4 De beoordeling
in conventie
4.1.
[eiser] vordert betaling van een tweetal facturen. [gedaagden] betwist dat de gefactureerde werkzaamheden zijn uitgevoerd. Daarnaast is [gedaagden] van mening dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst en vordert [gedaagden] in reconventie de kosten van herstel.
4.2.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de overeengekomen aanneemsom € 29.000,00 inclusief BTW bedraagt en dat [gedaagden] daarvan € 20.000,00 heeft voldaan.
4.3.
Volgens [gedaagden] is hij niet gehouden het resterende bedrag van € 9.000,00 te voldoen omdat de werkzaamheden niet of niet deugdelijk zijn uitgevoerd, de termijn voor oplevering ruimschoots is overschreden en de woning nog niet klaar is om te worden opgeleverd. Ter onderbouwing verwijst [gedaagden] naar de in het geding gebrachte expertiserapporten (2.5 en 2.11). Daaruit kan evenwel niet worden afgeleid dat er werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. De enkele stelling van [gedaagden] dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, hetgeen door [eiser] wordt betwist en in reconventie aan de orde is, is onvoldoende voor het oordeel dat de resterende aanneemsom niet verschuldigd is. De vordering tot betaling van de resterende € 9.000,00 is dan ook toewijsbaar.
Factuur meerwerk
4.4.
[eiser] heeft in februari 2019 ruimschoots na de beëindiging van zijn werkzaamheden een factuur gestuurd betreffende meerwerk. [gedaagden] betwist dat de daarin genoemde aanvullende werkzaamheden zijn overeengekomen, dan wel dat deze door [eiser] zijn uitgevoerd. Ter mondelinge behandeling hebben partijen een toelichting gegeven op de daarin genoemde werkzaamheden.
4.5.
Vooropgesteld wordt dat [gedaagden] ter mondelinge behandeling heeft erkend dat [eiser] enig meerwerk heeft verricht. Verder is gebleken dat partijen dit meerwerk veelal mondeling zijn overeengekomen en dat zij deze afspraken niet schriftelijk hebben vastgelegd. Voor zover zij elkaar hierover telefonische berichten hebben gestuurd, zijn deze niet in het geding gebracht. Nu partijen hebben nagelaten hun afspraken schriftelijk vast te leggen, zal de rechtbank op basis van hetgeen partijen daarover hebben aangevoerd ter mondelinge behandeling moeten vaststellen wat zij ten aanzien van het meerwerk zijn overeengekomen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de rechtbank voorbij gaat aan feiten die niet (voldoende onderbouwd) zijn gesteld en aan feiten die wel (voldoende onderbouwd) zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist. In beginsel rust op [eiser] de stelplicht ten aanzien van het gefactureerde meerwerk.
Tegels (in totaal € 780,00 exclusief BTW)
4.6.
[eiser] vordert betaling van de meerprijs van tegels. Hij voert daartoe aan dat in de aanneemovereenkomst is uitgegaan van € 22,00 per m2 en dat de door [gedaagden] uitgezochte tegels respectievelijk € 40,00 per m2 en € 50,00 per m2 bedroegen. Volgens [eiser] hebben partijen de tegels samen uitgezocht. De tegels kostten oorspronkelijk € 65,00 per m2, maar omdat [eiser] bevriend was met de eigenaar van die winkel heeft [gedaagden] korting gekregen, aldus nog steeds [eiser] .
4.7.
[gedaagden] betwist niet dat partijen samen de tegels hebben uitgezocht en dat de oorspronkelijke prijs van de gekozen tegels vele malen hoger was dan de in de aannemingsovereenkomst overeengekomen prijs van € 22,00 per m2. Partijen zijn het er ook over eens dat [eiser] de tegels voor een lagere prijs kon krijgen. Gelet op het grote prijsverschil tussen de oorspronkelijke m2 prijs van de uitgekozen tegel en de m2 prijs in de aanneemsom valt niet in te zien dat [gedaagden] die bij het uitzoeken van de tegels aanwezig was, niet wist dat de meerprijs van de uitgekozen tegels meerwerk zou opleveren.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagden] het gestelde overeengekomen meerwerk ten aanzien van de tegels onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat dit meerwerk is komen vast te staan.
Kozijnen serre ( € 4.800,00 exclusief BTW)
4.9.
[eiser] heeft aangevoerd dat tijdens de werkzaamheden bleek dat het kozijn in de serre rot was. Hij heeft toen in overleg een geheel nieuw kozijn erin gezet voor € 4.800,00. Volgens [eiser] kun je een kozijn niet deels vervangen. De kosten van het vervangen van twee ramen was al opgenomen in de aanneemsom, aldus [eiser] .
4.10.
Ter mondelinge behandeling heeft [gedaagden] erkend dat hij opdracht heeft gegeven tot het vervangen van één kozijn in de serre. Volgens [gedaagden] zou [eiser] hebben gezegd dat de kosten van het vervangen van één kozijn € 2.300,00 zouden bedragen inclusief de kosten van nieuwe ramen zoals opgenomen in de aanneemsom.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat als onvoldoende gemotiveerd betwist is komen vast te staan dat partijen het gefactureerde meerwerk ten aanzien van de kozijnen zijn overeengekomen. [gedaagden] heeft zijn stelling dat dit meerwerk inclusief de in de aanneemsom opgenomen kosten van vervanging van twee ramen zou zijn, niet verder toegelicht met feiten en omstandigheden waaruit dat blijkt, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Verder is door [gedaagden] niet voldoende weersproken dat het kozijn niet deels vervangen kan worden.
Vloerverwarming ( € 2.000,00 exclusief BTW)
4.12.
[eiser] vordert betaling van het aanleggen van vloerverwarming. Volgens [eiser] bedragen de kosten daarvan € 2.000,00. Volgens [gedaagden] zouden partijen hebben afgesproken dat de kosten € 800,00 zouden bedragen. [eiser] stelt daartegenover dat dit een heel laag bedrag is voor vloerverwarming en vijf groepen en dat de pomp alleen al € 800,00 bedraagt.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank, is als onvoldoende gemotiveerd betwist komen vast te staan dat partijen het gefactureerde meerwerk ten aanzien van de vloerverwarming zijn overeengekomen.
Verwijderen trap en houten vloer, inclusief vloer afwerken (€ 1.500,00 exclusief BTW)
extra container (€ 500,00 exclusief BTW)
4.14.
[eiser] heeft aangevoerd dat [gedaagden] [eiser] opdracht heeft gegeven om een wenteltrap te verwijderen en dat de kosten daarvan € 1.000,00 bedragen. Volgens [eiser] hebben partijen besproken dat als de wenteltrap verwijderd zou worden ook de gehele houten vloer verwijderd moest worden. De kosten daarvan bedragen volgens [eiser] € 1.000,00, te weten € 500,00 euro voor het verwijderen van de vloer en € 500,00 voor een extra container.
4.15.
[gedaagden] heeft erkend dat het verwijderen van de trap meerwerk betreft en dat partijen daarvoor een prijs zijn overeengekomen van € 1.000,00. [gedaagden] betwist echter dat met hem is besproken dat bij het weghalen van die trap de vloer zodanig beschadigd zou raken dat de vloer verwijderd moest worden. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] is de enkele stelling van [eiser] onvoldoende en is niet komen vast te staan dat partijen de gefactureerde kosten voor het verwijderen van de vloer en de extra container zijn overeengekomen.
Vervanging stopcontacten ( € 1.500,00 exclusief BTW)
4.16.
[eiser] heeft aangevoerd dat in opdracht van [gedaagden] alle stopcontacten zijn vervangen. Hij voert daartoe aan dat toen alle muren waren gestukt en geschilderd, bleek dat de stopcontacten geel waren. Samen met [gedaagde sub 2] heeft [eiser] de stopcontacten uitgezocht en gekocht. De materiaalkosten waren € 1.200,00 en de arbeidskosten € 600,00.
4.17.
[gedaagden] heeft hiertegen enkel aangevoerd dat hij niet weet of de stopcontacten vervangen zijn en dat [eiser] volgens [gedaagde sub 2] toen boodschappen heeft gedaan voor zijn eigen huis.
4.18.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagden] hiermee het gestelde overeengekomen meerwerk ten aanzien van de stopcontacten onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat dit is komen vast te staan.
Schuifdeur repareren ( € 800,00 exclusief BTW).
4.19.
[eiser] heeft aangevoerd dat de schuifdeur niet open ging en dat [gedaagden] heeft gevraagd om deze te repareren. Het ophangwerk en het sluitwerk is gerepareerd, aldus [eiser] .
4.20.
[gedaagden] heeft daartegen aangevoerd dat hij heeft gevraagd om naar een lat achter de schuifdeur te kijken, maar dat [eiser] de schuifdeur niet heeft vervangen.
4.21.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagden] hiermee het gestelde meerwerk ten aanzien van de reparatie van de schuifdeur onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat dit is komen vast te staan.
Douchegarnituur ( € 500,00 exclusief BTW)
Douchedrain ( € 300,00 exclusief BTW)
Leveren toilet en fontein ( € 300,00 exclusief BTW)
4.22.
[eiser] heeft aangevoerd dat blijkens de offerte de douchegarnituur, de douchedrain en de fontein niet in de aanneemsom zijn opgenomen en dat de kosten van het leveren van een toilet zien op de kosten van een bidet. Volgens [eiser] wilde [gedaagden] graag een extra bidet.
4.23.
[gedaagden] heeft daartegen slechts aangevoerd dat het het idee van [eiser] was om een bidet te installeren en dat hij ervan uitging dat al deze kosten in de aanneemsom vielen.
4.24.
Nu genoemd sanitair niet in de offerte is opgenomen, heeft [gedaagden] het gestelde meerwerk naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd weersproken zodat het is komen vast te staan.
Vensterbank ( € 300,00 exclusief BTW)
Hang- en sluitwerk € 1.500,00 exclusief BTW)
4.25.
Volgens [eiser] was de vensterbank rot en heeft [gedaagden] aan [eiser] gevraagd deze te vervangen. Verder is al het hang- en sluitwerk binnen vervangen, aldus [eiser] .
[gedaagden] heeft dit betwist. Nu [eiser] heeft nagelaten feiten en omstandigheden te stellen waaruit dit blijkt, is niet komen vast te staan dat partijen het gestelde meerwerk aan de vensterbank en hang- en sluitwerk zijn overeengekomen.
Vloer betegelen trap ( € 225,00 exclusief BTW)
raamkozijn begane grond ( € 250,00 exclusief BTW)
Deurkozijn vervangen ( € 900,00 exclusief BTW)
Garage opruimen en verven ( € 350,00 exclusief BTW)
4.26.
Nu [gedaagden] deze posten niet (voldoende gemotiveerd) heeft weersproken, is het gestelde meerwerk komen vast te staan.
Nieuwe keuken ( € 8.500,00 exclusief BTW)
4.27.
Partijen zijn het erover eens dat het de bedoeling was om de bestaande keuken niet te vervangen. Volgens [gedaagden] moest de keuken uiteindelijk toch worden vervangen omdat de bestaande keuken door toedoen van [eiser] was beschadigd. Volgens [eiser] waren de beschadigingen niet zodanig dat deze keuken geheel vervangen moest worden. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de vraag of de keuken door toedoen van [eiser] moest worden vervangen, omdat ter mondelinge behandeling voldoende is komen vast te staan dat partijen ter beëindiging van hun geschil hierover een afspraak hebben gemaakt. [gedaagden] heeft in de winkel van [eiser] een nieuwe keuken uitgezocht ter waarde van € 14.000,00 en [gedaagden] heeft daarvoor € 5.000,00 betaald. Het gevorderde bedrag aan meerwerk bestaande uit het verschil in waarde van de keuken en het reeds door [gedaagden] betaalde bedrag, is dan ook niet toewijsbaar.
4.28.
Gelet op het voorgaande is het navolgende bedrag aan meerwerk vast komen te staan:
- -
Tegels (zie 4.8.) € 780,00
- -
Kozijnen serre (zie 4.11) € 4.800,00
- -
Vloerverwarming (zie 4.13) € 2.000,00
- verwijderen trap (zie 4.15) € 1.000,00
- -
Stopcontacten (zie 4.18) € 1.500,00
- -
Schuifdeur repareren ( zie 4.21) € 800,00
- -
Toilet en fontein (zie 4.24) € 300,00
- -
Douchegarnituur
en douchedrain (zie 4.24) € 800,00
- -
Vloer betegelen trap (zie 4.26) € 225,00
- -
Raamkozijn (zie 4.26) € 250,00
- -
Garage (zie 4.26) € 350,00
- -
Deurkozijn (zie 4.26) € 900,00
- minus vloer schuren € 1.500,00 -
€ 12.205,00
BTW € 2.563,05
Totaal € 14.768,05
4.29.
Betaling van de meerwerkfactuur is tot een bedrag van € 14.768,05 toewijsbaar. Ook ten aanzien van deze factuur geldt dat de enkele stelling van [gedaagden] dat het uitgevoerde meerwerk niet deugdelijk is verricht, onvoldoende is voor het oordeel dat de factuur tot dit bedrag niet verschuldigd is en daarmee niet toewijsbaar zou zijn.
4.30.
De slotsom in conventie is dat de gevorderde hoofdsom tot een bedrag van in totaal € 23.768,05 in beginsel toewijsbaar is.
4.31.
De gevorderde rente is als onweersproken eveneens toewijsbaar vanaf 12 februari 2019. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagden] eerder dan die datum in verzuim verkeerde ten aanzien van de betaling van het resterende bedrag van de aanneemsom. Uit hetgeen door partijen is aangevoerd volgt niet dat [eiser] eerder dan 5 februari 2019 betaling van het openstaande bedrag van de aanneemsom aan [gedaagden] heeft gevraagd. De rente bedraagt tot de datum van het vonnis € 903,84.
4.32.
Gelet op hetgeen in reconventie is overwogen en beslist slaagt het in reconventie door [eiser] gedane beroep op verrekening, zodat de vordering van [eiser] dient te worden afgewezen.
4.33.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 914,00
- salaris advocaat € 2.148,00 (2,0 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 3.062,00
4.34.
[gedaagden] heeft bij akte wijziging van eis zonder toelichting het petitum van de reconventionele vordering verminderd zoals hiervoor onder 3.4 is weergegeven. Deze akte zat bij de stukken die aan de procesadvocaat van [eiser] voorafgaand aan de zitting waren toegezonden, maar door de behandeld advocaat van [eiser] niet waren ontvangen. Hoewel [eiser] niet heeft kunnen reageren op deze gewijzigde eis, zal de rechtbank toch hiervan uitgaan omdat de wijziging slechts ziet op het laten vervallen van een tweetal vorderingen (te weten de gevorderde dwangsom en de proceskosten van de procedure in kort geding) en [eiser] daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad.
4.35.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst tot aanneming van werk, verwijst [gedaagden] naar het rapport van EBN (zie 2.5) en naar het rapport van SSW (zie 2.11).
4.36.
[eiser] betwist dat sprake is van enig tekortschieten. Hij gaat daarbij in op de punten genoemd in het rapport van EBN en betwist het rapport van SSW.
4.37.
Voor zover de standpunten van [eiser] erop neerkomen dat bepaalde gebreken nog door hem zijn hersteld na inspectie door EBN, gaat de rechtbank hieraan voorbij, nu als onvoldoende weersproken vast staat dat [eiser] na het opmaken van het rapport door EBN niet meer in de woning is geweest. Een aantal van die door [eiser] gestelde herstelde gebreken wordt bovendien nog steeds door SSW geconstateerd.
4.38.
Voor zover [eiser] heeft aangevoerd dat de door [gedaagden] gestelde gebreken niet zien op door [eiser] uitgevoerde dan wel overeengekomen werkzaamheden overweegt de rechtbank als volgt.
4.38.1.
Ten aanzien van de vraag wat is overeengekomen en uitgevoerd, gaat de rechtbank in ieder geval uit van hetgeen daaromtrent in conventie is overwogen en beslist. Nu [eiser] de conclusies van EBN en SSW over deze werkzaamheden onvoldoende (gemotiveerd) heeft weersproken staat vast dat:
- de door [eiser] gelegde tegels in de hal, op de trap, in de wc en in de badkamer gebreken vertonen. Er zijn tegels niet goed gelegd, er zijn tegels kapot, er is sprake van slecht voegwerk en tegels zijn niet goed gehecht;
- -
er sprake is van onvoldoende afschot in de douche en sommige onderdelen van het sanitair niet goed zijn opgehangen;
- -
de vervangen deur naar de garage niet brandwerend is;
- -
op sommige plekken over onderdelen heen geschilderd is en dat dit moet worden schoon gemaakt;
- -
er een lekkage in de serre is;
- -
de vloerverwarming niet afgemonteerd is.
Ten aanzien van deze punten staat daarmee vast dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen.
4.38.2.
Ten aanzien van de volgende door EBN en SSW gestelde gebreken, die niet in conventie aan de orde zijn geweest, heeft [eiser] betwist dat dit werkzaamheden betreffen die door partijen zijn overeengekomen en door hem zijn uitgevoerd. Het gaat daarbij om radiatoren, warm watervoorziening, groepenkastindeling, afwerking van keuken en plinten, mechanische ventilatiesystemen en centrale verwarming. Met betrekking tot de radiotoren is niet voldoende weersproken dat [eiser] de radiotoren heeft verwijderd in verband met het schilderwerk. Zoals [gedaagden] terecht aanvoert mocht hij verwachten dat deze daarna weer zouden worden teruggeplaatst, hetgeen hij niet heeft gedaan. Daarmee is hij tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Ten aanzien van de overige punten is niet komen vast te staan dat deze tot de werkzaamheden van [eiser] behoorden. Deze werkzaamheden zijn niet in de offerte of in de meerwerkfactuur opgenomen en zonder nadere toelichting die ontbreekt, valt niet in te zien dat [eiser] ten aanzien van deze punten is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen.
4.39.
[gedaagden] heeft verder aangevoerd dat door toedoen van [eiser] schade is ontstaan aan de keuken, de vloer, aan een deurbel en als gevolg van verstoppingen. Gelet op hetgeen is overwogen en beslist in conventie hebben partijen al een afspraak gemaakt over de keuken. Voor zover er herstelkosten vanwege beschadigingen worden gevorderd, zijn deze niet toewijsbaar. Ten aanzien van de vloer wordt verwezen naar het kopje keuken en vloer. Ten aanzien van de overige gestelde schade betwist [eiser] dat deze het gevolg zijn van de door hem verrichte werkzaamheden. Nu [gedaagden] zijn stelling op dat punt niet nader hebben toegelicht gaat de rechtbank daaraan voorbij.
4.40.
Tot slot wordt in de rapporten van EBN en SSW nog opgemerkt dat het schilderwerk nog dient te worden nagelopen, dan wel dient te worden beoordeeld. [gedaagden] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat sprake is van ondeugdelijk schilderwerk.
4.41.
Het voorgaande leidt ertoe dat in deze procedure is komen vast te staan dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen zoals weergegeven onder 4.38.1 en 4.38.2.
4.42.
[eiser] biedt ten aanzien van een aantal onderdelen nog aan om dit te herstellen. Met [gedaagden] is de rechtbank van oordeel, dat [eiser] voldoende gelegenheid heeft gehad om hiertoe over te gaan en dat hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Als onvoldoende weersproken staat vast dat [gedaagden] [eiser] regelmatig heeft laten weten dat de werkzaamheden (nog) niet deugdelijk waren uitgevoerd en dat [eiser] nog één keer is langsgekomen maar daarna er niet meer op heeft gereageerd. [gedaagden] kon er dan ook vanuit gaan dat [eiser] niet meer zou nakomen, zoals [gedaagden] ook bij brief van 26 september 2018 aan [eiser] heeft bericht. Het verweer van [eiser] dat hij ten onrechte niet in gebreke is gesteld, wordt dan ook verworpen.
4.43.
[gedaagden] dient dan ook de door [gedaagden] geleden schade als gevolg van zijn tekortschieten te vergoeden. De schade wordt door EBN geraamd op € 15.300,00. Het rapport van SSW komt uit op een veel hoger bedrag, te weten € 54.450,00. Zoals ter mondelinge behandeling al is besproken, is de schadeberekening in de beide rapporten niet verder toegelicht of gespecificeerd. Evenmin is toegelicht waardoor het grote verschil kan worden verklaard. Nu slechts op een enkel punt is geoordeeld dat de door EBN gestelde gebreken geen tekortkoming betreft, terwijl ten aanzien van de extra punten van SWW ten opzichte van EBN is geoordeeld dat dit geen tekortkomingen betreffen, begroot de rechtbank de door [gedaagden] geleden schade aan de hand van het rapport van EBN en wel op € 15.000,00.
4.44.
Ten aanzien van de schade betreffende de lekkage aan de serre heeft [gedaagden] aangevoerd dat de kosten van het verhelpen van deze lekkage € 5.015,45 bedragen. Deze kosten zien op het verwijderen van glas en afwerklijsten, het vervangen van loodslab en het opnieuw inslijpen en voegen. Ter onderbouwing legt [gedaagden] een offerte over. Nu voldoende is komen vast te staan dat deze kosten niet in de schadeberekening van EBN zijn meegenomen en deze kosten het gevolg zijn van door EBN geconstateerde lekkage, komen deze kosten eveneens voor vergoeding in aanmerking. Zoals reeds onder 4.38.1 is overwogen en beslist, is voldoende komen vast te staan dat de lekkage het gevolg is van het door [eiser] uitgevoerde werk. De enkele stelling van [eiser] dat de lekkage waarschijnlijk veroorzaakt is door een raam dat niet door [eiser] is vervangen, is onvoldoende. Indien [eiser] daarover duidelijkheid had willen krijgen, had hij kunnen ingaan op de uitnodiging voor de inspectie door SSW, maar daar heeft hij geen gebruik van gemaakt.
Keuken en vloer
4.45.
[gedaagden] vordert betaling van het door haar betaalde bedrag aan de keuken, aan installatie en voor het aanleggen van electragroepen. Zoals reeds is overwogen en beslist hebben partijen afspraken gemaakt over vervanging van de keuken. Daarmee is de vordering tot vergoeding van het door [gedaagden] overeengekomen te betalen bedrag niet toewijsbaar. Voor zover [gedaagden] nog heeft bedoeld schadevergoeding te vorderen wegens onvolledige installatie van de keuken, dan wordt deze vordering als onvoldoende toegelicht verworpen.
4.46.
[gedaagden] vordert verder vergoeding van € 2.727,45 aan de kosten voor een nieuwe vloer en het leggen daarvan. Ter onderbouwing voert [gedaagden] aan dat hij door toedoen van [eiser] genoodzaakt was een nieuwe vloer aan te leggen, maar dat hij liever de oude vloer had behouden. Gelet op hetgeen in conventie is overwogen over het weghalen van de wenteltrap, is [eiser] gehouden de kosten van deze nieuwe vloer te vergoeden. [eiser] had immers voorafgaand aan het weghalen van de wenteltrap moeten waarschuwen dat dit niet kon zonder de vloer te beschadigen en dat de vloer dan moest worden vervangen. Niet is komen vast te staan dat [eiser] dat heeft gedaan. Voor zover [gedaagden] heeft bedoeld schadevergoeding te vorderen wegens het niet leggen van plinten of andere gebreken, dan wordt deze vordering als onvoldoende toegelicht verworpen.
4.47.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat zij met [eiser] zijn overeengekomen dat de werkzaamheden binnen vier weken na de eerste aanbetaling en daarmee uiterlijk 17 oktober 2017 zouden zijn opgeleverd. Deze periode kon uiterlijk met 10 dagen worden verlengd zoals ook in de offerte is opgenomen aldus [gedaagden] Aangezien [eiser] deze oplevertermijn niet is nagekomen en heeft geweigerd de woning bewoonbaar op te leveren, is [eiser] tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. [gedaagden] kon daardoor niet verhuizen en zijn oude appartement niet verhuren. Hij vordert schade wegens gemiste huurinkomsten van in totaal € 38.250,00.
4.48.
[eiser] betwist dat partijen een oplevertermijn zijn overeengekomen en betwist bovendien dat de woning niet bewoonbaar was. Volgens [eiser] had [gedaagden] bovendien zijn schade moeten en kunnen beperken.
4.49.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, anders dan [gedaagden] stelt, uit de tekst van de offerte niet worden afgeleid dat partijen een oplevertermijn zijn overeengekomen. De 10 dagen die worden genoemd in de offerte zien blijkens de tekst van de offerte op het herstellen van gebreken. Er zijn ook geen andere feiten gesteld of gebleken waaruit volgt dat een uiterste oplevertermijn is overeengekomen. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en beslist staat evenwel vast [eiser] de woning heeft verlaten terwijl niet alle werkzaamheden deugdelijk waren verricht. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, valt echter niet in te zien dat het huis onbewoonbaar was en de gebreken niet konden worden verholpen terwijl [gedaagden] er al woonde. De enkele stelling dat de woning niet gereed was voor oplevering is daartoe onvoldoende. In ieder geval had van [gedaagden] mogen worden verwacht dat zij, zoals ook door [eiser] is gesteld, de door hen geleden schade hadden beperkt. De vordering tot vergoeding van gemiste huurinkomsten is dan ook niet toewijsbaar.
4.50.
De door [gedaagden] gevorderde expertisekosten van € 2.395,80 komen voor vergoeding in aanmerking.
4.51.
Gelet op het voorgaande is de vordering van [gedaagden] toewijsbaar tot een bedrag van € 25.138,70. [gedaagden] maakt tevens aanspraak op vergoeding van rente vanaf de datum van intreden van het verzuim. Nu daartegen geen verweer is gevoerd wordt deze vordering toegewezen vanaf 1 oktober 2018. De rente bedraagt tot de datum van dit vonnis € 1.140,54.
4.52.
De reconventionele vordering van [gedaagden] bedraagt tot de datum van dit vonnis daarmee in totaal € 26.279,24. [eiser] heeft een beroep op verrekening gedaan met zijn conventionele vordering van in totaal € 24.671,89. Dat beroep op verrekening slaagt. Als gevolg daarvan is de vordering van [gedaagden] toewijsbaar tot een bedrag van € 1.607,35 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.
4.53.
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.074,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.074,00)
Totaal € 1.074,00