Uitgangspunten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] 1985, is sedert 1 november 2009 in dienst van Event Republic en is werkzaam in de functie van producer. Het bruto salaris op basis van een werkweek van 40 uren bedraagt € 3.583,00 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
1.2.
Event Republic houdt zich bezig met de begeleiding en ondersteuning voor bedrijven en particulieren, onder meer door het organiseren van evenementen.
1.3.
[verweerster] is de enige werknemer van Event Republic.
1.4.
In de arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:
9.1
Het is werknemer verboden om binnen een periode van 24 maanden na uitdiensttreding werkzaamheden te verrichten bij of voor alle bedrijven waarvoor door de werknemer opdrachten zijn uitgevoerd of waarvan bekend is dat dit binnen afzienbare tijd tot de mogelijkheden behoort, dan wel door de werknemer contacten mee zijn geweest gedurende het dienstverband.
9.2
In geval de werknemer in strijd handelt met het onder 9.1 genoemde verbod, verbeurt de werknemer ten behoeve van de werkgever een direct, zonder verdere sommatie of ingebrekestelling, opeisbare boete van € 10.000,- per overtreding alsmede € 1.000,- per dag dat zij in overtreding is, onverminderd het recht van de werkgever om volledige schadevergoeding te eisen van de werknemer..
1.5.
In verband met klachten van [verweerster] heeft Event Republic in overleg met [verweerster] in juli 2019 een bedrijfscoach, in augustus 2019 een psycholoog en later een haptonoom voor [verweerster] ingeschakeld. Event Republic heeft tot 1 maart 2020 alle kosten voor deze behandelingen betaald.
1.6.
[verweerster] heeft zich ziek gemeld op 9 september 2019.
1.7.
Partijen hebben sinds de ziektemelding via Whats-App en e-mail veelvuldig met elkaar contact gehad.
1.8.
[verweerster] heeft op 14 oktober 2019 gesproken met de bedrijfsarts. In diens rapport van die datum is het volgende vermeld:
Medisch: Al maanden progressieve klachten. Op een gegeven moment ging het gewoon niet meer.
Klachten: emotioneel, slecht slapen, moe, weerstand achteruit gegaan waardoor sneller koortsig/ontstekingen, stemming down, chaos in het hoofd, opgejaagd gevoel, piekeren, moeite met loslaten, focus minder.
(…)
Werk: drukke baan, een aantal maanden lange dagen gemaakt, na de vakantie ziek teruggekomen en toch meteen moeten knallen ivm een druk/lastig project.
(…)
Karakter: perfectionistisch, harde werker, groot verantwoordelijkheidsgevoel, kan niet afgrenzen/nee zeggen, gaat maar door, kan niets loslaten.
Besproken op het werk. Er kwam extra ondersteuning, maar dat was onvoldoende. Ldg heeft eerst een coach ingeschakeld en vervolgens een psycholoog ( [naam psycholoog] ). Diagnose burnout. Komt daar 1x/2 wkn. Goede klik mee, en heeft baat bij haar begeleiding. Heeft nog moeite om te accepteren dat het weegschaaltje is doorgeslagen. Komt tevens bij een haptonoom om te leren ontspannen.
Stand van zaken: Betrokkene heeft beperkingen op het vlak van persoonlijk/sociaal functioneren. De klachten zijn deels werk-gerelateerd. Beperkingen t.a.v. energie, concentratie, aandacht verdelen, hoge werk-/tijdsdruk, meerdere prikkels tegelijkertijd verwerken, dragen van eindverantwoordelijkheden, ongestructureerde werkzaamheden, omgaan met stress/emotionele belasting of problemen van derden. Adequate behandeling gericht op het vergroten van de mentale draagkracht en het anders leren omgaan met mentale belasting is inmiddels opgestart.
Adviezen: Dag structuur/-ritme aanhouden. Voldoende rust, ontspanningsmomenten energie gevende activiteiten inplannen. –Behandeling continueren en aangereikte handvatten toepassen in de praktijk.
Momenteel niet geschikt voor eigen/passend werk; eerst emotioneel en mentaal stabieler worden en meer grip krijgen op de eigen toestand/situatie. Re-integratie op dit moment zal het herstelproces niet bespoedigen. Herstel en beloop afwachten.
1.9.
In het kader van een vervolgconsult heeft [verweerster] op 5 februari 2020 een gesprek met de bedrijfsarts. In diens rapport van die datum is het volgende vermeld:
Persoonlijk functioneren: Uw werknemer dient ontzien te worden op het gebied van tijdsdruk en dwingend hoge tempobelasting en uw werknemer dient niet teveel blootgesteld te worden aan conflicterende functie-eisen (tempo versus zorgvuldigheid en veiligheid). Uw werknemer is aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen.
Sociaal functioneren: Er dient rekening gehouden te worden met verminderde conflicthantering en een verhoogd afbreukrisico waardoor betrokkene geen grote verantwoordelijkheden kunnen worden opgelegd. Uw werknemer is niet in staat om zich alleen onder vreemden/in drukke omgevingen te begeven. Uw werknemer is aangewezen op een vertrouwde werkomgeving met een duidelijke structuur.
(…)
Uw werknemer kan op dit moment gemiddeld niet meer dan 2 uur per dag werken.
(…)
Als gevolg van bovengenoemde beperkingen acht ik werknemer op dit moment niet in staat te hervatten in eigen of aangepaste werkzaamheden.
(…)
Contact met werknemer dient zich te focussen op het geven van positieve feedback, waarbij er geen onverwachte doelstellingen, verantwoording en/of verwachtingen worden gevraagd.
(…)
1.10.
Op 4 maart 2020 heeft [verweerster] opnieuw gesproken met de bedrijfsarts. In diens rapport van die datum is het volgende vermeld:
Betrokkene is momenteel niet belastbaar voor re-integratie activiteiten en zal haar rest capaciteit moeten focussen op herstel activiteiten. Per 15 maart kunnen werkgever en werknemer in een constructieve gesprek en een stressarme omgeving een overleg plannen en een plan van aanpak maken.
Na het gesprek kan betrokkene per april 2020 beginnen met 2x2 uur/week met aangepaste taken op arbeidstherapie basis. Werken met afgebakende taken, zonder korte termijn deadlines en storingen van buitenaf. Werktempo aanpassen.
1.11.
Tijdens een gesprek op 12 maart 2020 heeft Event Republic aan [verweerster] een “Integratieplannetje” voorgesteld. Het schema gaat ervan uit dat vanaf 1 april 2020 wekelijks wordt opgebouwd en dat [verweerster] na zes weken 20 uur per week werkt.
1.12.
In een e-mailbericht van 31 maart 2020 heeft [verweerster] aan Event Republic het volgende bericht:
“Naar aanleiding van ons gesprek zojuist en jouw mail met daarin het voorstel voor een vaststellingsovereenkomst wil ik je graag terugkoppelen wat ik heb aangegeven en wat we hebben besproken. Voor ik in ging op jouw voorstel wilde ik je eerst het volgende zeggen. 10 jaar lang hebben we elkaar heel veel gegeven, we hebben lief en leed met elkaar gedeeld zowel privé als zakelijk en we hebben het bedrijf samen groot gemaakt. Om na alles wat we hebben meegemaakt jou te horen zeggen dat je nu zo snel mogelijk van me af wilt om financiële redenen en omdat je nu jouw ‘headspace’ niet wilt besteden aan de re-integratie van mijn burn-out herstel, dat doet me heel veel pijn. Het besef dat ik in deze korte tijd van jouw belangrijkste ‘asset’ op zakelijk vlak, nu je grootste last ben geworden valt me zwaar. Maar ik accepteer dat het zo is.
Ten aanzien van jouw voorstel voor een vaststellingsovereenkomst heb ik je aangeven dat, nadat ik mij heb laten informeren en adviseren, ik hier niet op in ga en ik niet bereid ben op dit moment iets van deze strekking te tekenen. Conform de wet wil ik en heb ik het recht om eerst volledig te herstellen van mijn burn-out. Zonder vooraf opgelegde deadlines. Gewoon zoals het hoort te gaan. Na mijn volledige herstel en re-integratie kunnen we om tafel gaan om te kijken
hoe we vanaf daar verder gaan. Met in achtneming hoe de situatie nu is lijkt het me goed om samen te kijken naar re-integratie bij een andere werkgever (het zogenaamde 2e spoor). Op die manier ben ik jou zo min mogelijk tot last en verwacht ik dat mijn herstel spoediger zal verlopen. Iets dat we beiden graag willen al is het om verschillende redenen. Ik hoop dat je als werkgever hierin wilt mee werken aan een goed en spoedig herstel.
Je gaf aan teleurgesteld te zijn dat ik niet op je voorstel in ga en dat je re-integratie bij een ander bedrijf niet accepteert en wil dat ik bij Event Republic kom re-integreren. Dat gaan we dan ook gewoon doen. Ik hoop alleen dat als de eerste boosheid en teleurstelling is gezakt dat je dit wilt heroverwegen en hierover met me in gesprek wilt gaan. Ik denk oprecht dat gezien de situatie (jij wil van me af, je wil je liever niet met mijn re-integratie bezig houden, geen stressvrije omgeving, geen evenementen) ik sneller elders zal herstellen, je dus sneller van me af bent en je enige financiële vergoeding hiervoor kan ontvangen. Ik ga daarover graag met je in gesprek donderdag of als je er langer over wilt nadenken de week erop of wanneer je daar aan toe bent”.
1.13.
Ook op 16 april 2020 heeft [verweerster] gesproken met de bedrijfsarts. In diens rapport van die datum is het volgende vermeld:
Er is sprake van stagnatie van herstel. Beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren zijn niet evident afgenomen. Intensiteit van de behandelingen zijn afgenomen door RIVM ordening.
Advies: In de eerst komende 4 weken is betrokkene niet belastbaar voor re-integratie activiteiten en al haar rest capaciteit focussen op herstel activiteiten. Werkgever en werknemer kunnen na 3 a 4 weken in een goed gesprek de mogelijkheden van re-integratie bespreken concrete werkafspraken maken en toekomst perspectief bieden.
Prognose: Met adequate behandeling en een gunstige herstel proces is een functionele herstel binnen 4 maanden is mogelijk.
Arbeidsgerelateerd: Klachten zijn deels arbeid gerelateerd.
(…)
1.14.
Naar aanleiding van een telefonisch consult met [verweerster] heeft de bedrijfsarts in een rapport van 4 mei 2020 het volgende vermeld:
De verstandhouding tussen werkneemster en werkgever is verstoord. Op dit moment is werkneemster medisch gezien nog niet in staat om te werken. Het is wel raadzaam om te werken aan de onderlinge verstandhouding. Op 7 mei staat om die reden een 3-gesprek gepland (werkgever/werkneemster/case-manager). Ik adviseer om dit gesprek te laten doorgaan. Zo dit niet tot het gewenste resultaat leidt, is het aanbevelenswaardig om mediation in te zetten.
1.15.
Het 3-gesprek op 7 mei 2020 is niet doorgegaan. In plaats daarvan heeft op die datum een gesprek tussen partijen en een mediator plaatsgevonden. De mediation heeft niet geleid tot een oplossing en is op 15 mei 2020 beëindigd.
1.16.
Een tweede mediation op 24 juni 2020 heeft evenmin geleid tot een oplossing.
1.17.
In een rapport van de bedrijfsarts van 29 juni 2020 is naar aanleiding van contact op die datum het volgende vermeld:
De beperkingen in eerder genoemde rapportages zijn nog steeds van toepassing. Er bestaan geen arbeidsmogelijkheden. Intussen heeft meermaals mediation plaatsgevonden. Ik begrijp uit het verhaal van werknemer dat de mediation niet succesvol was, en dat de arbeidsrelatie onoplosbaar beschadigd is. Het is mijns inziens raadzaam om verder in te zetten op het verbreken van de arbeidsrelatie. Zuiver medisch gezien (hoewel dat moeilijk te schatten is onder de huidige omstandigheden) verwacht ik (ruwe schatting) een medisch herstel na een termijn van ongeveer 3 tot 6 maanden.
Beoordeling
9. In beginsel is sprake van een opzegverbod, omdat [verweerster] ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte. Dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 sub b BW echter niet in de weg aan ontbinding, omdat partijen het er over eens zijn dat sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang van [verweerster] behoort te eindigen. Dat volgt ook uit het zelfstandige tegenverzoek van [verweerster] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c lid 1 BW.
Ontbinding arbeidsovereenkomst
10. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
11. Event Republic heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de Event Republic in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
12. Op basis van de door Event Republic in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een voldragen redelijke grond voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
13. Partijen zijn het erover eens dat voorafgaand aan, en in de eerste periode van de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] , sprake is geweest van een goede tot zeer goede verhouding. Dit blijkt ook uit de tussen partijen gewisselde Whats-app berichten, en de door Event Republic getoonde en geleverde (financiële) steun aan het herstel van [verweerster] .
14. Bij het oppakken van de re-integratie sinds maart 2020 zijn evenwel belangentegenstellingen gebleken en ook verschil van mening over de wijze waarop de re-integratie vorm moest krijgen. Event Republic kan worden gevolgd in haar wens c.q. verplichting om [verweerster] te re-integreren en dat daarvoor nodig is dat de onderlinge contacten worden hervat conform de adviezen van de bedrijfsarts. Mede gelet op de inhoud van de adviezen van de bedrijfsartsen kan echter worden vastgesteld dat Event Republic niet altijd de terughoudendheid heeft betracht die van haar met het oog op de beperkte belastbaarheid van [verweerster] had mogen worden verwacht. De keuze om in maart 2020 een voorstel te doen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft de verhouding daarbij geen goed gedaan.
15. Partijen verschillen van mening wat het keerpunt is geweest in de verandering in hun verhouding. Volgens Event Republic was dat het moment waarop zij de - onverplichte -financiële steun aan de herstelkosten heeft stop gezet en de volledige doorbetaling van het salaris heeft beperkt tot waartoe zij op grond van de arbeidsovereenkomst verplicht is. Volgens [verweerster] is de verstoring het gevolg van, kort gezegd, het door Event Republic niet (willen) opvolgen van de adviezen van de bedrijfsarts en het geen oog (willen) hebben voor de situatie van [verweerster] na jarenlange loyaliteit van haar kant.
16. Hoe dan ook, voldoende is aannemelijk geworden dat de verhouding tussen partijen is verstoord.
17. De kantonrechter stelt vast dat op advies van de bedrijfsarts partijen tot twee keer toe mediation zijn gestart maar dat die niet tot een oplossing hebben geleid. Vanwege de vertrouwelijkheid gaat de kantonrechter voorbij aan de verwijten die partijen elkaar maken over het niet slagen van de mediation.
18. Objectief bezien staat vast dat beide sessies in een vroegtijdig stadium zijn afgebroken. In zoverre kan niet worden gezegd dat sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Volgens de wetgeschiedenis is voornoemde g-grond pas vervuld als sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Gelet op de jarenlange goede verstandhouding tussen partijen en het relatief kort tijdbestek waarin partijen tegenover elkaar zijn komen te staan, is daarvan thans in onvoldoende mate sprake.
19. De kantonrechter ziet in hetgeen partijen hebben aangevoerd en het verhandelde ter zitting voldoende grond om, onder aanvulling van de rechtsgronden op grond van artikel 25 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te oordelen dat aannemelijk is geworden dat ook sprake is van andere omstandigheden die zodanig zijn dat van Event Republic in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 sub h BW). Daartoe wordt overwogen dat zich een unieke en bijzondere werksituatie voordoet, omdat [verweerster] de enige werknemer is van Event Republic. De heer [naam] is de enige leidinggevende, tevens (indirect) directeur/groot aandeelhouder van Event Republic. Deze specifieke werkomstandigheden maken de arbeidsverhouding extra kwetsbaar, en de kans op het realiseren van een vruchtbare samenwerking in de toekomst is niet waarschijnlijk. Een reële mogelijkheid tot herplaatsing in een andere functie in een andere werkomgeving is niet aan de orde.
20. Deze situatie, in combinatie met hetgeen hiervoor is overwogen over de verstoring van de arbeidsverhouding, zijn naar het oordeel van de kantonrechter in onderlinge samenhang toereikend om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van de cumulatiegrond van artikel 7:669 lid 3 sub i BW te rechtvaardigen.
21. De kantonrechter heeft bovenstaande mogelijke aanvulling van rechtsgronden ter zitting aan partijen voorgehouden. Partijen hebben daartegen geen rechtsvorderlijke bezwaren aangevoerd. Inhoudelijk heeft Event Republic zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. [verweerster] heeft gepersisteerd in haar standpunt dat indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, dit het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Event Republic.
22. Hierover wordt het volgende overwogen.
23. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen. Daarvoor is het volgende redengevend.
24. Voor toekenning van een billijke vergoeding is alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis en de rechtspraak volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
25. Event Republic heeft na de ziekmelding veel betrokkenheid getoond jegens [verweerster] hetgeen zich uitte in veelvoudig contact met elkaar via Whats-App [verweerster] heeft dat in eerste instantie ook gewaardeerd blijkens die Whats-App berichten. Daarnaast heeft Event Republic betrokkenheid getoond door financiële steun in de hulpverlening. Na het keerpunt in de verhouding heeft Event Republic pogingen ondernomen om de onderlinge verhoudingen te verbeteren en de geschilpunten weg te nemen. Daarnaast heeft zij de adviezen van de bedrijfsarts merendeels opgevolgd en twee keer een mediator ingeschakeld.
26. Weliswaar - zo bleek hiervoor - heeft Event Republic onvoldoende terughoudendheid betracht bij het realiseren van de re-integratie. Ook heeft Event Republic in een vroegtijdig stadium een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst terwijl [verweerster] kampt(e) met een burn-out. Dat Event Republic zich heeft schuldig gemaakt aan het uitoefenen van ontoelaatbare druk op [verweerster] is onvoldoende aannemelijk geworden. De handelwijze van Event Republic kwalificeert zich als verwijtbaar, maar niet als ernstig verwijtbaar. Daarbij komt dat onvoldoende aanleiding is om te oordelen dat de ontbinding louter het gevolg is van handelen van Event Republic. [verweerster] heeft immers eind maart 2020 zelf laten blijken dat zij terugkeer niet mogelijk achtte en alleen wilde praten over re-integratie bij een andere werkgever (zie rov 1.12) Daarmee heeft [verweerster] op haar beurt ook bijgedragen aan de ontstane impasse. Gelet op de duur van de arbeidsongeschiktheid was re-integratie in het 2e spoor op dat moment nog niet aan de orde. De adviezen van de bedrijfsartsen reppen hier ook niet over.
27. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Event Republic zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 december 2020. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
28. Transitievergoeding en aanvullende vergoeding
29. Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden zal aan [verweerster] een transitievergoeding worden toegekend ter hoogte van € 14.299,69 bruto. Voorts zal aan [verweerster] op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 BW de helft van de transitievergoeding als aanvullende vergoeding worden toegekend, omdat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de i-grond en de omstandigheden van het geval rechtvaardigen dat aan [verweerster] de maximaal toe te kennen aanvullende vergoeding toekomt. Een en andere betekent dat de totaal aan [verweerster] toe te kennen vergoeding € 21.449,56 bruto bedraagt. De kantonrechter ziet geen aanleiding om bij de berekening van de (transitie) vergoeding rekening te houden met door [verweerster] gestelde bonusuitkeringen, nu Event Republic gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van overeengekomen looncomponenten en [verweerster] daar tegenover niets nieuws heeft ingebracht.
30. Omdat aan de ontbinding een aanvullende vergoeding ter hoogte van de helft van de transitievergoeding wordt verbonden, zal Event Republic gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
31. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt, behoudens voor het geval Event Republic het verzoek intrekt, in welk geval zij met de proceskosten zal worden belast.
32. Omdat het verzoek van Event Republic tot ontbinding wordt toegewezen wordt niet toegekomen aan het verzoek daartoe van [verweerster] ,
33. Uit hetgeen is overwogen in het verzoek vloeit voort dat de gevorderde verklaringen voor recht strekkende tot toekenning van een billijke vergoeding en het rekening houden met de bonus uitkeringen bij de transitievergoeding zullen worden afgewezen,
34. Partijen zijn in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding overeengekomen. De kantonrechter heeft al overwogen dat Event Republic niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De situatie van artikel 7:653 lid 4 BW, dat Event Republic aan het beding geen rechten kan ontlenen, doet zich dan ook niet voor. Nu [verweerster] voor de gevorderde ontheffing geen andere gronden heeft aangevoerd, zal de verzochte verklaring voor recht worden afgewezen.
35. [verweerster] heeft verzocht om een verklaring voor recht ten aanzien van de niet genoten vakantiedagen over 2019. Event Republic heeft dit betwist en zonder verdere onderbouwing gesteld dat [verweerster] over 2019 slechts vijf bovenwettelijke vakantiedagen over had.
36. Het is aan Event Republic om als werkgever een verifieerbare administratie bij te houden van het aantal door [verweerster] genoten vakantiedagen per jaar. Nu een dergelijke onderbouwing van Event Republic bij haar verweer ontbreekt zal de verzochte verklaring worden toegewezen.
37. In de uitkomst ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.