich op het standpunt dat de verwerking van de persoonsgegevens van [verzoekster] noodzakelijk is voor een gerechtvaardigd belang in de zin van artikel 6 lid 1 sub f AVG van Google om via haar zoekmachine een ongecensureerd, betrouwbaar en nuttig zoekresultaat te kunnen bieden, het belang van het publiek om informatie op internet vrij te kunnen vinden en raadplegen en de belangen van de internetgebruikers en media om informatie vrij op internet te kunnen publiceren en die informatie ook vindbaar te laten zijn. Volgens Google maken die gerechtvaardigde belangen dat de gegevensverwerking in beginsel rechtmatig is.

3.4.

Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid

4.1.

Google is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika (VS). Hoewel een betwisting op dit punt ontbreekt moet de rechtbank ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van het verzoek van [verzoekster] tegen Google kennis te nemen. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht op grond van artikel 9 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat Google is verschenen zonder de rechtsmacht van de Nederlandse rechter te betwisten. Gelet op de woonplaats van [verzoekster] heeft deze rechtbank ingevolge artikel 262 aanhef en onder a Rv in beginsel geen relatieve bevoegdheid om van haar verzoek kennis te nemen. Op de zitting hebben partijen echter verklaard dat zij voor de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank kiezen. Hieruit leidt de rechtbank af dat partijen geen verwijzing naar de in beginsel relatieve bevoegde rechtbank wensen in de zin van artikel 270 lid 1 Rv, zodat deze rechtbank ook relatief bevoegd is om van het verzoek van [verzoekster] kennis te nemen.

Toepasselijk recht

4.2.

Het verzoek van [verzoekster] is na 25 mei 2018 aanhangig gemaakt, zodat op het verzoek de AVG moet worden toegepast. Als EU-verordening is de AVG verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk. Aangezien de rechtbank ex nunc moet beoordelen of de verzoeken van [verzoekster] toewijsbaar zijn, brengt dat mee dat de rechtbank moet beoordelen of de verzoeken toewijsbaar zijn op grond van de momenteel geldende regels van de AVG (vgl. Gerechtshof Den Haag 16 april 2019, ECLI:NL:GDHA:2019:1472). Partijen gaan ervan uit dat de zaak kan worden beslist op basis van de maatstaf die het HvJEU heeft geformuleerd in het Costeja-arrest, omdat die maatstaf ook onder de AVG toepasbaar blijft. Op de zitting hebben partijen een rechtskeuze voor Nederlands recht gemaakt, voor zover dat in aanvulling op de AVG van toepassing is.

De zoekresultaten

4.3.

Op de zitting is gebleken dat Google de koppeling naar URL 1 inmiddels heeft verwijderd uit de zoekresultaten van de zoekmachine. Vervolgens heeft [verzoekster] verklaard haar verzoek tot verwijdering van het aan de hand van URL 1 aangeduide zoekresultaat niet langer te handhaven.

4.4.

Ten tijde van de zitting werden URL’s 2 en 3 in de zoekresultaten weergeven na een zoekopdracht in de zoekmachine op de naam van [verzoekster] . Op de zitting is gebleken dat URL’s 5 en 6 niet verschijnen bij een zoekopdracht uitsluitend op de naam van [verzoekster] , maar na toevoeging van de zoekterm “oplichting” of “fraude”. Tussen partijen is discussie ontstaan of URL’s 5 en 6 vallen onder de reikwijdte van de AVG. Google heeft betoogd dat zij ten aanzien van URL’s 5 en 6 geen persoonsgegevens verwerkt, omdat deze URL’s geen betrekking hebben op zoekopdrachten uitsluitend op de naam van [verzoekster] .

4.5.

Uit het Costeja-arrest volgt dat de Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (hierna: de Richtlijn persoonsgegevens), zoals geïmplementeerd in de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp) en van belang voor de toepassing van de daarvoor in plaats getreden AVG, uitsluitend van toepassing is voor zover de verrichtingen van de zoekmachine zijn aan te merken als verwerking van persoonsgegevens. Hiervan is onder meer sprake indien deze informatie gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon bevat en de exploitant van de zoekmachine voor deze gegevensverwerking verantwoordelijk is. Daarbij gaat het volgens het HvJEU om de zoekresultaten, die na een zoekopdracht op de naam van een persoon in de zoekmachine worden weergegeven.

4.6.

Tussen partijen is niet in geschil dat Google door informatie over [verzoekster] te presenteren in de zoekresultatenlijst die verschijnt nadat op haar volledige naam in de zoekmachine is gezocht, persoonsgegevens over [verzoekster] verwerkt. In het Costeja-arrest heeft het HvJEU niet geoordeeld over de vraag of sprake is van verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 2, onder b, Richtlijn persoonsgegevens indien de zoekmachine zoekresultaten weergeeft na een zoekopdracht op de naam van een persoon met een toevoeging van een bepaalde zoekterm. Die vraag is niet aan het HvJEU voorgelegd. Het standpunt van Google dat enkel sprake is van verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Richtlijn persoonsgegevens bij een zoekopdracht op uitsluitend de volledige naam van een persoon in de zoekmachine vindt dan ook geen steun in het Costeja-arrest. Ook als een zoekmachine gegevens verwerkt die tevens gegevens bevatten over geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen is sprake van persoonsgegevens in de zin van artikel 2, sub a, van de Richtlijn persoonsgegevens (zie rov. 27 van het Costeja-arrest).

In deze zaak verwijzen URL’s 5 en 6 naar dezelfde informatie als URL 3, zij het op een ander sociale mediaplatform. De URL’s leiden alle drie naar accounts van een persoon die op de bronpagina’s wordt aangeduid als Monique Doomernik van UwJurist.nl. De URL’s hebben dus dezelfde strekking. De rechtbank zal deze URL’s daarom bij de beoordeling van het verzoek betrekken. Een ander oordeel zou in deze zaak tot een kunstmatig en niet te rechtvaardigen onderscheid tussen de gewraakte zoekresultaten leiden.

4.7.

Ten aanzien van URL 5 geldt dat, zoals Google terecht naar voren heeft gebracht, Google+ sinds april 2019 niet meer wordt aangeboden aan consumenten en houders van merkaccounts. Onduidelijk is echter gebleven of deze URL naar een pagina verwijst waarop de inhoudelijke informatie is te raadplegen via een Google+ account anders dan die voor consumenten of merkaccounts. De rechtbank zal deze URL daarom in haar beoordeling betrekken.

4.8.

Tijdens de zitting heeft Google bij gebrek aan wetenschap betwist dat URL 4 verschijnt in een zoekopdracht op naam van [verzoekster] . Nu de rechtbank is gebleken dat het met URL 4 verband houdende zoekresultaat verschijnt bij een zoekopdracht op naam van [verzoekster] in de zoekmachine, zal deze URL eveneens in de beoordeling worden betrokken.

4.9.

Het voorgaande leidt ertoe dat de beoordeling van het verzoek van [verzoekster] zich toespitst op de aan de hand van de URL’s 2 tot en met 6 aangeduide zoekresultaten.

Inhoudelijke beoordeling

4.10.

Bij de beoordeling van het verzoek gelden de volgende uitgangspunten.

4.11.

Op grond van artikel 17 lid 1 AVG heeft [verzoekster] het recht wissing van haar persoonsgegevens te verkrijgen als de gegevensverwerking onverenigbaar is met de AVG, in het bijzonder als de persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld, als de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt of als [verzoekster] overeenkomstig artikel 21 lid 1 AVG bezwaar heeft gemaakt tegen de verwerking en er geen prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking zijn.

4.12.

Google stelt de verwerking van persoonsgegevens te kunnen baseren op gerechtvaardigde belangen in de zin van artikel 6 lid 1 onder f AVG. Die bepaling schrijft in de kern voor dat de verwerking van persoonsgegevens alleen dan rechtmatig is als de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde, behalve wanneer de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens nopen, zwaarder wegen dan die belangen.

4.13.

De artikelen 17 lid 1 en 21 lid 1 AVG moeten worden uitgelegd in het licht van de rechtspraak van het HvJEU over de corresponderende bepalingen van de Richtlijn persoonsgegevens, te weten de artikelen 12 onder b en 14, eerste alinea onder a. Uit die rechtspraak, en in het bijzonder het hiervoor aangehaalde Costeja-arrest, volgt dat in het kader van de beoordeling van de toepassingsvoorwaarden van de bepalingen met name moet worden onderzocht of de betrokkene er recht op heeft dat de aan de orde zijnde informatie over hem niet meer met zijn naam wordt verbonden via een resultatenlijst die wordt weergegeven nadat op zijn naam is gezocht, zonder dat de vaststelling van een dergelijk recht evenwel veronderstelt dat de opneming van die informatie in de resultatenlijst deze betrokkene schade berokkent. Aangezien laatstgenoemde op basis van zijn door de artikelen 7 en 8 van het Handvest gewaarborgde grondrechten kan verlangen dat de betrokken informatie niet meer door de opneming ervan in een dergelijke resultatenlijst ter beschikking wordt gesteld van het grote publiek, krijgen deze rechten in beginsel voorrang niet enkel op het economische belang van Google als exploitant van de zoekmachine, maar ook op het belang van dit publiek om toegang tot deze informatie te krijgen wanneer op de naam van deze persoon wordt gezocht. Die voorrang wordt echter niet verleend indien de inmenging in de grondrechten van de betrokkene wegens bijzondere redenen, zoals de rol die deze persoon in het openbare leven speelt, wordt gerechtvaardigd door het overwegende belang dat het publiek erbij heeft om, door deze opneming, toegang tot de betrokken informatie te krijgen (zie ook HvJEU 24 september 2019, C‑507/17, ECLI:EU:C:2019:772, rov. 44 en 45).

4.14.

Uit het hiervoor aangehaalde X/Google-arrest van de Hoge Raad volgt verder dat indien een zoekmachine persoonsgegevens verwerkt en de betrokkene zich beroept op bescherming van zijn recht op privacy de rechter met inachtneming van artikel 17 en 21 AVG een belangenafweging moet maken, waarbij uit de overwegingen van het Costeja-arrest van het HvJEU volgt dat het privacybelang van een natuurlijk persoon in de regel prevaleert boven het belang bij informatie van de internetgebruikers en boven het economisch belang van de exploitant, en dat dit anders kan zijn in bijzondere gevallen, wanneer sprake is van bijzondere redenen die de inmenging in het recht op privacy rechtvaardigen (zie rov. 3.5.6. van het X/Google-arrest). Binnen die belangenafweging gelden (onderling) als richtinggevende (en dus niet zelfstandige) criteria of die zoekresultaten feitelijk onjuist zijn, of gelet op het geheel van de omstandigheden van het geval, voor het doel van de verwerking onvolledig, niet ter zake dienend of bovenmatig zijn.

4.15.

In dit geval is geen sprake van bijzondere redenen die met zich brengen dat het recht op privacy en op eerbiediging van persoonsgegevens van [verzoekster] moet wijken voor het recht op informatievrijheid van Google en het publiek. Hiertoe wordt als volgt overwogen.

4.16.

Geconstateerd wordt dat het zoekresultaat betreffende URL 2 de naam van [verzoekster] koppelt aan de rubriek “Crime” van Drimble. Verder vermeldt het de verouderde eerste regel van het artikel waarin [verzoekster] nog met haar volledige naam werd genoemd. Op de bronpagina van Drimble wordt met vermelding van de naam van [verzoekster] verwezen naar een link naar het artikel.

4.17.

URL’s 3 tot en met 6 zien op berichten op sociale mediaplatforms van een persoon die op de bronpagina’s wordt aangeduid als Monique Doomernik van UwJurist.nl. De berichten bevatten een aankondiging voor de aflevering van Opgelicht?! met de volgende tekst: “Kunstenares [verzoekster] verdwijnt met geld. #oplichting [verzoekster] – Uitzending – Opgelicht?! AVROTROS programma over oplichting en fraude en bedrog”. De berichten bevatten ook een link.

4.18.

Vaststaat dat de uitzending van Opgelicht?! niet langer door AVROTROS op de website aan het publiek ter beschikking wordt gesteld en dat in het op de website gepubliceerde artikel de naam van [verzoekster] gedeeltelijk is geanonimiseerd (zie 2.4). Hieruit leidt de rechtbank af dat de auteurs van het artikel hun door het recht op vrijheid van meningsuiting gewaarborgde belang dat het publiek de door hen gepubliceerde informatie over [verzoekster] vindt, minder zwaar vinden wegen dan Google heeft gesteld. De auteurs hebben er immers voor gekozen om de naam van [verzoekster] in het artikel gedeeltelijk te anonimiseren. Doordat in de zoekresultaten gekoppeld aan URL’s 2 tot en met 6 de volledige naam van [verzoekster] wordt genoemd, wordt het effect van die beslissing teniet gedaan. Google heeft niet voldoende toegelicht waarom dat voor het belang van internetgebruikers om informatie over [verzoekster] te verkrijgen in dit geval gerechtvaardigd is. De opmerking dat de zoekresultaten het publiek een hint kunnen geven om verder te zoeken volstaat niet. Onder deze omstandigheden moet de verwerking van van de persoonsgegevens dan ook als bovenmatig worden beschouwd.

4.19.

Met betrekking tot de sociale mediaberichten op de bronpagina’s van URL’s 3 tot en met 6 heeft [verzoekster] terecht aangevoerd dat van relevante informatieverstrekking aan het publiek niet is gebleken, nu de achterliggende berichtgeving ontbreekt. Anders dan Google heeft betoogd, leiden deze sociale mediaberichten niet naar achterliggende bronpagina’s met recente, serieuze nieuwspublicaties. De links in die berichten verwijzen niet naar informatie over [verzoekster] . Het publiek wordt op de bronpagina van URL’s 3 tot en met 6 naar de openingspagina van de website van het televisieprogramma Opgelicht?! geleid, of naar een ander sociale mediabericht van dezelfde maker met een soortgelijke strekking. De zoekresultaten verwijzen dus naar sociale mediaberichten waarin een aankondiging van de uitzending van Opgelicht?! wordt gedaan die via de website van het televisieprogramma niet meer te raadplegen is.

4.20.

Bij het voorgaande komt dat niet kan worden aangenomen dat de mededeling in de sociale mediaberichten - namelijk dat [verzoekster] met geld is verdwenen en dat sprake is van oplichting - juist is. [verzoekster] heeft de juistheid en rechtmatigheid van deze mededeling gemotiveerd bestreden. Zij heeft erop gewezen dat geen sprake was van opzet, dat zij niet strafrechtelijk vervolgd of veroordeeld is en dat de Belastingdienst een boekenonderzoek heeft gedaan en heeft geconstateerd dat er niets met opzet fout is gedaan. Daartegenover heeft Google erop gewezen dat volgens berichtgeving in media [verzoekster] directeur en eigenaar is geweest van ondernemingen die ook failliet zijn gegaan. Daaruit volgt echter niet dat sprake is geweest van oplichting.

4.21.

Van overige bijzondere redenen die rechtvaardigen dat het privacybelang van [verzoekster] moet wijken voor het belang dat het publiek erbij heeft om toegang tot de betrokken informatie te verkrijgen is niet gebleken. Weliswaar heeft Google terecht gesteld dat [verzoekster] in zekere mate een rol speelt in het openbare leven, maar die omstandigheid is niet als doorslaggevend aan te merken, nu hiervoor al is vastgesteld dat van enige relevante informatieverstrekking geen sprake is. Het belang van het publiek bij die informatie kan onder deze omstandigheden dan ook niet zwaarder wegen.

4.22.

De conclusie is dat de verwerking van de persoonsgegevens van [verzoekster] via de zoekresultaten die gekoppeld zijn aan URL’s 2 tot en met 6 bovenmatig en niet ter zake dienend is voor de doeleinden van de verwerking.

4.23.

Het voorgaande betekent dat het verzoek tot verwijdering van URL’s 2 tot en met 6 wordt toegewezen en dat Google wordt veroordeeld om de daarmee verband houdende zoekresultaten te verwijderen en verwijderd te houden. Google heeft geen verweer gevoerd tegen de door [verzoekster] verzochte termijn van tien dagen, zodat dit verzoek zal worden toegewezen.

4.24.

Het verzoek van [verzoekster] om het proces tot verwijdering van persoonsgegevens zo in te richten dat nieuwe, soortgelijke, koppelingen niet verschijnen, wordt als onvoldoende geconcretiseerd afgewezen.

4.25.

Tot slot heeft [verzoekster] aangevoerd dat Google in strijd heeft gehandeld met artikel 12 AVG door haar beslissing om het tweede en derde verwijderingsverzoek af te wijzen (zie 2.9) niet op een transparante, beknopte en begrijpelijke vorm toe te lichten. Dit standpunt, en de reactie van Google daarop, zal de rechtbank niet beoordelen, omdat [verzoekster] hieraan geen rechtsgevolg heeft verbonden.

Territoriale werkingssfeer van de verwijdering van zoekresultaten

4.26.

Google heeft gewezen op haar vaste beleid bij een (veroordeling tot) verwijdering van een zoekresultaat van de zoekmachine, dat inhoudt dat zij: 1) ervoor zal zorgen dat de desbetreffende zoekresultaten niet meer getoond worden aan gebruikers die vanuit Nederland zoeken, ongeacht welke versie van Google Search wordt gebruikt; 2) de zoekresultaten zal verwijderen van alle EU/EFTA-versies van Google Search (zoals naast Google.nl ook in alle lidstaatspecifieke versies van de zoekmachine, zie HvJEU 24 september 2019, (C‑507/17, ECLI:EU:C:2019:772). Nu [verzoekster] hiertegen geen bezwaren heeft geuit, zal de rechtbank beslissen dat de verwijdering overeenkomstig het beleid van Google zal plaatsvinden.

4.27.

Google zal als verzocht in de proceskosten te veroordelen. De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden tot op heden begroot op:

- griffierecht EUR 81,00

- salaris advocaat EUR 1.086,00 (2 punten × tarief EUR 543,00)

totaal EUR 1.167,00

De nakosten worden ambtshalve begroot en zijn toewijsbaar op de wijze die in de beslissing is vermeld.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

veroordeelt Google om binnen tien dagen na heden de met de volgende URL’s verbonden zoekresultaten:

 https://drimble.nl/dossiers/crime/ [nummer] [verzoekster] .html

 https://twitter.com/uwjuristnl/status/ [nummer]

 https://twitter.com/Uwjuristnl/status/ [nummer]

 https://plus.google.com/+ [betrokkene] /posts/ [nummer]

 https://www.facebook.com/UwJurist.nl/posts/kunstenares [verzoekster] -verdwijnt-met-geld-oplichting [verzoekster] / [nummer] /

te verwijderen op de overeenkomstig het vaste beleid van Google, zoals hiervoor onder 4.26 weergegeven wijze en verwijderd te houden,

5.2.

veroordeelt Google in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op EUR 1.167,

5.3.

veroordeelt Google in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op EUR 157 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Google niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de beschikking heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van EUR 82 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,

5.4.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.H. Broesterhuizen, rechter en mr. E.M. Rocha, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2019.1

1 type: EMR coll: MCHB

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.