vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13-846010-19 en 13-994009-20 (ter terechtzitting gevoegd) [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Parketnummers: 13-846010-19 (zaak A) en 13-994009-20 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 8 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1981,
wonende op het adres [adres]
3 Inleiding
Onderzoek Colditz (zaak A)
In 2018 is in het onderzoek 13Kouter onderzoek gedaan naar de betrokkenheid van verdachte bij de handel/import van illegaal professioneel vuurwerk. Uit opgenomen telecommunicatie bleek dat hij de beschikking had over een bunker en bezig was een opslagbunker in Duitsland te regelen. Tijdens dit onderzoek is tevens onderzoek gedaan naar de financiën van verdachte. Hieruit bleek onder meer dat er van verdachte over 2016 tot en met 2018 geen loongegevens bekend waren en dat verdachte en zijn vriendin [vriendin] (hierna: [vriendin] ) totaal 51.718 euro aan contante stortingen op hun bankrekening hadden ontvangen waarvan de herkomst onbekend is.
Hieruit is de verdenking ontstaan dat verdachte samen met [vriendin] een vuurwerkbedrijf in Lahn in Duitsland wil opzetten dan wel heeft opgezet. Zij hebben voor de opslag van vuurwerk bunkers in Duitsland en Nederland gehuurd. [vriendin] heeft een “befähungsschein” gehaald. Verdachte kon dat zelf niet halen omdat hij geen VOG kreeg. Het vermoeden bestond dat er naast deze legale vuurwerkhandel tevens een parallelle illegale vuurwerkimport naar Nederland zou plaatsvinden (proces-verbaal van verdenking, doorgenummerde pag. 3 e.v.).
Uit een tweede onderzoek (11Veldwesp) bleek dat verdachte en [vriendin] bezig waren met een bedrijfsaanvraag voor Casual Feuerwerk en dat zij bezig waren een ruimte te huren voor opslag van vuurwerk/pyrotechnische artikelen in de Duitse gemeente Werlte (proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pag. 20 e.v.).
Op 10 maart 2019 is onderhavig onderzoek gestart met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij handel in/import van (illegaal) vuurwerk.
Onderzoek zaak B
Op 8 oktober 2018 heeft op grond van de Wet wapens en munitie een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte op het adres [adres] . Tijdens de doorzoeking zijn twee busjes pepperspray en een op en vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen. Omdat ook andere goederen werden aangetroffen die niet onder de Wet wapens en munitie vielen (zakken henneptoppen, blokken hasj en goederen die betrekking hebben op het kweken van planten, zoals een henneptent en koolstoffilter) is de doorzoeking gestaakt in afwachting van de komst van de rechter-commissaris. Na diens komst is de doorzoeking geopend. Naast de henneptoppen en de hasj zijn een zakje wit poeder, een hoeveelheid pillen en een motorfiets in beslaggenomen. In de, voor de deur geparkeerde Mercedes aangetroffen jas is in de mouw een wikkel met wit poeder aangetroffen. Deze goederen zijn allemaal in beslag genomen (proces-verbaal bevindingen doorzoeking, doorgenummerde pag. 42 e.v. van proces-verbaal 2019075550).
5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 11 februari 2020 te [woonplaats] (gemeente Haarlemmermeer) en te Aalsmeer, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk,
in een schuur en een woning aan de [adres]
7,369 kg (lichter) professioneel en/of niet ingedeeld vuurwerk (lijst II) en
in een woning aan de [adres]
in een schuur behorende bij de woning aan de [adres]
38 stuks bangers, (lijst III) en
in een garagebox onder een appartementencomplex aan de [adres garagebox]
- -
112,648 kg (lichter) professioneel en/of niet ingedeeld vuurwerk (lijst II) en
- -
226 mortierbommen/shells (lijst III) en
- -
25 vuurpijlen (lijst III) en
- -
8 flowerbeds (lijst III) en
- -
79 bangers (lijst III) (p. 855 dossier) en
0,905 kg knalpatronen, althans een hoeveelheid (lichter) professioneel en/of niet ingedeeld vuurwerk dat niet is genoemd in lijst III (lijst II) ;
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
op 11 februari 2020, te Aalsmeer, opzettelijk,
ongeveer 643 kilogram (professioneel) vuurwerk voorhanden heeft gehad buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 en/of artikel 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en/of artikel 2.2.1 waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit
immers heeft hij dat (professioneel) vuurwerk in een garagebox een appartementencomplex aan de [adres garagebox] voorhanden gehad.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36e, 55 van het Wetboek van Strafrecht,
1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten,
9.2.2.1 Wet milieubeheer en
1.2.2, 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak B onder feiten 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder het kopje bewezenverklaring (rubriek 5) is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A onder feit 1 en feit 2:
Eendaadse samenloop van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd de goederen zoals opgenomen in de in bijlage 2 vermelde beslaglijst met de nummers 10, 11, 12, 15, 16, 18, 19, 32, 33, 36, 53, 57, 62, 66, 68, 92, 93, 94.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de goederen zoals in de in bijlage 2 vermelde beslaglijst met de nummer 29, 30, 34, 37, 42, 54, 64, 65, 70, 71, 84, 85, 86, 87, 89, 90, 95, 96, 97.
Gelast de teruggave aan verdachte van de goederen zoals opgenomen in de in bijlage 2 vermelde beslaglijst met de nummers 1 t/m 9, 13, 14, 17, 20 t/m 28, 31, 35, 38 t/m 41, 43 t/m 52, 55, 56, 58, 61, 63, 67, 69, 72 t/m 83, 88, 91, 98 t/m 115.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.A. Mud en A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 oktober 2020.