4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A – feit 1
in de periode van 20 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 19] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte een geldbedrag en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 20] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door
- zich voor te doen als verhuurder van een gedeelte van een woning gelegen aan [adres] op de internetsite Facebook en op andere sociale media, terwijl verdachte de woning niet gedeeltelijk mocht verhuren en
- die [slachtoffer 19] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] voornoemde woning te laten bezichtigen en/of een intentieverklaring te laten ondertekenen en huurcontract op te stellen en deze te ondertekenen en/of een dag van oplevering af te spreken, en
- die [slachtoffer 19] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te verzoeken afgesproken geldbedragen contant te betalen en/of over te maken en/of bij te schrijven op de bankrekening van verdachte, en
- steeds bij die [slachtoffer 19] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] het betrekken van een gedeelte van die woning in het vooruitzicht te stellen, waardoor die [slachtoffer 19] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Zaak A – feit 2
in de periode van 20 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag en [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door
- zich voor te doen als verhuurder van een gedeelte van een woning gelegen aan [adres] op de internetsite Facebook en andere sociale media, terwijl verdachte de woning niet gedeeltelijk mocht verhuren en
- die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] voornoemde woning te laten bezichtigen en/of een intentieverklaring te laten ondertekenen en een huurcontract op te stellen en deze te ondertekenen en/of een dag van oplevering af te spreken, en
- die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] te verzoeken afgesproken geldbedragen) contant te betalen en/of over te maken en/of bij te schrijven op de bankrekening van verdachte, en
- steeds bij die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] het betrekken van een gedeelte van die woning in het vooruitzicht te stellen, waardoor die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Zaak B – feit 1
in de periode van 20 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, en [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, en [slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, en [slachtoffer 14] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door
- zich voor te doen als verhuurder van een gedeelte van een woning gelegen aan [adres] op de internetsite Facebook en andere sociale media, terwijl verdachte de woning niet gedeeltelijk mocht verhuren en
- die [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] voornoemde woning te laten bezichtigen en/of een intentieverklaring te laten ondertekenen en een huurcontract op te stellen en deze te ondertekenen en/of een dag van oplevering af te spreken, en
- die [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] te verzoeken afgesproken geldbedragen, contant te betalen en/of over te maken en/of bij te schrijven op de bankrekening van verdachte, en
- steeds bij die [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] het betrekken van een gedeelte van die woning in het vooruitzicht te stellen, waardoor die [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Zaak B – feit 2
in de periode van 20 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 15] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, en [slachtoffer 16] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van, en [slachtoffer 17] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, en [slachtoffer 18] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, door
- zich voor te doen als verhuurder van een gedeelte van een woning gelegen aan [adres] op de internetsite Facebook en op andere sociale media, terwijl verdachte de woning niet gedeeltelijk mocht verhuren en
- die [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] voornoemde woning te laten bezichtigen en/of een intentieverklaring te laten ondertekenen en een huurcontract op te stellen en deze te ondertekenen en/of een dag van oplevering af te spreken, en
- die [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] te verzoeken afgesproken geldbedragen, contant te betalen en/of over te maken en/of bij te schrijven op de bankrekening van verdachte, en
- steeds bij die [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] het betrekken van een gedeelte van die woning in het vooruitzicht te stellen, waardoor die [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Zaak B – feit 3
op 8 september 2018 te Amsterdam, opzettelijk een geldbedrag van 5000 euro, dat toebehoorde aan Escape, en welk goed hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van leidinggevende, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
9 Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 2] (zaak A – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft als vertegenwoordiger van [slachtoffer 19] een materiële schadevergoeding van € 2.386 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schadevergoeding bestaat uit de borgsom van (€ 1.600), de huur voor januari (€ 596) en de kosten voor de annulering van de verhuizing (€ 190).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor de annulering van de verhuizing (€ 190) en de helft van de borgsom (€ 800) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. [slachtoffer 2] heeft slechts € 800 van de borgsom betaald aan verdachte. Bovendien blijkt uit het dossier dat verdachte al een bedrag van € 645 giraal heeft teruggestort.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1741,-. Gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de onderbouwende stukken van de vordering, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] de gehele borgsom van € 1600,- en de huurtermijn van januari (€ 596) heeft betaald aan verdachte. De kosten voor de annulering van de verhuizing worden ook toegewezen, omdat deze schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde is toegebracht. Het reeds door verdachte teruggestorte bedrag van € 645 zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 12 november 2018.
Vervangende hechtenis
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De rechtbank zal het wettelijk vastgestelde aantal dagen vervangende hechtenis echter halveren, omdat naar het oordeel van de rechtbank verdachte disproportioneel zou worden getroffen, indien de vervangende hechtenis geheel ten uitvoer zou worden gelegd. Verdachte is immers al begonnen met het terugbetalen van de benadeelde partijen en heeft blijk gegeven zorg te dragen dat de benadeelde partijen zo spoedig mogelijk zullen worden gecompenseerd. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat de vervangende hechtenis van het totaalbedrag – als alle toegewezen vorderingen bij elkaar opgeteld worden – in de regeling op een lager aantal dagen uitkomt dan als de bedragen per vordering worden bekeken.
Deze toepassing geldt voor alle opgelegde schadevergoedingsmaatregelen.
De rechtbank bepaalt de vervangende hechtenis op 17 dagen vervangende hechtenis.
[slachtoffer 3] (zaak A – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 3] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 21 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 4] (zaak A – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) heeft een materiële schadevergoeding van
€ 1.829,91 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.600) en de kosten voor de huur van een opslagbox (€ 168 en € 61,91).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot het bedrag van € 1.600,- kan worden toegewezen. De kosten voor de huur van een opslagbox (€ 168 en € 61,91) dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien deze kosten niet als rechtstreekse schade van oplichting kan worden gezien.
De rechtbank is van oordeel dat de gehele vordering moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 4] contant aan verdachte betaald. Het huren van een opslagbox voor de spullen van [slachtoffer 4] is een rechtstreeks gevolg van de oplichting door verdachte.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 7 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 18 dagen.
[slachtoffer 5] (zaak A – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.040,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.040) is door [slachtoffer 5] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 4 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 10 dagen.
[slachtoffer 7] (zaak A – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 7] (hierna: [slachtoffer 7] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 7] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 27 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 8] (zaak A – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 8] (hierna: [slachtoffer 8] ) heeft een materiële schadevergoeding van € 2.380,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.600) en de huur voor januari (€ 780).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) en de huur voor januari (€ 780) is door [slachtoffer 8] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 29 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 23 dagen.
[slachtoffer 9] (zaak A – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 9] (hierna: [slachtoffer 9] ) heeft een materiële schadevergoeding van
€ 2.380,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.600) en de huur voor januari (€ 780).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) en de huur voor januari (€ 780) is door [slachtoffer 9] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 4 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 23 dagen.
[slachtoffer 10] (zaak A - feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 10] (hierna: [slachtoffer 10] ) heeft een schadevergoeding van
€ 9020,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.600), de huur voor januari (€ 780) en het verschil tussen de huur van de woning van verdachte en een nieuwe woning (€ 5.640). De immateriële schadevergoeding bestaat uit € 1.000 voor stress en slapeloosheid. Daarnaast heeft [slachtoffer 10] een bedrag van € 50 aan belkosten gevorderd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de materiële vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 2.380 wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het verschil in kosten voor de nieuwe woning (€ 5640) dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien dit geen directe schade is. De immateriële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 300. De rest van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De belkosten dienen te worden afgewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.380. Het verschil in kosten tussen de huur die bij verdachte zou worden betaald en de nieuwe huur dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, want dat is geen rechtstreekse schade. De immateriële vordering dient ook niet-ontvankelijke te worden verklaard, omdat de psychische schade onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 2.380,-. Het verschil in kosten tussen de huur die bij verdachte zou worden betaald en de huur van de nieuwe woning wordt afgewezen. Deze kosten zijn geen rechtstreeks gevolg van de oplichting door verdachte. De immateriële vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat de psychische schade niet is onderbouwd. Psychische schade moet door middel van voldoende concrete gegevens worden aangetoond zodat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden aangetoond.1 De belkosten worden tot slot ook niet-ontvankelijk verklaard, nu deze post onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 6 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 23 dagen.
[slachtoffer 11] (zaak B - feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 11] (hierna: [slachtoffer 11] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 11] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 10 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 12] (zaak B – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 12] (hierna: [slachtoffer 12] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 12] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 12 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 13] (zaak B – feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 13] (hierna: [slachtoffer 13] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.040,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsman heeft ter terechtzitting een afschrijving van 22 juli 2019 overlegd, waaruit blijkt dat verdachte – via de rekening van [naam 1] – een bedrag van € 1.040,- aan [slachtoffer 13] heeft overgemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de vordering reeds door verdachte is terugbetaald.
[slachtoffer 14] (zaak B - feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 14] (hierna: [slachtoffer 14] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 14] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 19 december 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 15] (zaak B – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 15] (hierna: [slachtoffer 15] ) heeft een schadevergoeding van € 5058,27 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.600), reiskosten van Zwolle naar Amsterdam (€ 739,20), kosten voor de huur van opbergloodsen (€871,99), kosten voor slaaptherapie (€ 427,08) en extra therapiekosten (€420). De immateriële schadevergoeding bestaat uit € 1.000 voor stress en slapeloosheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 4.058,27, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De immateriële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 500. De rest van de immateriële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het bedrag van € 1.600 kan worden toegewezen. De reiskosten en de kosten voor de huur van de opbergloodsen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat dit geen rechtstreekse schade is en onvoldoende is onderbouwd.
De slaaptherapie en extra therapiekosten dienen ook niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Tot slot dient de immateriële schade ook niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat het geestelijk letsel onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van € 3.200,58 moet worden toegewezen. Ten aanzien van de materiële schade moet de borgsom (€ 1.600) worden toegewezen. De kosten voor slaaptherapie (€427,08) en de extra therapiekosten (€ 420) zijn niet geheel het gevolg van het bewezenverklaarde, maar de rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde effect heeft gehad op het herstel van benadeelde partij [slachtoffer 15] . Om die reden matigt de rechtbank de kosten voor slaaptherapie en extra therapiekosten tot een bedrag van € 500. De rest van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard. De reiskosten worden gematigd tot een bedrag van € 125,40. Hierbij heeft de rechtbank de aantal gereden kilometer vermenigvuldigd met het fiscale tarief van € 0,19 per kilometer. De kosten voor de huur van de loods worden gematigd tot het bedrag van € 475,18. De rechtbank is hierbij uitgegaan van de berekening van twee maanden huur van de loods en acht dit bedrag in redelijkheid toewijsbaar. De rechtbank acht tot slot een bedrag van € 500 aan immateriële schadevergoeding redelijk, de rechtbank acht het negatieve effect op het herstel van benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rest van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 29 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 32 dagen.
[slachtoffer 16] (zaak B – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 16] (hierna: [slachtoffer 16] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom, van € 1.600,- gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.600) is door [slachtoffer 16] giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 28 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 16 dagen.
[slachtoffer 17] (zaak B – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 17] (hierna: [slachtoffer 17] ) heeft een schadevergoeding van
€ 2.700 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schadevergoeding bestaat uit de borgsom (€ 1.200), voorschot van de huur voor januari (€ 300) en vervoerskosten van Antwerpen naar Amsterdam (€ 200). De immateriële schadevergoeding bestaat uit een bedrag van € 1.000 voor stress en slaaptekort. Daarnaast heeft [slachtoffer 17] een bedrag van € 20 aan belkosten gevorderd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.700, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De immateriële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 300. De rest van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De belkosten dienen te worden afgewezen.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering geheel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De borgsom en het voorschot van de huur zou contant zijn betaald door aan verdachte. Er is geen onderbouwing dat [slachtoffer 17] het bedrag van € 1.500 aan verdachte heeft gegeven. De reiskosten zijn geen rechtstreekse kosten die voortvloeien uit het strafbare feit. De immateriële schade is niet onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.700. De borgsom (€ 1.200) en het voorschot van de huur voor januari (€ 300) is rechtstreekse schade die uit het bewezenverklaarde voortvloeit, evenals de reiskosten van Antwerpen naar Amsterdam (€200). Deze kosten kunnen ook in redelijkheid aan [slachtoffer 17] worden toegewezen. De immateriële schade wordt niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de psychische schade niet is onderbouwd. De belkosten worden eveneens niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 16 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 17 dagen.
[slachtoffer 18] (zaak B – feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 18] (hierna: [slachtoffer 18] ) heeft een materiële schadevergoeding, bestaande uit de betaalde borgsom (€1.200) en de huur voor anderhalve maand (€300) gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De borgsom
(€ 1.200) door [slachtoffer 18] contant aan verdachte betaald en de huur (€ 300) is giraal naar de bankrekening van verdachte overgemaakt. [slachtoffer 18] heeft de vordering voldoende onderbouwd. Deze financiële schade is rechtstreeks door het bewezenverklaarde toegebracht.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 16 november 2018.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. De rechtbank bepaalt, overeenkomstig de eerdere overweging, de vervangende hechtenis op 15 dagen.
[benadeelde partij]
De benadeelde partij [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) heeft een materiële schadevergoeding van € 1050 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze materiële schadevergoeding bestaat uit het restbedrag van een lening aan verdachte (€ 1.000) en de rente daarover (€ 50).
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze vordering niet ziet op de ten laste gelegde feiten.
11 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
12. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A – feit 1
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak A – feit 2
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B – feit 1
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B – feit 2
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B – feit 3
verduistering
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van 4 (vier) maanden van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat:
1. verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Meldplicht bij reclassering
verdachte zich meldt bij Reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam (of één van haar collega instellingen, indien verdachte buiten Amsterdam gaat verblijven). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om reclasseringstoezicht uit te voeren;
Ambulante behandeling
Verdachte zich laat behandelen door Inforsa Ambulante Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na de start van het reclasseringstoezicht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Onderdeel van de aanmelding is diagnostiek. Verdachte verleent medewerking aan de totstandkoming van deze diagnostiek.
Geeft aan de reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1741,- (zeventienhonderdeenenveertig euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 12 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen de som van € 1741,- (zeventienhonderdeenenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 12 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van
€ 1600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 21 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , te betalen de som van € 1600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 21 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.829,90 (achttienhonderdnegenentwintig euro en negentig eurocent) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 7 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 4] , te betalen de som van € 1.829,90 (achttienhonderdnegenentwintig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 7 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van
€ 1.040,- (duizendenveertig euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 4 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 5] , te betalen de som van € 1.040,- (duizendenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 4 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 7] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] toe tot een bedrag van
€ 1.600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 27 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 7] , te betalen de som van € 1.600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 27 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 8] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] toe tot een bedrag van
€ 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 29 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 8] , te betalen de som van € 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 29 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 9] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] toe tot een bedrag van
€ 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 4 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 9] , te betalen de som van € 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 4 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 10] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 6 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 10] , te betalen de som van € 2.380,- (tweeduizenddriehonderdentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 6 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 11] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11] toe tot een bedrag van
€ 1.600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 10 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 11] , te betalen de som van € 1.600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 10 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 12] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] toe tot een bedrag van
€ 1.600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 12 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 12] , te betalen de som van € 1.600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 12 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 14] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] toe tot een bedrag van
€ 1.600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 19 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 14] , te betalen de som van € 1.600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 19 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 15] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15] toe tot een bedrag van
€ 3.200,58 (drieduizendtweehonderd euro achtenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 29 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 15] , te betalen de som van € 3.200,58 (drieduizendtweehonderd euro achtenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 29 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 16] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 16] toe tot een bedrag van
€ 1.600,- (zestienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 28 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 16] , te betalen de som van € 1.600,- (zestienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 28 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 17] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] toe tot een bedrag van
€ 1.700,- (zeventienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 16 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 17] , te betalen de som van € 1.700,- (zeventienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 16 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 18] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 18] toe tot een bedrag van
€ 1.500,- (vijftienhonderd euro) ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 16 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 18] , te betalen de som van € 1.500,- (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 16 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 13] af.
Gelast de verbeurdverklaring van:
1. STK Zaktelefoon
2 1.00 STK Computer
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. R.H.G. Odink en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 16 december 2019.