Een 28-jarige man is vrijgesproken van diefstal samen met een ander van 40 flessen lachgas en 48 dozen slagroompatronen uit het Amsterdamse havengebied en heling van slagroompatronen.
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. van der Vlugt en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.C. Sassen naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging met een valse, gestolen sleutel van 40 flessen lachgas, 48 dozen slagroompatronen van het merk Mosa en/of 5 dozen van het merk Hendi/Revolution en/of meerdere pallets frisdrank op 1 januari 2019 te Amsterdam. Subsidiair is aan verdachte tenlastegelegd opzetheling in vereniging van 42 dozen slagroompatronen (merk Mosa) in de periode van 2 januari tot en met 11 januari 2019 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3 Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 Vrijspraak
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit te komen. De rechtbank acht, in tegenstelling tot de officier van justitie, het subsidiair tenlastegelegde evenmin bewezen, zodat verdachte ook daarvan moet worden vrijgesproken.
Het dossier bevat onvoldoende bewijs om de rechtbank tot de overtuiging te brengen dat verdachte, al dan niet samen met een ander, de slagroompatronen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Verdachte heeft voor het eerst op de zitting verklaard dat hij te goeder trouw [naam 1] , die de slagroompatronen zou hebben aangeboden, heeft geholpen met de verkoop van de slagroompatronen. Verdachte zou [naam 1] op straat zijn tegengekomen en [naam 1] zou hem hebben gevraagd of hij wist waar hij de patronen kon verkopen. Verdachte heeft vervolgens voorgesteld de slagroompatronen te verkopen aan een hem bekende winkel in Amsterdam, Buddha’s Souvenir Shop. Verdachte zegt geen verdere gegevens van [naam 1] te hebben, maar wel dat die geregistreerd was bij de Kamer van Koophandel. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode drie keer in Buddha’s Souvenir Shop is geweest, namelijk bij de verkoop en aflevering van de slagroompatronen op respectievelijk 2 en 3 januari 2020 en bij het afgeven van de factuur op 11 januari 2020, een dag nadat de slagroompatronen in beslag zijn genomen. Hoewel deze gang van zaken, mede gelet op de grote partij slagroompatronen die kort daarvoor waren gestolen, op zijn minst opmerkelijk te noemen is, biedt het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en deze andere persoon bij (schuld- dan wel opzet) heling van de slagroompatronen. Immers kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat deze [naam 1] te goeder trouw handelde. De enkele omstandigheid dat de slagroompatronen buiten de reguliere verkoopkanalen werden aangeboden is daarvoor onvoldoende. De rechtbank kan ook niet vaststellen of en, zo ja, hoe verdachte zich heeft gemengd in de daadwerkelijke totstandkoming van, en eventuele afwijkende prijsafspraken bij, de verkoop van de slagroompatronen, die hij later voorhanden heeft gekregen bij aflevering.
Vorderingen van de benadeelde partij Optima Trade BV en Ak horeca groothandel
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partijen Optima Trade B.V. en Ak horeca groothandel zijn daarom niet-ontvankelijk in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
5 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partijen Optima Trade BV en Ak horeca groothandel niet- ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. J. Thomas en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Nieuwenhuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 maart 2020.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: