RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/190549-19 (Promis)
Datum uitspraak: 2 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in [naam] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg, van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof, die de zaak waarneemt voor zijn kantoorgenoot mr. R.J.H. Titahena, en van wat de raadsvrouw van de benadeelde partij [slachtoffer] , mr. M.G.C. van Riet, naar voren hebben gebracht.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte:
op 16 juli 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen in de linkerwang en de rechterbil van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- -
1 STK Huls (5780152);
- -
1 STK Huls (5780453);
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 10.085,09,- (tienduizendvijfentachtig euro en negen cent), bestaande uit een bedrag van € 10.000 (tienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade en een bedrag van € 85,09 (vijfentachtig euro en negen cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 10.085,09 (tienduizendvijfentachtig euro en negen cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juli 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2020.