Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
3. Eiseres heeft met een brief van 13 december 2019 een Wob-verzoek ingediend. Het verzoek is op 16 december 2019 door verweerder ontvangen. Het verzoek heeft betrekking op openbaarmaking van documenten die zijn uitgewisseld binnen het ministerie alsook tussen de Inspectie van Justitie en Veiligheid en het ministerie inzake de verzending dan wel openbaarmaking van het rapport ‘ [naam] ’ en de brief met het kenmerk [nummer] die naar de Tweede Kamer is gestuurd. De rechtbank overweegt dat verweerder binnen vier weken op het Wob-verzoek moet beslissen,3 tenzij verweerder binnen die termijn aangeeft dat meer tijd nodig is om te beslissen op het verzoek. In dat geval kan de termijn met vier weken worden verlengd.4
Met de brief van
13 januari 2020 heeft verweerder aangegeven dat er vier weken extra nodig zijn om te beslissen op het verzoek. Dat betekent dat verweerder in beginsel uiterlijk op 10 februari 2020 op het verzoek had moeten reageren. Verweerder heeft dat niet gedaan. Met de brief van 23 juli 2020 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens is eiseres op 11 augustus 2020 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
4. De rechtbank stelt met partijen vast dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen.5 In het verweerschrift van 26 augustus 2020 heeft verweerder verklaard dat het Wob-verzoek ziet op een groot aantal documenten, meer dan 90, die zijn geïnventariseerd als vallend onder de reikwijdte van het verzoek. De juridische afdeling die het verzoek in behandeling heeft, heeft slechts een beperkte capaciteit om de documenten te beoordelen. Daarnaast hebben de maatregelen in verband met het coronavirus voor vertraging gezorgd in de behandeling van het verzoek. Verweerder heeft steeds contact onderhouden met eiseres omtrent de behandeling van het verzoek. Verweerder verwacht niet eerder dan 5 oktober 2020 een volledig besluit te kunnen nemen. De rechtbank is van oordeel dat een termijn van 4 weken voldoende ruimte biedt ter afronding van het onderzoek van verweerder. Het voorgaande betekent dat verweerder uiterlijk 4 weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit moet nemen.
7. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- is verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Beslissing
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
draagt verweerder op binnen 4 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
- -
bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,;
- -
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Afschrift verzonden aan partijen op: