7 Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK GSM (goednummer: 5862834, merk: Iphone);
2 1 FLS Fles (goednummer: 5862818);
3 1 FLS Fles (goednummer: 5862820);
4 1 FLS Fles (goednummer 5862822);
5 1 STK Huls (goednummer 5862816).
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de resten van de fles verbeurdverklaard moeten worden, omdat met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan. De iPhone en de huls worden teruggegeven aan de rechthebbenden, namelijk aan verdachte en de Nationale Politie.
8 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert in totaal € 5.594,00, waarvan € 594,00 aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag van de algehele voldoening.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering gedeeltelijk moet worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 2.475,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade die ziet op schade vanwege opgebruikt eigen risico in 2020 (€ 385,00) en schade aan de jas (€ 90,00) kunnen worden toegewezen, omdat deze schadeposten voldoende onderbouwd zijn en rechtstreeks verband houden met het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij dient voor de gevorderde materiële schade die ziet op schade aan het tasje niet-ontvankelijk te worden verklaard. De vergoeding aan immateriële schade moet, gelet op toegekende vergoedingen in vergelijkbare zaken, worden gematigd tot een bedrag van € 2.000,00.
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de vordering integraal moet worden afgewezen omdat [slachtoffer] de aanstichter is van het incident en zichzelf agressief en dreigend heeft gedragen. Het feit dat [slachtoffer] een aanbod tot bemiddeling resoluut van de hand heeft gewezen, draagt bij aan het argument dat hem geen verhaal van schade toekomt.
Subsidiair betwist de raadsman de hoogte van de materiële en immateriële schadevergoeding. Beide schadeposten moeten vergaand worden teruggebracht tot reële proporties. Niet duidelijk is of het eigen risico verschuldigd was door dit incident. Dat er schade aan de jas is, blijkt niet uit het dossier. De materiële schade aan het schoudertasje kon met een eenvoudige reparatie worden hersteld. De immateriële schade moet – gelet op toegekende bedragen in vergelijkbare zaken – worden gematigd tot een schadebedrag van € 1.000,00 – € 1.500,00.
Het oordeel van de rechtbank
(Gedeeltelijk) toewijsbare immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht aangezien de benadeelde partij als gevolg van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 1.000,00.
Niet-ontvankelijke materiële schade
De benadeelde partij zal voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De schade met betrekking tot het eigen risico, de jas en de tas acht de rechtbank gezien het dossier onvoldoende onderbouwd. In verband met de Covid19-maatregelen is aan de benadeelde partij verzocht om niet ter zitting aanwezig te zijn. De benadeelde partij heeft alleen zijn schriftelijke verzoek ingediend. De behandeling van de vordering ten aanzien van de materiële schade levert ten aanzien van deze posten een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen of tijdens een eventueel hoger beroep van deze zaak nader toelichten.
Verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer] een schadevergoeding betalen van in totaal € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2020 tot de dag van de algehele voldoening.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen, dan wel tijdens een eventueel hoger beroep nader toelichten.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [slachtoffer] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Primair:
Poging tot doodslag.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan een begeleidingstraject bij het Just team van Amsta (ambulante ondersteuning aan mensen met een LVB en justitiële achtergrond). Indien de reclassering dit nodig vindt, is veroordeelde verplicht om zich te laten behandelen bij Amsta in verband met problemen ten aanzien van emotie- en agressieregulatie;
- meewerkt aan toeleiding naar een instelling voor begeleid of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering in overleg met Amsta. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een vorm van structurele dagbesteding. Hij wordt daarbij begeleid door Amsta en de reclassering;
- zich zal houden aan de aanwijzingen van de voornoemde reclassering zolang deze instelling dit noodzakelijk acht.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken
- zich meldt bij voornoemde reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- voorwerp 2, zijnde 1 FLS Fles (goednummer: 5862818);
- voorwerp 3, zijnde 1 FLS Fles (goednummer: 5862820);
- voorwerp 4, zijnde 1 FLS Fles (goednummer 5862822).
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- voorwerp 1, zijnde 1 STK GSM (goednummer: 5862834, merk: Iphone).
Gelast de teruggave aan de Nationale Politie van:
- voorwerp 5, zijnde 1 STK Huls (goednummer 5862816).
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 januari 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , aan de Staat
€ 1.000,00 (duizend euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 januari 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 april 2020.