4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte
op 16 april 2020 te Amsterdam een JBL box uit een voertuig (een Volkswagen met kenteken [kenteken] ) dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen box onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
op 1 april 2020 te Amsterdam een TomTom en TomTomhouder uit een voertuig (een Toyota met kenteken [kenteken] ) dat toebehoorde aan [slachtoffer 3] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen TomTom(houder) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
op 10 maart 2020 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen uit een voertuig, een Peugeot met kenteken [kenteken] , dat toebehoorde aan [slachtoffer 4] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, naar die Peugeot toe is gegaan, waarna hij, verdachte, met een ruitentikker de ruit aan de passagierskant van die Peugeot heeft ingetikt, die Peugeot van binnenuit heeft geopend en die Peugeot heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feiten 1 en 2, telkens:
diefstal met braak, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 3:
poging tot diefstal met braak, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op de voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 250,- (tweehonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 april 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 5 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart [slachtoffer 6] (feit 5) niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte eider de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/701681-17 af.
De rechtbank wijzigt de bijzondere voorwaarden in de zaak met parketnummer 13/701681-17, zodat die op dit moment als volgt luiden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich melden bij Leger des Heils reclassering Weesperzijde 70 te Amsterdam en zich telkens weer melden zo vaak en zolang deze reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht; veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen van genoemde reclasseringsinstelling zolang deze instelling dit noodzakelijk acht;
Behandelverplichting
Veroordeelde wordt verplicht om zijn behandeling via Mentrum Jellinek Outreachend Team of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te continueren, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
Locatiegebod en elektronisch toezicht
Veroordeelde wordt geboden om zich op nader te bepalen tijdstippen op de [adres] te bevinden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Het locatiegebod zal afgestemd worden op de dagbesteding in het hulpverleningstraject van veroordeelde. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal tot drie maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van
17 augustus 2017 ondersteund worden door middel van GPS;
Andere voorwaarde
Veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan urinecontrole, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Betrokkene laat zich behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in middelengebruik of overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven werken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Breugem, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en Ch.A. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 augustus 2020.