3.1.
WeGo vordert – samengevat – de Gemeente, binnen de in het petitum genoemde termijnen:
primair
1. te gebieden de beslissing van 17 maart 2020 om i) de inschrijving van WeGo als onaanvaardbaar terzijde te leggen en ii) de opdracht opnieuw (wezenlijk gewijzigd) aan te besteden, in te trekken,
2. te gebieden de opdracht te gunnen aan WeGo, voorzover de Gemeente deze nog wenst te gunnen,
3. te verbieden om over te gaan tot heraanbesteding van de (al dan niet wezenlijk gewijzigde) aanbestede dienstverlening,
subsidiair
1. te gebieden de beslissing van 17 maart 2020 om i) de inschrijving van WeGo als onaanvaardbaar terzijde te leggen en ii) de opdracht opnieuw (wezenlijk gewijzigd) aan te besteden, in te trekken,
2. te gebieden de aanbestedingsprocedure te vervolgen in de stand waarin deze zich bevindt met inachtneming van dit vonnis,
3. te gebieden binnen een bepaalde termijn de gunningsbeslissing mee te delen,
4. te verbieden om over te gaan tot heraanbesteding van de (al dan niet wezenlijk gewijzigde) aanbestede dienstverlening,
meer subsidiair
1. te gebieden de beslissing van 17 maart 2020 om i) de inschrijving van WeGo als onaanvaardbaar terzijde te leggen en ii) de opdracht opnieuw (wezenlijk gewijzigd) aan te besteden, in te trekken,
2. te verbieden de opdracht te gunnen aan een ander dan WeGo,
uiterst subsidiair
een andere passende voorziening te treffen.
WeGo vordert daarnaast de Gemeente te veroordelen in de kosten van geding (inclusief nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
WeGo stelt daartoe dat de intrekking van de aanbestedingsprocedure niet geoorloofd was. In het algemeen geldt dat de bevoegdheid van een aanbestedende dienst om een aanbestedingsprocedure in te trekken wordt beperkt door beginselen van aanbestedingsrecht. Het gelijkheids- en transparantie beginsel kunnen immers meebrengen dat na staking van een opdracht niet opnieuw kan worden aanbesteed (ook na wezenlijk wijziging van de opdracht) vanwege het risico van favoritisme en manipulatie. Uitgangspunt is het arrest Croce Amica van 11 december 2014 van Europese Hof.
In het bijzonder geldt dat de Gemeente de grondslag voor afwijzing van haar inschrijving niet mocht aanvullen/wijzigen en i) de grondslag voor de intrekking ontbreekt omdat de raming van de Gemeente niet zorgvuldig is en ii) de grondslag niet juist is omdat de inschrijfsom van WeGo, anders dan de Gemeente stelt, wel past binnen de raming van de Gemeente.
3.3.
Verder uitgewerkt gaat het WeGo om het volgende:
De aanbestedende dienst mag de redenen voor afwijzing in een later stadium niet aanvullen. Dit is bepaald in het KPN/Staat arrest (HR 7 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9233). Op 8 oktober 2019 was de Gemeente al bekend met de inschrijfsom van WeGo en op dat moment werd deze niet onaanvaardbaar hoog bevonden. Als dat wel zo was geweest, had zij dat in haar brief van 8 oktober 2019 moeten meedelen. In de brief van 5 november 2019 heeft de Gemeente uitdrukkelijk geschreven dat de enige reden voor afwijzing het niet voldoen aan de minimumeisen was en dat zij de grondslag voor afwijzing niet kan wijzigen. Zij heeft dat echter op 17 maart 2020 alsnog gedaan terwijl zich na 5 december 2019 geen nieuwe omstandigheid heeft voorgedaan. Dit is in strijd met het KPN/Staat arrest en met beginselen van aanbestedingsrecht. De nieuwe grondslag moet buiten beschouwing worden gelaten.
Op grond van artikel 2.28 lid 4 Aanbestedingswet 2012 (Aw) is een onaanvaardbare inschrijving een inschrijving waarvan de prijs het door de aanbestedende dienst begrote bedrag overstijgt. Het begrote bedrag moet zorgvuldig zijn geraamd. Als dat niet zo is dan mag ervan uit worden gegaan dat de laagst biedende inschrijver een marktconforme prijs heeft geboden. Op de aanbestedende dienst rust de bewijslast dat de raming voldoet aan artikel 2.28 lid 4 Aw.
De raming is in dit geval niet zorgvuldig. De Gemeente heeft haar raming gebaseerd op 1) een spendanalyse, 2) een marktconsultatie en 3) een rondvraag bij andere gemeenten. Op deze methoden valt veel af te dingen. De huidige opdracht die volgens de spendanalyse van de Gemeente ruim € 1,2 miljoen heeft gekost, behelst circa 880 voertuigen. Het gaat daarbij alleen om kosten voor onderhoud en support over zes jaar. Tot en met maart 2020 heeft de Gemeente onder de huidige opdracht inclusief ombouw hardware en meerwerk ruim € 2,2 miljoen uitgegeven. De nieuwe opdracht behelst circa 1.500 voertuigen. De prijs daarvoor komt overeen met de fictieve inschrijfsom van WeGo. Er zijn in de nieuwe opdracht kostenverhogende functies. De track en trace functionaliteit is bijvoorbeel nieuw. Kortom de spendanalyse is te beperkt geweest.
Verder kan de prijs die uit marktconsultatie is gekomen niet als referentie worden gebruikt, omdat aan marktpartijen via een open vraagstelling is gevraagd wat mogelijk is zonder dat de specifieke eisen van de aanbesteding zijn genoemd. Ook is het niet ongebruikelijk dat aanbieders die niet aan de vragen kunnen voldoen met opzet een lage prijs opgeven om de verdiensten van een concurrent te reduceren.
Tot slot weet WeGo uit ervaring dat er bij andere gemeenten tot op heden geen soortgelijke opdrachten zijn vergeven en aanbesteed. Andere gemeenten hebben substantieel minder auto’s, alleen ritregistratie en geen autodeelfunctionaliteit. Voor de Gemeente Rotterdam geldt dat WeGo opdrachtnemer van een pilotproject is en daarin vergelijkbare tarieven hanteert als bij deze aanbesteding. De opdracht bij de Gemeente Den Haag is niet soortgelijk. Zij heeft voor 500 auto’s alleen ritregistratie en geen autopool die kan worden gedeeld. Tot slot kan de aanbesteding in Den Haag niet meetellen omdat deze pas in het najaar van 2019 is gestart.
De raming van de Gemeente is bovendien onzorgvuldig, omdat deze niet is gebaseerd op de fictieve aantallen voertuigen (2900), maar op de afname die zij thans voor ogen heeft (880).
De inschrijfsom van WeGo past binnen de raming van de Gemeente. In het Prijzenblad moest een prijs worden opgegeven voor vier modules. De totale fictieve inschrijfsom bestond uit een prijs per eenheid maal het fictieve aantal per module. Bijvoorbeeld: prijs per eenheid ritregistratie x 850. De Gemeente heeft de totale fictieve inschrijfsom van WeGo van € 3.988.800 (excl. BTW) voor in totaal 2.900 voortuigen naast haar raming van € 1,5 miljoen gelegd en is ten onrechte tot de slotsom gekomen dat WeGo een onaanvaardbare hoge inschrijving heeft ingediend. De Gemeente stelt dat zij dezelfde hoeveelheid modules wil afnemen als in haar huidige opdracht. Dat spoort echter niet met de fictieve aantallen die in de aanbestedingsdocumentatie zijn genoemd en die zij thans verwacht af te nemen. Thans neemt de Gemeente 880 modules af. Als de Gemeente deze modules zou aankopen op grond van de inschrijving van WeGo dan zou dat circa € 1,5 miljoen kosten. Dit stemt overeen met de begroting van de Gemeente. Zelfs al zou de Gemeente de extra module voor Track en Trace afnemen (x250) dan komt het inschrijfbedrag uit op € 2 miljoen (ex BTW). De module rijstijloptimalisatie is optioneel en hoeft niet te worden afgenomen. Al met al komt de inschrijving van WeGo dus niet boven de raming uit.
3.4.
WeGo stelt dus dat de intrekking ongeoorloofd was en zij, als eerste geëindigd in de rangschikking, de opdracht gegund moet krijgen, althans de Gemeente onrechtmatig handelt als zij al dan niet na een heraanbesteding gunt aan een derde.
3.5.
De Gemeente voert – samengevat – het verweer dat zij niet verplicht kan worden een overeenkomst aan te gaan als zij daar geen budget voor heeft. Zij heeft besloten de aanbesteding in te trekken, omdat beide inschrijvingen ver boven het totaal geraamde bedrag uitkwamen. De Gemeente gaat zich beraden of en hoe zij de opdracht opnieuw in de markt zal zetten.