RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/127105-19 (A), 13/155876-19 (B) en 13/243491-19 (C) (Promis)
Datum uitspraak: 22 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam] ” te [plaats] .
2 Tenlastelegging
Verdachte wordt in zaak A – kort gezegd – beschuldigd van:
bedreiging van zijn ex-vriendin, haar moeder en haar tante met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling, gepleegd op 18 mei 2019 in Amsterdam.
Verdachte wordt in zaak B – kort gezegd – beschuldigd van het plegen van de volgende feiten:
Feit 1: diefstal met geweld dan wel bedreiging met geweld van een mobiele telefoon van [slachtoffer 1] , gepleegd op 30 juni 2019 in Amsterdam;
Feit 2: mishandeling van [slachtoffer 1] ;
Feit 3: bedreiging van [slachtoffer 1] met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling.
Verdachte wordt in zaak C – kort gezegd – beschuldigd van het plegen van de volgende feiten:
Feit 1: bedreiging van zijn ex-vriendin met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling, gepleegd op 9 oktober 2019 in Amsterdam;
Feit 2: vernielen of beschadigen of onbruikbaar maken van de mobiele telefoon van [slachtoffer 2] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte in zaak A:
op 18 mei 2019 te Amsterdam, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- een mes aan voornoemde [slachtoffer 3] te tonen en ter hoogte van de borst van voornoemde [slachtoffer 3] voor te houden en vervolgens de dochter van voornoemde [slachtoffer 3] , te weten voornoemde [slachtoffer 2] , met de dood te bedreigen door dreigend voornoemde [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen: "Ik ga je dochter vermoorden" en "Ik maak je dochter dood, begraaf haar, en betaal alles" en
- een mes aan voornoemde [slachtoffer 4] te tonen en vervolgens het nichtje van voornoemde [slachtoffer 4] , te weten voornoemde [slachtoffer 2] met de dood de bedreigen, door tegen voornoemde [slachtoffer 4] te zeggen dat hij, verdachte voornoemde [slachtoffer 2] zou steken en zou afmaken en
- voornoemde [slachtoffer 2] met de dood te bedreigen door de moeder van voornoemde [slachtoffer 2] , te weten [slachtoffer 3] , de woorden toe te voegen: "Ik ga je dochter vermoorden" en "Ik maak je dochter dood, begraaf haar, en betaal alles", en de dochter van voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Hoor je me, luister... Papa gaat mama vermoorden. Hoor je me, papa gaat mama doodmaken".
Zaak B:
1.
op 30 juni 2019 te Amsterdam, op de openbare weg, te weten het Bijlmerplein, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, merk iPhone, en een tas
met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
2.
op 30 juni 2019 te Amsterdam, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar in het gezicht te stompen en aan haar haren te trekken;
3.
op 30 juni 2019 te Amsterdam, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend een mes in de richting van die [slachtoffer 1] te richten en te tonen en vervolgens met dat mes in de richting van die [slachtoffer 1] te lopen en te rennen.
2.
op 9 oktober 2019 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een iPhone, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert in zaak C een bedrag van € 558,- aan vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De gevorderde immateriële schade ziet op feit 1 van zaak C, waarvan de rechtbank verdachte vrij spreekt.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak C onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende onderbouwd is en dat deze toewijsbaar is met toekenning van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Ten eerste heeft verdachte een bewindvoerder, waardoor hij zelf niet langer beslissingen ten aanzien van zijn financiën mag maken. Nu de bewindvoerder niet voor de zitting is opgeroepen, moet dit tot aanhouding leiden, maar dit levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de vordering onvoldoende met stukken is onderbouw. Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij vergoeding van immateriële schade vordert namens haar dochter, hetgeen niet mogelijk is.
Gebleken is dat er bij verdachte bewind is ingesteld ex artikel 1: 431 Burgerlijk Wetboek (BW). Bewind houdt in dat een rechthebbende wiens goederen onder bewind zijn gesteld ten aanzien van die goederen zelfstandige beheers- en beschikkingsbevoegdheid mist. Daarmee is de rechthebbende en in dit geval dus de verdachte procesonbevoegd. In geval van bewind vertegenwoordigt de bewindvoerder bij vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte (artikel 1:144 lid 1 BW) en dient hij te worden opgeroepen in de procedure. Nu niet is gebleken dat de bewindvoerder in het geding is opgeroepen, dan wel dat de bewindvoerder een machtiging aan de advocaat van verdachte heeft verstrekt, zal de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard. Oproeping van de bewindvoerder in dit stadium van de procedure acht de rechtbank een te grote belasting van het strafproces.
Wel zal de rechtbank ambtshalve aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak C onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank stelt de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel vast op een bedrag van € 558,-.
12 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak C onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A, zaak B onder 1, 2 en 3 en in zaak C onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
in zaak A:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
in zaak B onder feit 1:
Diefstal;
in zaak B onder feit 2:
Mishandeling;
in zaak B onder 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling;
in zaak C onder feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
-
zich binnen vijf werkdagen na ingang van de bijzondere voorwaarden meldt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam, en zich zal blijven melden zo vaak en zolang de Reclassering dat nodig vindt, waarbij veroordeelde ook een inspanningsverplichting heeft ten aanzien van de inhoud van de contactmomenten, waarbij het bespreken van de relatie met aangeefster en hun dochter onderdeel zal zijn van de gesprekken;
-
zich zal laten behandelen door de Waag of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de Reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem in het kader van de behandeling geeft. Veroordeelde kan door de toezichthouder aangemeld worden bij de Waag na schorsing van de voorlopige hechtenis;
-
op geen enkele wijze – direct of indirect - contact heeft of zoekt met zijn dochter ( [naam dochter] ), zijn ex-partner ( [slachtoffer 2] ) en haar moeder ( [slachtoffer 3] ) en overige familieleden van zijn ex-partner, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod. Uitzondering wordt gemaakt voor bemiddelingsgesprekken in het bijzijn van de begeleiding van Samen Doen, Veilig thuis of Jeugdzorg;
-
zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de Reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. De Reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gelast de teruggave aan verdachte [verdachte] van:
1. STK Shirt
merk Adidas
5771465
Verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 558,- zegge: vijfhonderdachtenvijftig euro) te betalen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en J. Thomas rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.P.F. Sneeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2020.