RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/229784-20 (Promis)
Datum uitspraak: 18 december 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam] , locatie [plaats] .
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) zijn, verdachtes arm(en) en/of hand(en) in een zogenaamde wurggreep/nekklem om de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of aldus (gedurende enige tijd) druk heeft uitgeoefend op de keel/hals van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ademnood heeft bekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) zijn, verdachtes arm (en) en/of hand(en) in een zogenaamde wurggreep/nekklem om de keel/hals van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of aldus (gedurende enige tijd) druk heeft uitgeoefend op de keel/hals van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ademnood heeft bekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar,
[slachtoffer] (buitengewoon opsporingsambtenaar handhaving openbare ruimte gemeente Amsterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door
zijn, verdachtes arm(en) en/of hand(en) in een zogenaamde wurggreep/nekklem om de keel/hals van die [slachtoffer] te brengen en/of aldus (gedurende enige tijd) druk uit te oefenen op de keel/hals van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ademnood heeft bekomen;
2:
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar,
[slachtoffer] (buitengewoon opsporingsambtenaar handhaving openbare ruimte gemeente Amsterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] te duwen en/of aan die [slachtoffer] te trekken, en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) naar/tegen de grond te duwen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen), en/of
- (vervolgens) met zijn, verdachtes, lichaam boven op die [slachtoffer] te springen/gaan zitten, en/of
- zijn hand en/of vinger(s) in de mond van die [slachtoffer] te steken en/of (vervolgens) aan zijn wang te trekken.
5 Het bewijs
De rechtbank acht op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1, subsidiair ten laste gelegde:
op 11 september 2020 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, verdachtes armen in een zogenaamde wurggreep/nekklem om de keel van die [slachtoffer] heeft gebracht en aldus gedurende enige tijd druk heeft uitgeoefend op de keel van die [slachtoffer] ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ademnood heeft bekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 11 september 2020 te Amsterdam, een ambtenaar, [slachtoffer] , buitengewoon opsporingsambtenaar handhaving openbare ruimte gemeente Amsterdam, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer] te duwen en aan die [slachtoffer] te trekken, en
- die [slachtoffer] met kracht naar de grond te duwen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen, en
- vervolgens met zijn, verdachtes, lichaam boven op die [slachtoffer] te gaan zitten, en
- zijn vingers in de mond van die [slachtoffer] te steken en vervolgens aan zijn wang te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1, primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.250 (zegge: twaalfhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.250(zegge: twaalfhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Spaargaren, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en Ch.A. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 december 2020.
De voorzitter en jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen