RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/046174-20 (Promis)
Datum uitspraak: 18 juni 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het [naam] .
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 20 februari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (meermalen) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt aan (onder meer) [opsporingsambtenaar 1] en/of een opsporingsambtenaar (bekend onder nummer [nummer] ) en/of een of meerdere overige (onbekend gebleven) personen, een of meerdere (grote) hoeveelheden van een of meerdere middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, waaronder een of meerdere (grote) hoeveelheden van
een materiaal bevattende MDMA en/of (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne, zijnde MDMA en/of cocaïne en/of heroïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
EN/OF
hij op of omstreeks 20 februari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- (ongeveer) 3,32 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 20 februari 2020 te Amsterdam, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een (koks)mes, in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat zij was bestemd om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen
en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage en onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op meerdere tijdstippen in de periode van 23 januari 2020 tot en met 20 februari 2020 te Amsterdam, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [opsporingsambtenaar 1] en overige (onbekend gebleven) personen, hoeveelheden van een of meerdere middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
op 20 februari 2020 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 3,32 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
2
op 20 februari 2020 te Amsterdam, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een (koks)mes, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat zij was bestemd om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 2
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 1 (één) maand, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde zich voor de duur 1 (één) jaar niet zal ophouden op het Beukenplein te Amsterdam.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 3 (drie) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Bepaalt ten aanzien van het onder feit 2 bewezen verklaarde feit dat geen straf wordt opgelegd.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1) 1 STK Telefoontoestel (goednummer 5886314, Wit, merk: LG)
2) 1 STK Telefoontoestel (goednummer 5886302, Zwart, merk: Alcatel one touch)
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en M.M. Breugem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2020.