2.2.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 29 september 2020 van de kantonrechter van deze rechtbank (hierna: het vonnis) is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is [eiser] veroordeeld tot ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft daartoe het volgende overwogen:
6. De kantonrechter stelt voorop dat de bewijslast van het ontbrekend hoofdverblijf (…) op Eigen Haard rust. (…)
7. Eigen Haard verwijst ter onderbouwing van haar stelling naar het feit dat zij in de periode van mei 2019 tot en met november 2019 negen onaangekondigde huisbezoeken heeft afgelegd (…), maar [eiser] is nooit in de woning aangetroffen. Eigen Haard verwijst verder naar de verklaringen van twee omwonenden (…) waaruit blijkt dat [eiser] al anderhalf tot twee jaar niet meer bij de woning is gezien, de afrekening warmte- en servicekosten 2018 waaruit blijkt dat [eiser] over het jaar 2018 geen warmte heeft verbruikt, het feit dat uit de bankafschriften van [eiser] over de periode september 2018-september 2019 blijkt dat zijn pintransacties vaker buiten dan binnen [woonplaats] plaatsvonden en dat [eiser] in die periode slechts zes keer boodschappen heeft gedaan in de buurt van de woning. Ter onderbouwing van haar vordering heeft Eigen Haard verder toegelicht dat zij tijdens het huisbezoek op 23 augustus 2019 (…) heeft geconstateerd dat de woning er niet bewoond uitzag. Dat heeft Eigen Haard opgemaakt uit het ontbreken van i) foto’s aan de muur, ii) rommeltjes op tafel of de kasten, iii) fruit op de fruitschaal, iv) producten in de ijskast, v) kleding in de kasten en verder uit het feit dat de banken in de woonkamer en de slaapkamer zo strak waren opgemaakt dat ze eruit zagen als in een advertentie.
8. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] zijn verweer dat hij wel zijn hoofdverblijf in de woning heeft onvoldoende heeft gemotiveerd. [eiser] heeft in de conclusie van antwoord aangevoerd dat hij overdag veel van huis is en dat daarom aan de huisbezoeken (die alle tussen 09.00 uur en 19.00 uur plaatsvonden) niet teveel waarde mag worden gehecht. Gelet op de hoeveelheid tijdstippen waarop [eiser] niet thuis werd aangetroffen, had het op zijn weg gelegen om concreet toe te lichten welke activiteiten hem kennelijk structureel verhinderden om tussen 09.00 en 19.30 uur thuis te zijn. Dat heeft [eiser] nagelaten. Als verklaring voor het feit waarom buren hem lang niet in de flat zagen, heeft [eiser] aangevoerd dat hij in 2018 en 2019 langere periodes bij zijn dementerende moeder in Friesland heeft verbleven. Dat dit daadwerkelijk het geval was, heeft [eiser] op geen enkele wijze onderbouwd. De bankafschriften van [eiser] van de periode september 2018-september 2019 laten eerder een ander beeld zijn. De pintransacties die er zijn geweest, hebben op allerlei verschillende locaties in het land plaatsgevonden. Tevens laten die bankafschriften zien dat er gedurende een jaar nauwelijks pintransacties in de buurt van de woning hebben plaatsgevonden wat opmerkelijk is als [eiser] zijn hoofdverblijf zou hebben (gehad) in de woning. [eiser] heeft daarvoor geen verklaring gegeven, anders dan dat hij een druk bezet man is. Voor het feit dat hij in 2018 geen stookkosten heeft gemaakt, heeft [eiser] als verklaring gegeven dat de woning ongeveer 19 graden is zonder dat de verwarming aanstaat vanwege warmteafgifte van een verwarmingsbuis in de gang. De kantonrechter vindt dat zonder nadere toelichting niet aannemelijk. [eiser] – die al 5 jaar woont in de woning – had dat bijvoorbeeld kunnen toelichten aan de hand van afrekeningen uit eerdere jaren waaruit dan ook zou moeten blijken dat hij geen stookkosten heeft gemaakt. Ook de tijdens de mondelinge behandeling ingenomen stelling dat [eiser] weinig elektra verbruikt, is niet met bewijsstukken onderbouwd. Tegenover het voorgaande in onderlinge samenhang beschouwd – waarbij ook acht wordt geslagen op de omstandigheid dat Eigen Haard tijdens de bezichtiging van de woning (…) nauwelijks kleding van [eiser] en een nagenoeg lege ijskast heeft aangetroffen – zijn de door [eiser] overgelegde schriftelijke verklaringen van twee omwonenden (…) te weinig concreet en specifiek om de onderbouwde stellingen van Eigen Haard te kunnen weerleggen. Andere controleerbare objectieve feiten en omstandigheden waaruit kan blijken dat hij wel zijn hoofdverblijf heeft in de woning, heeft [eiser] niet aangevoerd.
9. De conclusie van het voorgaande is dat voldoende is komen vast te staan dat [eiser] in ieder geval in de periode 2018/2019 niet zijn hoofdverblijf had in de woning.
(…)”.
2.4.
Bij appeldagvaarding met grieven van 12 november 2020 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. De dagvaarding wordt op de rol van 24 november 2020 aangebracht bij het gerechtshof Amsterdam. In de appeldagvaarding heeft [eiser] het gerechtshof verzocht het appel als een spoedappel te behandelen.
2.5.
[eiser] heeft een verklaring van [naam 2] in het geding gebracht waarin, voor zover van belang, het volgende staat:
“(…) Bij deze wil ik vertellen dat [eiser] mijn goeie vriend is sinds 1989 en we af en aan een romantische periode hebben gekend.
Ik zelf heb altijd mijn eigen huishouding gehad en uiteraard zijn er dagen geweest dat we om en om bij elkaar sliepen.
(…)
We zijn nog steeds bevriend, maar al sinds 2016 niet meer romantisch.(…)”