5 Bewezenverklaring
De rechtbank bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 26 maart 2018 tot en met 29 maart 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid de rechtspersoon International Card Services BV (ICS) en een klant van voornoemde rechtspersoon heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van EUR 2969,00, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid:
- onbevoegd ingelogd op de webportal van een cardhouder van voornoemde rechtspersoon en/of
- vervolgens gebruik gemaakt van gegevens van een cardhouder van voornoemde rechtspersoon en/of
- vervolgens een bestelling geplaatst en een rekening betaald en/of
- vervolgens als begunstigdeadres van voornoemde bestelling het adres [adres 2] doorgegeven,
waardoor bovengenoemde rechtspersoon werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 22 maart 2018 tot en met 29 maart 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van EUR 1.520 dat aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [persoon 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met een niet op hun naam gestelde pinpas, een betaling te verrichten.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 26 maart 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en wederrechtelijk, gegevens, die door middel van een geautomatiseerd werk en/of
door middel van telecommunicatie waren opgeslagen, te weten het mobiele telefoonnummer van ICS-cardhouder [persoon 2] , heeft veranderd.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 29 maart 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen (telkens) een technisch hulpmiddel te weten:
- het software programma Havij, welk programma gebruikt wordt om databases van websites te hacken door middel van SQL-injecties en het softwareprogramma’s Sendblaster, welk programma’s gebruikt worden om bulk (phishings)e-mails te versturen,
en die hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen zijn tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139e Wetboek van Strafrecht, te weten het binnendringen van een geautomatiseerd werk (door middel van een manipulatie van de aanwezige SQL-database (SQL-injectie)) voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
Verklaart het onder 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 3:
de voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door middel van telecommunicatie zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen, veranderen.
en
medeplegen van oplichting.
diefstal in vereniging, waarbij het weg te nemen goed onder zijn bereik wordt gebracht door middel van een valse sleutel.
medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch
hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van
een zodanig misdrijf, voorhanden hebben.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 80 (tachtig) uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, met het bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Wijst de vordering van de benadeelde partij International Card Services BV (ICS) toe tot een bedrag van € 2.969,- (tweeduizend negenhonderd negenenzestig euro) als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan ICS voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van International Card Services BV (ICS)
€ 2.969,- (tweeduizend negenhonderd negenenzestig euro) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 maart 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
39 (negenendertig) dagen.
De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en D.C. van Reekum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.M.E. Leyten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.