vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13.085176.20
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Parketnummer: 13/085176-20 (Promis)
Datum uitspraak: 23 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [naam] .
Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
Op 28 maart 2020 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, deze meermalen met
kracht met geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
Op 28 maart 2020 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- deze meermalen tegen het hoofd te slaan/stompen, en
- deze bij de haren vast te pakken, en haar vervolgens tegen de muur te trekken, en
- deze op de grond te gooien/duwen en vervolgens boven op haar te zitten, en
- deze aan haar haren omhoog te trekken, en haar vervolgens mee te slepen, en
- deze meermalen te trappen;
3
Op 28 maart 2020 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Als je niet terug
komt, maak ik je dood", en door daarbij voornoemde [slachtoffer] een mes te tonen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair
poging tot doodslag
2.
mishandeling
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 10 (tien) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet gedurende de proeftijd meewerken aan een klinische behandeling te indiceren door het NIFP/ IFZ.
- Veroordeelde moet zich aansluitend op de klinische behandeling melden bij de verslavingsreclassering te Amsterdam, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- Veroordeelde mag gedurende één jaar van de proeftijd van drie jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 4.000,- (vierduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 4971,17 (vierduizend negenhonderd en eenenzeventig euro en zeventien eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 57 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juli 2020.