Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoekers verblijven sinds maart 2020 in twee caravans en een bestelbus die staan ter hoogte van de [weg] (het terrein). Op het terrein is het bestemmingsplan ‘Ringweg A10 en omgeving’ (het bestemmingsplan) van toepassing. Het terrein is bestemd als ‘Verkeer-2’ en heeft de functieaanduiding ‘parkeerterrein’.
3. Een toezichthouder van verweerder heeft op 16 oktober 2020 en 29 oktober 2020 controles uitgevoerd op het terrein. Tijdens deze controles is geconstateerd dat er onder andere twee caravans, een bestelbus en een overdekte tent op het terrein zijn geplaatst. Verder stond op het terrein allerlei verzameld materieel zoals een oude aanhanger, een winkelwagentje met kleding, oud ijzer, en dergelijke. Van de controles zijn rapporten van bevindingen op ambtsbelofte opgemaakt.
4. Met de brief van 29 oktober 2020 heeft verweerder aangekondigd het voornemen te hebben met een bestuursdwangbesluit handhavend op te treden indien verzoekers de overtreding niet zelf beëindigen. Verzoekers zijn in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen en hebben dat ook gedaan. Met het bestreden besluit heeft verweerder verzoekers opgedragen vóór 11 december 2020 het strijdig gebruik van het terrein te beëindigen en alle caravans, voertuigen en materieel wat op het terrein staat te verwijderen en verwijderd te houden. Voor verzoekers is een gedoogde plek beschikbaar aan de Westpoortweg 10 te Amsterdam. Indien verzoekers geen uitvoering geven aan het besluit, gaat verweerder over tot verwijdering. Verzoekers moeten de gemaakte kosten daarvan dan volledig aan verweerder betalen.
5. In aanloop naar de zitting van 16 december 2020 heeft verweerder toegezegd geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
6. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij niet naar de Westpoortweg 10 willen, omdat zij in het verleden problemen hebben gehad met de stadsnomaden die daar staan. De stadsnomaden willen hen daar niet hebben en hebben de caravan van verzoekers zelfs weggesleept. Verzoekers hebben de politie gevraagd op te treden tegen de overlast door de andere stadsnomaden, maar de politie heeft dat nooit gedaan. Verzoekers stellen, mede gelet op de harde lockdown, nergens anders terecht te kunnen. De grenzen zijn gesloten, op een camping worden zij niet toegelaten en een woning vinden is ook niet aan de orde. De wachttijden voor een andere standplaats zijn erg lang. Daarbij staan vlakbij het terrein ook andere mensen die verweerder wel gedoogt. Vanwege deze bijzondere omstandigheden dient verweerder volgens verzoekers van handhaving af te zien.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekers het bestemmingsplan en de APV 20081 overtreden. Verweerder heeft gewezen op zijn handhavingsplicht. Alleen onder bijzondere omstandigheden wordt daarvan afgezien en dat is in dit geval niet aan de orde. Na een screening van de groep stadsnomaden door de GGD, hebben verzoekers samen met de andere stadsnomaden een gedoogplek aangeboden gekregen aan de Westpoortweg 10. Daar kunnen zij nu nog steeds terecht. Op de plek waar verzoekers nu staan, worden vanaf het voorjaar van 2021 hockeyvelden gecreëerd.
Oordeel van de voorzieningenrechter
8. Tussen partijen staat niet ter discussie dat verzoekers het bestemmingsplan en de APV 2008 overtreden door de caravans en de bestelbus op het terrein te plaatsen en daar te verblijven.
9. Uit vaste rechtspraak2 volgt dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, verweerder in de regel van zijn handhavingsbevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
10. Met de huidige stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat in dit geval handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden moet worden afgezien. Daarbij zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. Verzoekers hebben tijdens de zitting toegelicht dat zij niet door de GGD zijn gescreend voordat aan hen de standplaats aan de Westpoortweg 10 bij de andere stadsnomaden werd toegewezen. Verweerder heeft die screening ook niet overgelegd. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting uitgelegd dat voor de personen die vlakbij verzoekers staan wel van handhaving wordt afgezien, omdat zij nog nooit eerder bij de stadsnomaden aan de Westpoortweg 10 hebben gestaan. De voorzieningenrechter ziet, gelet op de problemen van verzoekers met de stadsnomaden, niet in waarom verweerder van hen wel verwacht dat zij zich (weer) bij de stadsnomaden aan de Westpoortweg 10 aansluiten zonder dat daar een screening aan ten grondslag ligt. Verder is van belang dat verzoekers geen overlast veroorzaken, uit het zicht staan en dat de werkzaamheden ten behoeve van de hockeyvelden pas in het voorjaar van 2021 starten. Ten slotte speelt mee dat sinds gisteren een ‘harde lockdown’ van kracht is en dat van verzoekers onder deze omstandigheden niet kan worden verwacht dat zij een andere legale standplaats of woning vinden.
11. Het bezwaar van verzoekers heeft dus kans van slagen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in de zin dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van verzoekers. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).