2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.zware mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer] in Amsterdam op 6 december 2019,
2.mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer] in Amsterdam in de periode 1 januari 2015 tot en met 6 december 2019 en
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [slachtoffer] in Amsterdam in de periode 1 januari 2015 tot en met 6 december 2019.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
8 Benadeelde partij
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 3.500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.000,- en dat de benadeelde partij ten aanzien van het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt verdediging
De vordering is betwist. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de vordering niet blijkt van een psychiatrisch erkend ziektebeeld en dat het gevorderde bedrag aan de te hoge kant is. De raadsman heeft de rechtbank verzocht het gevorderde bedrag sterk te matigen.
Beoordeling
Op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek heeft [slachtoffer] recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank gaat er daarbij op basis van het dossier en het schadeonderbouwingsformulier van uit dat er bij [slachtoffer] sprake was van breuken, kneuzingen, een hersenschudding en gevoelens van angst.
De rechtbank waardeert deze schade, gelet op wat er in vergelijkbare strafzaken aan vergoeding is toegewezen, op € 1.000,-.
Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering wat betreft het psychisch letsel onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij [slachtoffer] kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag van € 1.000,- vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 6 december 2019.
Overige kosten
Nu de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [slachtoffer] wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte (verder: veroordeelde) voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 35 (vijfendertig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde algemene voorwaarden niet naleeft.
2. Veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. Veroordeelde zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering na oproep
Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Inforsa aan de Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek. Hierna moet hij zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent als de reclassering nodig acht.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door FAZ (Forensisch Ambulante Zorg) van Inforsa of een
soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Contactverbod
Veroordeelde mag gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , slachtoffer in onderhavige zaak.
Locatieverbod
Veroordeelde mag zich gedurende de proeftijd niet bevinden binnen straal van 500 (vijfhonderd) meter van het adres van [slachtoffer] : [adres slachtoffer] .
Andere voorwaarden het gedrag van veroordeelde betreffende
Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder de veroordeelde adviezen geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt.
Geeft aan Reclassering Inforsa de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 1.000,- (duizend euro) bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte verder in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Legt op aan verdachte de verplichting ten behoeve van [slachtoffer] , een bedrag van € 1.000,- (duizend euro) bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door gijzeling van 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, als en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis. Dit bevel is apart opgemaakt
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. S. Djebali en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2020.