2 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 april 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door op korte afstand (met consumptie) in en/of in de richting van het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te spugen, althans te hoesten en/of te kuchen;
2.
hij op of omstreeks 12 april 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd door op korte afstand (met consumptie) in en/of in de richting van het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te spugen, althans te hoesten en/of te kuchen;
3.
hij op of omstreeks 12 april 2020 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het openbaar en/of in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: ‘Vieze homo’s’, en/of ‘kankerhomo’s’, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 2:
op 12 april 2020 te Amsterdam, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd door op korte afstand in het gezicht van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te spugen;
Ten aanzien van feit 3:
op 12 april 2020 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het openbaar en in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: “kankerhomo’s”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
10 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2 en feit 3:
telkens: eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 50 (vijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 (vijfentwintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 400,- (vierhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 april 2020, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 400,- (vierhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de
wettelijke rente daarover vanaf 12 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 april 2020, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de
wettelijke rente daarover vanaf 12 april 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 mei 2021.