4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 16 oktober 2019 te Amsterdam, op de openbare weg, in een taxi, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon van het merk Samsung S9+ en een portemonnee met inhoud, die aan die [slachtoffer 1] en/of aan een derde, te weten aan Taxi Centrale Amsterdam, toebehoorde, door in de taxi van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] aan het werk was en verdachte achter die [slachtoffer 1] in de taxi zat,
- onverhoeds en met veel kracht aan de rechterarm van die [slachtoffer 1] te trekken en
- met een mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] te wijzen en
- dat mes tegen de zijkant van het lichaam van die [slachtoffer 1] te drukken en
- daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: “Blijf rustig dan gebeurt er niks. Geef mij je portemonnee en je telefoon”;
op 22 oktober 2019 te Amsterdam een fles wijn, die aan een ander toebehoorde, te weten aan de Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , teamleider bij de Albert Heijn, en [slachtoffer 3] , beveiliger bij de Albert Heijn, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich los te rukken uit de handen van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 2] , eenmaal, met kracht, met zijn vuist, tegen het linkeroor te stompen en
- tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te zeggen: “ik ga je steken” althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- daarbij een mes tevoorschijn te halen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
8 Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] (zaak A, feit 1) vordert in totaal € 3.702,15, waarvan € 1.702,15 aan vergoeding van materiële schade en € 2.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [naam 1] (zaak B) vordert in totaal € 986,00 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag van de algehele voldoening.
De officier van justitie heeft gevorderd dat beide vorderingen in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van benadeelde partij [naam 1] , gelet op de bepleite vrijspraak, moet worden afgewezen. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] is volgens de raadsvrouw redelijk en kan volgens haar worden toegewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Toewijsbare schade van benadeelde [slachtoffer 1] (zaak A, feit 1)
Vast staat dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder feit 1 in zaak A bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade en materiële schade is toegebracht, aangezien de benadeelde partij als gevolg van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel, alsmede financiële schade heeft opgelopen. Het door de benadeelde gevorderde bedrag van € 3.702,15 zal geheel worden toegewezen, nu dit bedrag voldoende is onderbouwd en niet is betwist.
Verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van in totaal € 3.702,15 (waarvan € 1.702,15 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2019 tot de dag van de algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
Niet ontvankelijke schade van benadeelde [naam 1] (zaak B)
De benadeelde partij [naam 1] zal, gelet op het feit dat verdachte van het tenlastegelegde in zaak B wordt vrijgesproken, niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A, feit 1:
Afpersing
Ten aanzien van zaak A, feit 2 primair:
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen na het einde van de detentie bij Reclassering Inforsa meldt op het adres Vlaardingenlaan 5, 1059 GM te Amsterdam (of één van haar collega instellingen, indien veroordeelde zich elders gaat vestigen);
- zich laat behandelen door Inforsa Forensische Ambulante Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Indien de reclassering, bij terugval in middelengebruik of overmatig middelengebruik, een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de reclassering. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- verblijft in Stichting Exodus of een andere instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan het opnieuw verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, waarbij hij zich zal houden aan de gegeven aanwijzingen.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken
- zich meldt bij voornoemde reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.702,15 (drieduizendzevenhonderdtwee euro en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 oktober 2019) tot aan de dag van de algehele vergoeding. Dit bedrag bestaat voor € 2.000,00 (tweeduizend euro) uit immateriële schade en voor € 1.702,15 (vijfhonderd euro) uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.702,15 (drieduizendzevenhonderdtwee euro en vijftien eurocent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 oktober 2019) tot aan de dag van de algehele vergoeding. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 47 (zevenenveertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik voorzitter,
mrs. A.A. Fase en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 mei 2020.